Author Archives: ahmed4334

User Avatar

Author: ahmed4334

my bio

Landsverordening Universiteit van Aruba AB 1988 no. 100

*************************

AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : LANDSVERORDENING, houdende voorzieningen met betrekking tot de oprichting en de inrichting van de Universiteit van Aruba
Citeertitel: Landsverordening Universiteit van Aruba
Vindplaats : AB 1988 no. 100
Wijzigingen: AB 1996 no. 72; AB 2007 no. 1111; AB 2009 no. 75; AB 2012 no. 9

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Minister : minister, belast met onderwijs; Universiteit : de Universiteit van Aruba.
Artikel 2
1. Er is een Universiteit, gevestigd te Oranjestad in Aruba. 2. De Universiteit is rechtspersoon. 3. De Universiteit treedt in het rechtsverkeer op onder de naam Universiteit van Aruba en is bij uitsluiting gerechtigd tot het voeren van deze naam en de vertalingen daarvan.
Artikel 3
1. De Universiteit heeft in elk geval tot taak door het geven van hoger onderwijs: a. voor te bereiden op het bekleden van maatschappelijke functies, waarvoor een hogere opleiding vereist is of dienstbaar kan zijn; b. te bevorderen het inzicht in de samenhang der wetenschappen alsmede het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. 2. Zij staat ten dienste van de beoefening der wetenschap en het wetenschappelijk onderzoek, zulks mede ten behoeve van hen, die zich door middel van hoger onderwijs verder wensen te bekwamen. 3. Zij kan tevens, al dan niet in samenwerking met derden, cursussen verzorgen ten behoeve van hen, die zich door middel van hoger onderwijs verder wensen te bekwamen.
Artikel 4
De Universiteit bevordert zoveel mogelijk een doelmatige samenwerking met de andere centra van wetenschapsbeoefening en hoger onderwijs in en buiten Aruba.
Artikel 5
1. De Universiteit omvat ten minste één faculteit: de faculteit der rechtsgeleerdheid.
Deze wijziging werkt terug tot en met 1 augustus 2005
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen andere faculteiten worden ingesteld.
Artikel 6
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen aan de Universiteit instituten worden verbonden die, al dan niet in samenwerking met in andere landen gevestigde wetenschappelijke instellingen, werkzaam zijn op het terrein van het wetenschappelijk onderzoek.
HOOFDSTUK II
Het bestuur
Artikel 7
1. Het bestuur van de Universiteit wordt uitgeoefend door een college van curatoren. Dit college bestaat uit ten minste vier en ten hoogste acht leden. 2. De leden van het college van curatoren worden benoemd en ontslagen bij landsbesluit. Het college van curatoren dient voor elke opengevallen plaats een voordracht in, welke ten minste twee namen bevat. Curatoren worden voor een periode van vier jaren benoemd en zijn opnieuw benoembaar. 3. Met het einde van het studiejaar, waarin een curator de leeftijd van vijfenzestig jaren heeft bereikt, wordt hem bij landsbesluit eervol ontslag verleend. 4. Bij landsbesluit wordt uit leden van het college van curatoren de president-curator benoemd, die tevens voorzitter van het college is. Bij diens afwezigheid of ontstentenis wordt hij vervangen door een andere curator, door het college aangewezen. 5. De president-curator vertegenwoordigt de Universiteit in en buiten rechte. 6. De president-curator en de overige curatoren ontvangen een door de minister vastgestelde vergoeding. 7. Het college van curatoren stelt een reglement voor zijn werkwijze op.
Artikel 8
1. Het college van curatoren bevordert het onderwijs en de wetenschapsbeoefening aan de Universiteit, en houdt voortdurend toezicht op al wat de Universiteit aangaat. Het draagt zorg voor de huisvesting en voor het doelmatig beheer van de financiën en van de goederen van de Universiteit, voor een goed personeelsbeleid en beheer, alsmede voor de voorzieningen ten behoeve van de studenten. 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 24 stelt het college van curatoren, de adviesraad gehoord, regelen vast voor de vakanties. 3. Het college van curatoren zendt jaarlijks vóór 1 november aan de Minister een verslag over de Universiteit met betrekking tot het afgelopen studiejaar.
Artikel 9
1. Er is een dagelijks bestuur, bestaande uit de president- curator, zijn plaatsvervanger en de rector. 2. De president-curator is voorzitter van het dagelijks bestuur.
2
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
3. Het dagelijks bestuur is bevoegd, onder door het college van curatoren te stellen voorwaarden en richtlijnen, namens het college te besluiten en te adviseren.
Artikel 10
1. De rector wordt benoemd uit de leden van het wetenschappelijk of het overige docerend personeel. Zijn benoeming, schorsing of ontslag geschieden bij landsbesluit, op voordracht van het college van curatoren. De voordracht tot benoeming geschiedt eerst nadat het college overlegd heeft met de faculteit, waar betrokkene werkzaam is. 2. Met het einde van het studiejaar waarin de rector de leeftijd van zestig jaren heeft bereikt, wordt hem eervol ontslag verleend. 3. Indien er sprake is van gewichtige redenen, kan in het belang van de Universiteit worden afgeweken van de leeftijdsgrens, bedoeld in het tweede lid. 4. De rector is belast met de leiding van en het toezicht op de dagelijkse gang van zaken binnen de Universiteit, onder door het dagelijks bestuur te stellen voorwaarden en richtlijnen. 5. De rector is de eerst verantwoordelijke voor een goede gang van zaken in onderwijs en onderzoek. 6. De rector treedt in het verkeer met andere centra van wetenschapsbeoefening, voor zover betreft onderwijs en onderzoek, op namens de Universiteit.
HOOFDSTUK III
Het personeel
Artikel 11
Het personeel van de Universiteit bestaat uit het wetenschappelijk personeel, het overige docerend personeel en het niet-docerend personeel.
Artikel 12
1. Het wetenschappelijke personeel wordt gevormd door: a. de gewone hoogleraren; b. de buitengewone hoogleraren; c. de wetenschappelijke hoofdmedewerkers; d. de wetenschappelijke medewerkers eerste klasse; e. de wetenschappelijke medewerkers; f. de wetenschappelijke assistenten. 2. Het docerend personeel van de faculteiten voor hoger beroepsonderwijs wordt gevormd door: a. de docenten; b. de deeltijddocenten. 3. De in het eerste en tweede lid genoemde leden van het wetenschappelijk en het overige docerend personeel kunnen voor een of meer jaren dan wel voor een bepaald gedeelte van een studiejaar benoemd worden. Zij zijn weder benoembaar.
Artikel 13
1. Het wetenschappelijk personeel en het overige docerend personeel wordt, op voordracht van het college van curatoren, bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen. Het college doet de voordracht
3
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
na overleg met de desbetreffende faculteitsraad. Een voordracht voor de benoeming van een lid van het wetenschappelijk personeel, niet zijnde een gewoon of buitengewoon hoogleraar, en van het overige docerend personeel geschiedt eerst, nadat de Minister met de vervulling van de vakature heeft ingestemd. 2. Het wetenschappelijk en het overige docerend personeel kan bij de benoeming worden belast met een gedeeltelijke dagtaak. 3. Met het einde van het studiejaar waarin een lid van het wetenschappelijk personeel of het overige docerend personeel de leeftijd van zestig jaren heeft bereikt, wordt hem eervol ontslag verleend. 4. Indien er sprake is van gewichtige redenen, kan in het belang van de Universiteit worden afgeweken van de leeftijdsgrens, bedoeld in het derde lid.
Artikel 14
1. Voordat het college van curatoren een voordracht doet voor de benoeming van een gewone of buitengewone hoogleraar, stelt het de Minister in kennis van het bestaan van een vacature voor de desbetreffende functie. De Minister stelt na ontvangst van deze kennisgeving een commissie in bestaande uit ten minste vijf leden. 2. De president-curator en de rector zijn ambtshalve lid van deze commissie. De president-curator is belast met het voorzitterschap. Deze commissie heeft tot taak een advies terzake van de benoembaarheid van de betrokkene aan het college van curatoren uit te brengen. Het advies bevat mede een lijst van de door de betrokkene geschreven verhandelingen en verrichte onderzoekingen van wetenschappelijke aard. Het advies wordt door het college van curatoren bij de voordracht gevoegd.
Artikel 15
De benoeming van het wetenschappelijk en het overige docerend personeel geschiedt met vermelding van de faculteit waarin zij worden benoemd, onder omschrijving van hun leeropdracht. Aan hen kan mede een leeropdracht worden gegeven in een faculteit waarin zij niet zijn benoemd.
Artikel 16
De rechtspositie van het wetenschappelijk en het overige docerend personeel, alsmede van de rector, wordt bij hun benoemingsbesluit geregeld. Daarbij kunnen regelingen, vastgesteld voor ambtenaren in Landsdienst, geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard.
Artikel 17
Het college van curatoren kan, op voordracht van de desbetreffende faculteitsraad, gastdocenten uitnodigen tot het geven van een of meer voordrachten.
Artikel 18
1. Het college van curatoren benoemt en ontslaat het niet-docerend personeel, na toestemming van de Minister. Het college van curatoren schorst het niet docerend personeel. 2. De arbeidsvoorwaarden van het niet-docerend personeel komen zoveel mogelijk overeen met die van de ambtenaren in Landsdienst.
4
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK IV
De adviesraad en de faculteitsraad
Artikel 19
1. Het college van curatoren verstrekt de adviesraad de gevraagde inlichtingen betreffende zijn handelingen en pleegt regelmatig overleg met de raad. 2. De adviesraad stelt in overeenstemming met het college van curatoren richtlijnen vast voor de organisatie en de coördinatie van het onderwijs en het onderzoek.
Artikel 20
1. De adviesraad wordt gevormd door de rector en de decanen der faculteiten. 2. De rector is voorzitter van de adviesraad. 3. Het reglement van de adviesraad bevat nadere regelen betreffende de werkzaamheden van de raad. Het reglement behoeft de goedkeuring van het college van curatoren.
Artikel 21
1. De faculteitsraad is belast met de zorg voor het onderwijs en onderzoek in de desbetreffende faculteit. 2. De faculteitsraad stelt, onder goedkeuring van de adviesraad en met inachtneming van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, het studieprogramma en de regeling der tentamens en examens vast.
Artikel 22
1. De faculteitsraad wordt gevormd door vertegenwoordigers van de volgende sectoren binnen de desbetreffende faculteit: a. het wetenschappelijk of het overige docerend personeel; b. de studenten; c. het niet-docerend personeel. 2. De zetels in de faculteitsraad zijn voor ten minste twee derde bestemd voor leden van het wetenschappelijk of het overige docerend personeel van de faculteit en voor het overige voor de studenten en voor de leden van het niet-docerend personeel. 3. De faculteitsraad kiest telkens voor de duur van een studiejaar uit zijn midden een voorzitter. Deze draagt de titel van decaan van de faculteit. 4. Het faculteitsreglement omvat nadere regelen betreffende de omvang en de samenstelling van de raad, de wijze van verkiezingen en de werkzaamheden van de raad. Het reglement behoeft de goedkeuring van het college van curatoren, de adviesraad gehoord.
Artikel 23 (vervallen)
5
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK V
Het onderwijs en de examens
§ 1 Het onderwijs
Artikel 24
Het studiejaar vangt aan op de tweede vrijdag in september.
Artikel 25
1. Het recht tot het bijwonen van het onderwijs gedurende een studiejaar, wordt verkregen door de inschrijving als student aan de Universiteit, tegen overlegging van het bewijs, dat het verschuldigde inschrijvings- en collegegeld is betaald of vrijstelling van collegegeld wordt genoten. 2. Behoudens in door het college van curatoren te bepalen gevallen wordt een student die de bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde maximale studieduur heeft overschreven, niet meer als student ingeschreven. 3. Het college van curatoren merkt in ieder geval de omstandigheid dat een student naast zijn studie over een volledige betaalde werkkring beschikt aan als een bijzonder geval. 4. Behoudens het bepaalde in artikel 34 kan alleen diegene als student worden ingeschreven die voldoet aan de in artikel 30 bedoelde toelatingseisen voor het afleggen van de examens.
Artikel 26
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan voor een of meer faculteiten aan de Universiteit het hoogste aantal studenten worden vastgesteld, dat bij de aanvang van het volgende studiejaar voor het eerste cursusjaar van die faculteit kan worden ingeschreven.
Artikel 27
1. De inschrijving als toehoorder voor het bijwonen van het onderwijs of een gedeelte daarvan anders dan ter voorbereiding op het afleggen van een der bij of krachtens deze Landsverordening geregelde examens is, tegen betaling van het verschuldigde inschrijvings- en collegegeld, mogelijk, tenzij naar het oordeel van de rector hiertegen zwaarwegende bezwaren bestaan. 2. Aan de toehoorder wordt op zijn verzoek door de raad van de desbetreffende faculteit een verklaring uitgereikt, bevattende een opsomming van de door hem gevolgde vakken of modules, de periode gedurende welke dit is geschied, alsmede ingeval van een gunstige resultaat de vakken of modules, waarin door hem een proeve van bekwaamheid is afgelegd.
§ De faculteiten
Artikel 28
1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt vastgesteld in welke vakken of modules in de faculteit der rechtsgeleerdheid onderwijs wordt gegeven, alsmede welke studierichtingen zij omvat. 2. Tenzij in voormeld landsbesluit anders is bepaald, kan in elke
6
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
studierichting een bachelorexamen worden afgelegd en daarop volgend een masterexamen. Dit landsbesluit stelt voor elk dezer examens de vakken of modules vast alsmede de maximale studieduur voor het behalen van het examen. Daarin worden tevens regelen gesteld omtrent het telkens, na het met goed gevolg afgelegd hebben van een der bedoelde examens, af te geven getuigschrift.
Artikel 29
1. Ingeval krachtens artikel 5, tweede lid, een andere faculteit is ingesteld, regelt het in dat artikellid bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, welke studierichtingen die faculteit omvat en in welke vakken of modules onderwijs wordt gegeven. 2. Het in het eerste lid bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan bepalen dat in elke studierichting een propaedeutisch examen kan worden afgelegd en daarop volgend een bachelorexamen en voor zover aangeboden daarop volgend een masterexamen. 3. In dit geval worden bij dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voor elk der examens de vakken of modules vastgesteld alsmede de wijze waarop de examens worden afgenomen en de maximale studieduur voor het behalen van het examen. Daarin worden tevens regelen gesteld omtrent het telkens, na het met goed gevolg afgelegd hebben van een der examens, af te geven getuigschrift. 4. In geval de in het eerste lid bedoelde studierichtingen niet leiden tot een propaedeutisch examen en daarop volgend een bachelor- examen en voor zover aangeboden daarop volgend een masterexamen als in het tweede lid bedoeld, wordt bij het in het eerste lid bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, tevens een regeling getroffen met betrekking tot de inrichting en maximale duur van de opleiding, alsmede de vakken of modules van het examen dan wel van afzonderlijke onderdelen daarvan, het tijdstip en de wijze waarop het examen in de vakken of modules dan wel de onderdelen daarvan wordt afgenomen.
§ 3 De examens
Artikel 30
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de toelatingseisen vastgesteld voor het afleggen van de examens in de aan de Universiteit ingestelde faculteiten.
Artikel 31
Tot het afnemen van de examens stelt de faculteitsraad een commissie in van ten minste drie leden van het wetenschappelijk of het overige docerend personeel.
Artikel 32
Voor het afleggen van de examens is een examengeld verschuldigd.
Artikel 33
1. De student die rechtstreeks in zijn belang is geschaad door een besluit, waarbij de uitslag van een examen of een onderdeel daarvan is vastgesteld, dan wel door de wijze waarop een examen of onderdeel daarvan is afgenomen, kan, bij een met redenen omkleed beroepschrift,
7
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
beroep instellen bij een door de adviesraad ingestelde commissie van beroep. 2. Het beroep kan worden ingesteld op grond van strijd met bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde regelen, dan wel met de redelijkheid of billijkheid. 3. Indien de commissie van beroep het beroep gegrond acht, kan zij bepalen dat opnieuw in de zaak wordt beslist, dan wel dat het examen of een onderdeel daarvan opnieuw wordt afgenomen, onder door de commissie van beroep te stellen voorwaarden. 4. De adviesraad kan nadere regelen geven omtrent het in de vorige leden bepaalde.
Artikel 34
1. Hij die de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt en die niet voldoet aan de toelatingseisen, die krachtens artikel 30 met betrekking tot de door hem gekozen faculteit zijn gesteld, kan niettemin tot examens in die faculteit worden toegelaten op grond van een verklaring van de faculteitsraad, dat hij bij een onderzoek, vanwege die raad ingesteld, blijk heeft gegeven van voldoende ontwikkeling en geschiktheid voor het volgen van het onderwijs in de desbetreffende faculteit. 2. De bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, te stellen eisen alsmede het tijdstip of de tijdstippen waarop het onderzoek jaarlijks plaatsvindt, worden door de desbetreffende raad vastgesteld.
HOOFDSTUK VI
De doctoraten
Artikel 35
1. Aan de Universiteit kan door middel van de promotie een doctoraat worden verworven in de rechtsgeleerdheid. 2. Ingeval krachtens artikel 5, tweede lid, een andere faculteit wordt ingesteld, wordt voor zover de studie in die faculteit wordt afgerond met een masterexamen, in het desbetreffende landsbesluit tevens de verwerving van het doctoraat in die faculteit geregeld.
Artikel 36
1. De toekenning van het doctoraat geschiedt door de adviesraad op de wijze, die bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nader wordt geregeld. 2. De adviesraad heeft het recht om, wegens uitstekende verdiensten, op voordracht van een faculteitsraad, aan Nederlanders of buitenlanders, het doctoraat honoris causa te verlenen. 3. Bij het in het eerste lid bedoelde landsbesluit worden de inrichting van de promotie en wat verder daarop betrekking heeft, nader geregeld.
HOOFDSTUK VII
De titulatuur
Artikel 37
1. Bij het in artikel 28, eerste lid, bedoelde landsbesluit,
8
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
houdende algemene maatregelen, wordt bepaald, in welke studierichtingen door het met goed gevolg afgelegd hebben van het bachelor- en master- examen, respectievelijk de graad Bachelor op het gebied van het recht en de graad Master op het gebied van het recht wordt verkregen. 2. Bij het in artikel 5, tweede lid, bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald of een, en zo ja welke, graad aan het behalen van de daarin geregelde examens wordt verbonden. Daarbij wordt tevens geregeld welke titel na het behalen van een graad gevoerd mag worden.
Artikel 38
1. Door de verkrijging van de graad Bachelor op het gebied van het recht wordt het recht verkregen op het voeren van de titel Bachelor of Laws, afgekort tot LL.B. 2. Door de verkrijging van de graad Master op het gebied van het recht wordt het recht verkregen op het voeren van de titel Master of Laws, afgekort tot LL.M. en het recht tot het voeren van de titel meester in de rechten, afgekort tot mr. De rechthebbende draagt naar keuze één van de voornoemde titels. 3. De titel, afgekort tot LL.B. of LL.M., wordt achter de naam geplaatst. De titel, afgekort tot mr. wordt vóór de naam geplaatst.
Artikel 39
1. Door de verwerving van het doctoraat aan de Universiteit wordt het recht verkregen op het voeren van de titel doctor. 2. De titel wordt, afgekort tot dr., vóór de naam geplaatst.
Artikel 40
1. Behoudens in dit opzicht elders verkregen rechten, wordt een bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde titel uitsluitend gevoerd door degene, die het recht op het voeren daarvan bij deze landsverordening heeft verkregen. 2. Daarenboven kan de Minister, de advies raad gehoord, op een daartoe strekkend verzoek toestaan dat een van de bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde titels wordt gevoerd door degene, die heeft aangetoond elders met goed gevolg een examen te hebben afgelegd dat aldaar toegang geeft tot de promotie en op grond waarvan in het overeenkomstige geval hier te lande het recht op het voeren van de betrokken titel zou zijn verkregen.
Hoofdstuk VIII De financiën
Artikel 41
De inkomsten van de Universiteit bestaan uit: a. een jaarlijkse bijdrage van het Land; b. de college en examengelden; c. schenkingen, erfstellingen en legaten; d. inkomsten uit verleende diensten; e. inkomsten uit vermogen; f. andere inkomsten.
Artikel 42
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld
9
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
de bedragen van het inschrijvingsgeld, het collegegeld en het examengeld en worden tevens de wijze van betaling, de vrijstelling, de vermindering en de terugbetaling daarvan geregeld.
Artikel 43
1. Het dienstjaar van de Universiteit valt samen met het kalenderjaar. 2. Het college van curatoren stelt jaarlijks de begroting van de Universiteit voor het komende dienstjaar op. 3. De begroting wordt ingericht volgens door de Minister te stellen regelen en wordt vóór 1 maart van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, bij hem ter goedkeuring ingediend. 4. De goedkeuring wordt door de Minister eerst verleend nadat de bijdrage van het Land bij landsverordening is vastgesteld. Zolang voor enig dienstjaar de bijdrage van het Land nog niet is vastgesteld, wordt aan het college van curatoren een voorschot verstrekt volgens door de Minister te stellen regelen. 5. Zolang de voor enig dienstjaar ingediende begroting nog niet is goedgekeurd, is het college van curatoren gemachtigd voor elke maand van dat jaar uitgaven te doen ten belope van een twaalfde gedeelte van de laatstelijk goedgekeurde begroting. 6. Het college van curatoren doet ten behoeve van de Universiteit de noodzakelijke uitgaven binnen de grenzen der begroting. 7. Het college van curatoren stelt jaarlijks een verslag op van de werkzaamheden van de Universiteit gedurende het laatste dienstjaar, waarin tevens een volledig beeld van de financiële toestand van de Universiteit wordt gegeven. De financiële verantwoording, bestaande uit balans en resultatenrekening, moet worden gecertificeerd door de Directeur van de Centrale Accountantsdienst. 8. Het college van curatoren biedt dat verslag binnen zes maanden na afloop van het jaar waarop het verslag betrekking heeft, aan de Minister en de minister van Financiën aan.
Artikel 44
Aan vooraf verleende schriftelijke goedkeuring van de Minister zijn onderworpen de besluiten van het college van curatoren betreffende: a. het aangaan van geldleningen en het uitlenen van gelden; b. het onder bezwarende titel verkrijgen, het vervreemden en het bezwaren van onroerende zaken, het overdragen en het verpanden van vermogensrechtelijke vorderingen; c. het aanvaarden of verwerpen van aan de Universiteit vermaakte erfstellingen, legaten of gedane schenkingen; d. het verhuren of het op andere wijze voor langer dan drie maanden in gebruik afstaan van bij de Universiteit in gebruik zijnde gebouwen, terreinen en andere zaken; e. het treffen van dadingen of het opdragen van een bestaand geschil aan de beslissing van scheidsmannen; f. het voeren van rechtsgedingen of het berusten in tegen de Universiteit ingestelde rechtsvorderingen; g. het aangaan van overeenkomsten omtrent tegen vergoeding vanwege of ten behoeve van de Universiteit te verrichten onderzoekingen en andere werkzaamheden van onderwijskundige en wetenschappelijke aard.
10
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Hoofdstuk IX
Tucht- en strafbepalingen
Artikel 45
1. De rector is belast met de handhaving van de orde in de Universiteit. 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, waarschuwt hij de betrokkene. Indien hij van oordeel is, dat met een waarschuwing zijnerzijds niet kan worden volstaan, maakt hij de zaak aanhangig bij een hiertoe door het college van curatoren samen te stellen commissie, bestaande uit leden van het wetenschappelijk of het overige docerend personeel. Deze commissie stelt de betrokkene in de gelegenheid te worden gehoord en geeft een gemotiveerde uitspraak, die schriftelijk aan hem wordt medegedeeld. 3. De uitspraak kan inhouden ontzegging van de toegang tot de Universiteit voor ten hoogste vijf jaren. Onder deze ontzegging is begrepen, zo daarbij niet anders is bepaald, de ontzegging van de toegang tot de colleges, de wetenschappelijke inrichtingen en verzamelingen, en de praktische oefeningen en examens. 4. Van de uitspraak, inhoudende ontzegging, als bedoeld in het vorige lid, kan betrokkene binnen tien dagen na ontvangst daarvan, schriftelijk en gemotiveerd beroep instellen bij het college van curatoren. 5. Dit beroep schort de tenuitvoerlegging niet op. 6. Het college stelt een reglement vast waarin de procedure wordt geregeld, die gevolgd wordt bij de behandeling van het beroep. 7. De klager zal gelegenheid hebben zijn bezwaren mondeling toe te lichten. 8. De uitspraak in beroep kan treden in de plaats van de vernietigde beslissing.
Artikel 46
Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn, het onderwijs aan de Universiteit bijwoont, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste Afl. 250,-. Het strafbare feit wordt beschouwd als een overtreding.
Artikel 47
Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn een van de bij of krachtens deze landsverordening vermelde titels voert, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste Afl. 300,-. Het strafbare feit wordt beschouwd als een overtreding.
HOOFDSTUK X
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 48
1. De aan het Land toebehorende, voor de Universiteit bestemde, onroerende en roerende zaken, alsmede de door het Land, voor de Universiteit, aangegane verplichtingen gaan over op de Universiteit, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd, dan wel een nadere rechtshandeling behoeft te worden verricht.
11
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
2. Onder de in het vorige lid bedoelde verplichtingen vallen mede de arbeidsovereenkomsten die het Land voor de Universiteit heeft aangegaan. 3. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 7, 10 en 13 zijn zij die voor de inwerkingtreding van deze landsverordening zijn aangewezen als president-curator, curator, rector of lid van het wetenschappelijke personeel, benoemd tot president-curator, curator, rector of lid van het wetenschappelijke personeel van de Universiteit. 4. De eerste financiële verantwoording betreft de periode vóór 9 september 1988.
Artikel 49
1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba. 2. Deze landsverordening kan worden aangehaald als Landsverordening Universiteit van Aruba.

Landsbesluit instelling faculteit Arts and Science Universiteit van Aruba AB 2009 no. 82

*************************

AB 2009 no. 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : LANDSBESLUIT, van 27 augustus 2009 houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van de artikelen 5, tweede lid, 29, eerste en vierde lid, 30 en 37, tweede lid, van de Landsverordening Universiteit van Aruba (AB 1988 no. 100)
Citeertitel: Landsbesluit instelling faculteit Arts and Science Universiteit van Aruba
Vindplaats : AB 2009 no. 82
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

Artikel 1
1. De Universiteit van Aruba omvat de faculteit Arts and Science, afgekort FAS. 2. Het onderwijs binnen de faculteit Arts and Science kan ten minste de volgende studies omvatten: a. Social Work and Development; b. Organization, Governance and Management; c. Health Studies; d. Political Studies; e. Environmental Studies; f. Language, Communication and Information; g. Education Studies, en h. Culture, Art and Creativity. Artikel 2
1. De minister, belast met onderwijs, beslist, afhankelijk van de vraag daarnaar en op advies van het college van curatoren, welke studie, genoemd in artikel 1, tweede lid, van start zal gaan en ook op welk moment dit zal plaatsvinden. Deze beslissing wordt schriftelijk vastgelegd. 2. De minister, belast met onderwijs, beslist, afhankelijk van de vraag daarnaar, of de aan te bieden studie, hetzij op bachelor-, hetzij op masterniveau, of op beide niveaus, zal worden georganiseerd.
Artikel 3
1. Het onderwijs binnen de faculteit Arts and Science wordt in de Engelse taal verzorgd. 2. In afwijking van het eerste lid, kan afhankelijk van de studentenpopulatie, de beschikbare materialen en de eindtermen van de studie het onderwijs in de Nederlandse of de Spaanse taal of het Papiamento worden verzorgd.
Artikel 4
De faculteit Arts and Science heeft tot taak door het geven van wetenschappelijk onderwijs: a. academische kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes ten aanzien van de vakgebieden van de studies, genoemd in artikel 1, tweede lid, te bevorderen; b. de ontwikkeling van brede en integrale kennis met betrekking tot de organisatie en het management in de betrokken studiegebieden en
************************* AB 2009 no. 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
relevante beroepsgebieden te stimuleren; c. bij te dragen aan de persoonlijke vorming en integrale ontwikkeling van de student.
Artikel 5
1. Afhankelijk van het instroomniveau van de student kan de bachelorfase van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde studies, een duur van drie tot vier jaren hebben. 2. De studies, bedoeld in het eerste lid, worden afgesloten met het bachelorexamen. Dit examen is opgebouwd uit deeltentamens, ter toetsing van de volgende onderdelen: a. algemene ontwikkeling; b. academische ontwikkeling; c. praktijk ontwikkeling. 3. Het onderdeel algemene ontwikkeling omvat in alle in artikel 1, tweede lid, genoemde studies de volgende elementen: a. communicatieve vaardigheden; b. persoonlijke vaardigheden; c. sociaal-culturele vaardigheden; d. wetenschappelijke vaardigheden, met name onderzoeksvaardigheden en academisch denken en handelen; e. wetenschapsfilosofie; f. kennis van sociale en culturele fundamenten van Aruba en het Caraïbisch gebied. 4. Het onderdeel academische ontwikkeling omvat ten minste de in bijlage I vermelde elementen. 5. Alle onderdelen voor de bacheloropleiding in de studies, genoemd in artikel 1, tweede lid, worden door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, vastgesteld. Het praktijkonderdeel omvat in elk geval een projectstage en een afstudeeropdracht. 6. Tot de uitvoering van de afstudeeropdracht voor de bacheloropleiding wordt slechts toegelaten de student die aan de volgende voorwaarden heeft voldaan: a. alle modules binnen de desbetreffende onderwijscomponenten in het eerste en tweede studiejaar naar oordeel van de faculteitsraad met succes heeft afgerond; b. minimaal 70% van de totale studiepunten van het bachelorprogramma heeft behaald; c. een gemiddeld eindcijfer van 7 heeft voor de reeds behaalde modules, met dien verstande dat voor elke module minstens het cijfer 6 is behaald. 7. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie toestaan dat een student die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b of c, wordt toegelaten tot de uitvoering van de afstudeeropdracht voor de bacheloropleiding. Om in aanmerking te kunnen komen voor deze uitzondering dient de student een gemotiveerd verzoek in bij de voorzitter van de Examencommissie. Binnen vier weken, na indiening van het verzoek, ontvangt de verzoeker een antwoord van de Examencommissie.
Artikel 6
1. De masteropleiding in de studies, genoemd in artikel 1, tweede lid, wordt afgesloten met een examen. Dit examen is opgebouwd uit deeltentamens, ter toetsing van de volgende onderdelen: a. algemene ontwikkeling; b. academische ontwikkeling;
2
************************* AB 2009 no. 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
c. praktijk ontwikkeling. 2. Het onderdeel algemene ontwikkeling omvat voor alle in artikel 1, tweede lid, genoemde studies de volgende elementen: a. communicatieve vaardigheden; b. persoonlijke vaardigheden; c. sociaal-culturele vaardigheden; d. wetenschappelijke vaardigheden, met name onderzoeksvaardigheden en academisch denken en handelen; e. wetenschapsfilosofie. 3. Het onderdeel academische ontwikkeling omvat ten minste de in bijlage II vermelde elementen. 4. Alle onderdelen voor de masteropleiding in de studies, genoemd in artikel 1, tweede lid, worden door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, vastgesteld. Het praktijkonderdeel omvat in elk geval een onderzoek- en afstudeeropdracht, alsmede een eindscriptie. 5. Tot de uitvoering van de afstudeeropdracht voor de masteropleiding in voornoemde studies wordt slechts toegelaten de student die aan de volgende voorwaarden heeft voldaan: a. minimaal 70% van de totale studiepunten van het masterprogramma heeft behaald; b. een gemiddeld eindcijfer van 7 heeft voor de reeds behaalde modules, met dien verstande dat voor elke module minstens het cijfer 6 is behaald. 6. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie toestaan dat een student die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, bedoeld in het vijfde lid, wordt toegelaten tot de uitvoering van de afstudeeropdracht voor de masteropleiding. Om in aanmerking te kunnen komen voor deze uitzondering dient de student een gemotiveerd verzoek in bij de voorzitter van de Examencommissie. Binnen vier weken na indiening van het verzoek, ontvangt de verzoeker een antwoord van de Examencommissie.
Artikel 7
1. Ten bewijze van het met goed gevolg afgelegd hebben van zowel het bachelor- als het masterexamen wordt de student een diploma uitgereikt, waarvan het model wordt vastgesteld door het college van curatoren. Op de keerzijde van het diploma worden vermeld de vakken of modules en het aantal studiepunten dat het desbetreffende examen heeft omvat. 2. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het bachelorexamen wordt het recht verkregen op het voeren van de navolgende titel, die afgekort achter de naam wordt geplaatst: a. Bachelor of Arts, afgekort als B.A.. Dit is het geval bij de studies: – Social Work and Development; – Organization, Governance and Management; – Health Studies; – Political Studies; – Language, Communication and Information; – Education Studies, en – Culture, Art and Creativity. b. Bachelor of Science, afgekort als B.S.. Dit is het geval bij de studie Environmental Studies. 3. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het masterexamen wordt het recht verkregen op het voeren van de navolgende titel, die afgekort achter de naam wordt geplaatst:
3
************************* AB 2009 no. 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
a. Master of Arts, afgekort als M.A.. Dit is het geval hij de studies: – Social Work and Development; – Organization, Governance and Management; – Health Studies; – Political Studies; – Language, Communication and Information; – Education Studies, en – Culture, Art and Creativity. b. Master of Science, afgekort als M.S.. Dit is het geval bij de studie Environmental Studies.
Artikel 8
1. Tot de 4-jarige bacheloropleiding van de studies, genoemd in artikel 1, tweede lid, wordt toegelaten degene die in het bezit is van: a. een in Aruba, de Nederlandse Antillen, of Nederland verkregen getuigschrift voor een met goed gevolg afgelegd eindexamen aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO) of voor hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO), mits de student aan de daarvoor nader door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan; b. een in Aruba, de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch of bachelorexamen aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs, mits de student aan de daarvoor nader door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan. 2. Het college van curatoren beslist, de faculteitsraad en de adviesraad gehoord, of tot de 4-jarige bacheloropleiding van een studie, genoemd in artikel 1, tweede lid, wordt toegelaten, degene die in het bezit is van een in Aruba verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen aan de Educacion Profesional Intermedio (E.P.I.) niveau 4 of een daaraan gelijkwaardige opleiding, mits de student aan de daarvoor door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan. 3. Tot de 3-jarige bacheloropleiding van de studies, genoemd in artikel 1, tweede lid, wordt toegelaten degene die in het bezit is van: a. een in Aruba, de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO) of voor hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO), mits de student aan de daarvoor nader door de faculteitsraad, na goedkeuring van de advies- raad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan; b. een in Aruba, de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch of bachelorexamen aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs, mits de student aan de daarvoor nader door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan; c. een in Aruba, de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd masterexamen aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs, mits de student aan de daarvoor nader door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, gestelde toelatings- en instroom- eisen heeft voldaan. 4. Onverminderd het eerste, tweede en derde lid, kan de
4
************************* AB 2009 no. 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, en afhankelijk van het specifieke karakter van de desbetreffende studie, de toelating tot de bacheloropleiding additioneel toetsen aan ten minste de volgende kwaliteitsnormen: a. beheersing van de Engelse taal uitgedrukt in een minimum eindscore van 500 voor de Test Of English as a Foreign Language (TOEFL) of equivalente toets; b. een minimum score van 1000 voor de Scholastic Aptitude Test (afgekort SAT); c. een essay betreffende de persoonlijke motivering tot de studiekeuze.
Artikel 9
1. Tot het masterprogramma van de studies, genoemd in artikel 1, tweede lid, wordt toegelaten degene die in het bezit is van: a. een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd bachelorexamen in een relevante studie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, mits de student aan de daarvoor nader door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan; b. een in de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs in een relevante studie, mits de student aan de daarvoor nader door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan; c. een in de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd bachelor- of masterexamen in een relevante studie, mits de student aan de daarvoor nader door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan. 2. Onverminderd het eerste lid, kan de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, de toelating tot het masterexamen additioneel toetsen aan ten minste de volgende kwaliteitsnormen: a. beheersing van de Engelse taal uitgedrukt in een minimum eindscore van 500 voor de TOEFL of equivalente toets; b. een minimum score van 450 voor de Graduate Management Admission Test.
Artikel 10
1. Aan het bachelor- respectievelijk het masterprogramma van de studies, genoemd in artikel 1, tweede lid, wordt voorts toegelaten degene die: a. in het bezit is van een in het buitenland verkregen getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van hoger of wetenschappelijk onderwijs, mits dat getuigschrift naar het oordeel van de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad en de Directie Onderwijs gehoord, overeenkomt met een van de in artikel 8, eerste, tweede en derde lid, respectievelijk artikel 9, eerste lid, bedoelde getuigschriften; b. afhankelijk van het specifieke karakter van de desbetreffende studie voldaan heeft aan de kwaliteitsnormen, vastgesteld door de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, zijnde voor het bachelorprogramma de beheersing van de Engelse taal uitgedrukt in een minimum eindscore van 500 voor de TOEFL of equivalente toets, alsmede een minimum score van 1000 voor de Scholastic Aptitude Test,
5
************************* AB 2009 no. 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
respectievelijk voor het masterprogramma de beheersing van de Engelse taal uitgedrukt in een minimum eindscore van 500 voor de TOEFL of equivalente toets, alsmede een minimum score van 450 voor de Graduate Management Admission Test. 2. Onverminderd het eerste lid, kan de faculteitsraad met het oog op de toelating verlangen dat het bewijs wordt geleverd van voldoende kennis in de modules, waarin naar het oordeel van de faculteitsraad, na goedkeuring van de adviesraad, bij het verkrijgen van het getuigschrift niet, of niet in voldoende mate, is geëxamineerd.
Artikel 11
1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba en werkt terug tot en met 4 mei 2006. 2. Het kan worden aangehaald als Landsbesluit instelling faculteit Arts and Science Universiteit van Aruba.

Landsbesluit oprichting faculteit Hospitality and Tourism Management Studies Universiteit van Aruba AB 2007 no. 25

*************************

AB 2007 no. 25 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ==================================================================== 

Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 11 april 2007 ter uitvoering van artikelen 5, tweede lid, 29, eerste en vierde lid, 30, 37, tweede lid, en 42 van de Landsverordening Universiteit van Aruba (AB 1988 no. 100) 

Citeertitel: Landsbesluit oprichting faculteit Hospitality and Tourism Management Studies Universiteit van Aruba 

Vindplaats : AB 2007 no. 25 

Wijzigingen: Geen 

DOWNLOAD PDF

====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

Artikel 1
1. De Universiteit van Aruba omvat de faculteit Hospitality and Tourism Management Studies. 2. Het onderwijs binnen de faculteit Hospitality and Tourism Management Studies wordt in de engelse taal verzorgd. 3. Het onderwijs binnen de faculteit Hospitality and Tourism Management Studies omvat een bachelor- en een masteropleiding. 4. De faculteit Hospitality and Tourism Management Studies omvat de volgende studierichtingen: a. Hospitality and Tourism Management op bachelor niveau; b. International Tourism Management op bachelor niveau; c. Hospitality and Tourism Management op master niveau; d. International Business Administration op master niveau.
Artikel 2
De faculteit Hospitality and Tourism Management Studies heeft tot taak door het geven van hoger en wetenschappelijk onderwijs: a. integrale kennis met betrekking tot de organisatie en het management van de gastvrijheidsindustrie en het toerisme over te dragen, te stimuleren en te ontwikkelen; b. bij te dragen aan de algemene vorming en integrale ontwikkeling van studenten.
Artikel 3
1. De bacheloropleiding kan zowel de tweejarige studie voor bachelor in Hospitality and Tourism Management omvatten, als de driejarige studie voor bachelor in International Tourism Management. 2. Beide studies worden afgesloten met het bachelorexamen. Dit examen is opgebouwd uit deeltentamens, ter toetsing van de volgende onderdelen: a. academische ontwikkeling, b. algemene ontwikkeling en c. praktijk ontwikkeling. 3. Het onderdeel academische ontwikkeling omvat de modules organisation and management tools en business intelligence. 4. Het onderdeel algemene ontwikkeling omvat de volgende modules: a. communication skills; b. personal skills; c. social-cultural skills; d. scientific skills. 5. Het praktijkonderdeel wordt door de faculteitsraad, in
************************* AB 2007 no. 25 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
overeenstemming met de adviesraad, vastgesteld en omvat in elk geval een projectstage en een afstudeeropdracht. 6. Tot de uitvoering van de afstudeeropdracht voor de bacheloropleiding wordt slechts toegelaten de student die aan de volgende voorwaarden heeft voldaan: a. alle deeltentamens van de modules in het eerste studiejaar naar oordeel van de faculteitsraad met succes heeft afgerond; b. minimaal 70 studiepunten heeft behaald; c. een gemiddeld eindcijfer van 2,5 heeft behaald.
Artikel 4
1. De master-opleiding kan zowel de tweejarige studie voor master in Hospitality and Tourism Management omvatten, als de tweejarige studie voor master in International Business Administration. 2. Beide studies worden afgesloten met het master-examen. Dit examen is opgebouwd uit deeltentamens, ter toetsing van de volgende onderdelen: a. academische ontwikkeling, b. algemene ontwikkeling en c. praktijk ontwikkeling. 3. Het onderdeel academisch ontwikkeling omvat de modules strategy and management tools en strategic business intelligence. 4. Het onderdeel algemene ontwikkeling omvat de volgende modules: a. communication skills; b. personal skills; c. social-cultural skills; d. scientific skills. 5. Het praktijkonderdeel wordt door de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, vastgesteld; het praktijkonderdeel omvat in elk geval een onderzoek en afstudeeropdracht en een eindscriptie. 6. Tot de uitvoering van de afstudeeropdracht voor de masteropleiding wordt slechts toegelaten de student die aan de volgende voorwaarden heeft voldaan: a. alle deeltentamens van de modules in het eerste studiejaar naar oordeel van de faculteitsraad met succes heeft afgerond; b. minimaal 35 studiepunten heeft behaald; c. een gemiddeld eindcijfer van 3,0 heeft.
Artikel 5
1. Ten bewijze van het met goed gevolg afgelegd hebben van zowel het bachelor- als het master-examen wordt de student een getuigschrift uitgereikt, waarvan het model wordt vastgesteld door het College van Curatoren; op de keerzijde van het getuigschrift worden vermeld de vakken en het aantal studiepunten die het desbetreffende examen heeft omvat. 2. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het bachelorexamen wordt het recht verkregen op het voeren van de titel Bachelor of Science; de titel wordt afgekort tot B.S. achter de naam geplaatst; 3. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het master-examen wordt het recht verkregen op het voeren van de titel Master of Science; de titel wordt afgekort tot M.S. achter de naam geplaatst.
Artikel 6
1. Tot de bacheloropleiding Hospitality and Tourism Management
2
************************* AB 2007 no. 25 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
wordt toegelaten degene die in het bezit is van: a. een in Aruba verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen van de afdeling Hospitality van de Educacion Profesional Intermedio (E.P.I.), mits de student aan de daarvoor door de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan; b. een in Aruba, de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch- of bachelorexamen aan een school voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs, mits de student aan de daarvoor door de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan. 2. Tot de bachelor-opleiding International Tourism Management wordt toegelaten degene die in het bezit is van: a. een in Aruba, de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, mits de student aan de daarvoor door de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan; b. een in Aruba, de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch- of bachelorexamen aan een school voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs, mits de student aan de daarvoor door de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan. 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, kan de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, de toelating tot de bacheloropleiding additioneel toetsen aan de volgende kwaliteitsnormen: a. een gemiddeld eindcijfer van 2,5 voor het examen van de afdeling Hospitality van de Educacion Profesional Intermedio (E.P.I), respectievelijk 7,0 voor het propedeutisch-examen van de Financieel Economische Faculteit van de Universiteit van Aruba of een andere gelijkwaardige opleiding voor hoger beroeps- of wetenschappelijk onderwijs; b. beheersing van de engelse taal uitgedrukt in een minimum eindscore van 500 voor de TOEFL of equivalente toets.
Artikel 7
1. Tot de masteropleiding Hospitality and Tourism Management en de masteropleiding International Business Administration wordt toegelaten degene die in het bezit is van: a. een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd bachelorexamen als bedoeld in artikel 3, tweede lid; b. een in Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen aan een school voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs in de toeristische, commerciële of economische sector, mits de student aan de daarvoor door de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan; c. een in de Nederlandse Antillen of Nederland verkregen getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd bachelor- of masterexamen in de toeristische, commerciële of economische sector, mits de student aan de daarvoor door de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, gestelde toelatings- en instroomeisen heeft voldaan. 2. Onverminderd het eerste lid, kan de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, de toelating tot de masteropleiding additioneel toetsen aan de volgende kwaliteitsnormen:
3
************************* AB 2007 no. 25 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
a. een gemiddeld eindcijfer van 3,0 voor de bachelor-opleiding in respectievelijk Hospitality and Tourism Management en International Tourism Management; b. beheersing van de engelse taal uitgedrukt in een minimum eindscore van 500 voor de TOEFL of equivalente toets voor degene die in het buitenland een getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs verkregen heeft; c. een minimum score van 450 voor de General Management Admission Test voor degene die in het buitenland een getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs verkregen heeft.
Artikel 8
1. Tot de bachelor- respectievelijk de masteropleiding wordt voorts toegelaten degene die: a. in het bezit is van een in het buitenland verkregen getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van hoger of wetenschappelijk onderwijs, mits dat getuigschrift naar het oordeel van de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad en de Directie Onderwijs, gehoord, overeenkomt met één van de in artikel 6 respectievelijk artikel 7, eerste lid, bedoelde getuigschriften, en b. een minimum score van 450 voor de General Management Admission Test voor degene die in het buitenland een getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van hoger of wetenschappelijk onderwijs verkregen heeft. 2. Onverminderd het eerste lid, kan de faculteitsraad met het oog op de toelating verlangen dat het bewijs wordt geleverd van voldoende kennis voor de studierichtingen Hospitality and Tourism Management of International Tourism Management in de modules, waarin naar het oordeel van de faculteitsraad, in overeenstemming met de adviesraad, bij het verkrijgen van het getuigschrift niet, of niet in voldoende mate, is geëxamineerd.
Artikel 9
1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn plaatsing in het Afkondigingblad van Aruba en werkt terug tot 1 augustus 2005. 2. Het kan worden aangehaald als Landsbesluit oprichting faculteit Hospitality and Tourism Management studies Universiteit van Aruba.

Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. AB 1991 no. GT 35

*************************

AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 32 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103)
Citeertitel: Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.
Vindplaats : AB 1991 no. GT 35
Wijzigingen: AB 2003 no. 49; AB 2010 no. 121

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Dit landsbesluit verstaat onder: Minister : de minister van Welzijnszaken; Inspecteur : de inspecteur van het onderwijs, belast met het toezicht op de school; het bevoegd gezag : voor wat betreft: a. een openbare school: de Minister; b. een bijzondere school: het schoolbestuur; directeur : de rector of directeur van een school; adjunct-directeur : de conrector of adjunct-directeur van een school; kandidaat : een leerling als bedoeld in artikel 2; gecommitteerde : een gecommitteerde in de zin van artikel 32, derde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103), belast met het toezicht op het eindexamen of een deel daarvan; examinator : een leraar van wie de kandidaat onderwijs heeft ontvangen in het schooljaar waarin de kandidaat eindexamen aflegt, en die het eindexamen in één of meer vakken of onderdelen van vakken afneemt, of diens door de directeur aangewezen plaatsvervanger; school : een dagschool, avondschool of dag- avondschool voor onderscheidenlijk voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (v.w.o.), hoger algemeen voortgezet onderwijs (h.a.v.o.) en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (m.a.v.o.); bis-examen : het eindexamen van een school waaraan een leerling, die in het daaraan voorafgaande schooljaar voor hetzelfde examen werd afgewezen, onder bepaalde voorwaarden wederom mag deelnemen.
Artikel 2
1. Aan de leerlingen van het hoogste leerjaar van een school voor v.w.o. wordt jaarlijks gelegenheid geboden een eindexamen v.w.o. af te leggen volgens dit landsbesluit. 2. Aan de leerlingen van het hoogste leerjaar van een school voor h.a.v.o. wordt jaarlijks gelegenheid geboden een eindexamen h.a.v.o. af te leggen volgens dit landsbesluit. 3. Aan de leerlingen van het hoogste leerjaar van een school voor
1 AB 2010 no. 12 is nog niet in werking getreden, dus wijzigingen zijn nog niet verwerkt. Treedt in werking bij een landsbesluit te bepalen tijdstip.
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
m.a.v.o. wordt jaarlijks gelegenheid geboden een eindexamen m.a.v.o.-4 af te leggen volgens dit landsbesluit.
Artikel 3
1. Voor toepassing van dit landsbesluit wordt wiskunde A, wiskunde B, natuur- en scheikunde I, natuur- en scheikunde II, economische wetenschappen I en recht, en economische wetenschappen II en recht beschouwd als zelfstandige vakken.(vervalt per 1 aug. 2004) 2. Het examen in natuur- en scheikunde 1 (nask 1) strekt zich uitsluitend uit over natuurkunde, het examen in natuur- en scheikunde 2 (nask 2) uitsluitend over scheikunde. Deze vakken worden beschouwd als zelfstandige gehele vakken voor het m.a.v.o. examen.
HOOFDSTUK II
Eindexamenvakken en -programma
Artikel 4
1. Centrale eindexamenvakken zijn: a. voor een school voor v.w.o.: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal 1,2 en letterkunde, Duitse taal 1,2 en letterkunde, Papiamentse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde A 1,2, wiskunde B 1, wiskunde B 1,2, natuurkunde 1, natuurkunde 1,2, scheikunde 1, scheikunde 1,2, biologie 1,2, economie 1, economie 1,2, management en organisatie, informatiekunde; b. voor een school voor h.a.v.o.: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal 1,2 en letterkunde, Franse taal 1,2 en letterkunde, Duitse taal 1,2 en letterkunde, Papiamentse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde A 1,2, wiskunde B 1, wiskunde B 1,2, natuurkunde 1, natuurkunde 1,2, scheikunde, biologie, economie 1, economie 1,2, management en organisatie, informatiekunde; c. voor een school voor m.a.v.o.: Nederlandse taal, Engelse taal, Papiamentse taal, Spaanse taal, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, natuur- en scheikunde 1, natuur- en scheikunde 2, biologie, handelskennis, economie, informatiekunde en, indien voor het geven van die vakken door de Minister toestemming is gegeven, Franse taal en Duitse taal. 2. Deelvakken voor v.w.o. en h.a.v.o. worden aangeduid door plaatsing van “1” achter het vak. Indien een deelvak wordt aangevuld tot een geheel vak, wordt dit aangeduid door plaatsing van “1,2” achter het vak.
Artikel 5
Het eindexamen van de scholen voor v.w.o. omvat de volgende vakken: Nederlandse taal en letterkunde Engelse taal en letterkunde en ten minste vier andere vakken van de vakken, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, die tezamen een vakkenpakket vormen, dat door het bevoegd gezag wordt aangeboden na overleg met de inspecteur.
2
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 6
Het eindexamen van de scholen voor h.a.v.o. omvat de volgende vakken: Nederlandse taal en letterkunde Engelse taal en letterkunde en ten minste vier andere vakken van de vakken, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, die tezamen een vakkenpakket vormen, dat door het bevoegd gezag wordt aangeboden na overleg met de inspecteur.
Artikel 7
Het eindexamen van de scholen voor m.a.v.o. omvat de volgende vakken: Nederlandse taal Engelse taal en ten minste vier andere vakken van de vakken, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, die tezamen een vakkenpakket vormen, dat door het bevoegd gezag wordt aangeboden na overleg met de inspecteur.
Artikel 8 (vervallen)
Artikel 9
In de Franse en Duitse taal kan aan een school voor m.a.v.o. slechts eindexamen worden afgelegd, indien de Minister toestemming heeft gegeven dat deze talen aan de school mogen worden onderwezen.
Artikel 10
De keuze van een pakket van de vakken, die in de artikelen 5, 6 en 7 wordt geboden, berust bij de kandidaat, voor zover het bevoegd gezag hem in de gelegenheid heeft gesteld onderwijs in dat vakkenpakket in het hoogste leerjaar te ontvangen, zulks conform de richtlijnen, gegeven door de Minister.
Artikel 11
De Minister stelt het eindexamenprogramma vast, inhoudende de omschrijving van de examenstof voor ieder vak, zonodig de verdeling van deze stof over het schoolonderzoek en het schriftelijk examen, bedoeld in artikel 14, alsmede het aantal en de duur van de zittingen waarin het schriftelijk examen voor ieder vak zal worden afgenomen. Onder examenstof worden ook verstaan de vaardigheden die bij het eindexamen worden getoetst.
Artikel 12
In bijzondere gevallen kan de Minister toestaan, dat ten aanzien van een kandidaat wordt afgeweken van de artikelen 4 tot en met 10.
3
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK III
Indeling van het eindexamen
Artikel 13
1. Het eindexamen wordt onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school afgenomen door de directeur en de examinatoren en voor zover hierna bepaald, onder toezicht van door de Minister aan te wijzen gecommitteerden. 2. De directeur wijst één van de leraren van de school aan tot secretaris van het eindexamen. 3. De directeur kan zich doen vervangen door een adjunct- directeur.
Artikel 14
Voor ieder vak bestaat het eindexamen uit twee gedeelten: a. een schoolonderzoek; b. een schriftelijk examen.
Artikel 15
Het schoolonderzoek wordt met inachtneming van hetgeen bij of krachtens dit landsbesluit daaromtrent is bepaald, ingesteld door de directeur en de examinatoren.
Artikel 16
Het schriftelijk examen wordt, met inachtneming van hetgeen bij of krachtens dit landsbesluit daaromtrent is bepaald, afgenomen door de directeur en de examinatoren onder toezicht van gecommitteerden.
HOOFDSTUK IV
Schoolonderzoek
Artikel 17
1. Het schoolonderzoek strekt zich uit over alle vakken waarin een kandidaat eindexamen aflegt. 2. Het schoolonderzoek in een vak geschiedt in het hoogste leerjaar door het afnemen van twee of meer proeven, met dien verstande dat de laatste proef binnen een periode van acht weken voor de aanvang van de schriftelijke examens wordt afgenomen. De proeven in een vak beslaan te zamen de stof waarover het schoolonderzoek zich uitstrekt. 3. Bij het schoolonderzoek wordt per vak ten minste één proef op schriftelijke wijze afgenomen. De leerling voert als schoolonderzoek een praktijkopdracht uit in ten hoogste drie examenvakken. Een practicum kan gelden als een dergelijke praktijkopdracht. Jaarlijks vóór 1 oktober wijst het bevoegd gezag de examenvakken aan, waarin een praktijkopdracht als schoolonderzoek zal plaatsvinden. 4. Van iedere beoordeling die bij het bepalen van het eindoordeel over een kandidaat medetelt, stelt de examinator de kandidaat zo spoedig mogelijk in kennis. 5. Het schoolonderzoek wordt ten minste een week vóór de aanvang van de schriftelijke examens afgesloten. 6. De examinator drukt zijn eindoordeel over kennis, inzicht en
4
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
vaardigheid van een kandidaat in een vak uit in een cijfer voor het schoolonderzoek. Daartoe gebruikt hij één van de cijfers 1 tot en met 10 met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. In deze schaal van cijfers komt aan de gehele cijfers 1 tot en met 10 de volgende betekenis toe: 1 = zeer slecht 6 = voldoende 2 = slecht 7 = ruim voldoende 3 = zeer onvoldoende 8 = goed 4 = onvoldoende 9 = zeer goed 5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend. Het cijfer voor het schoolonderzoek is het gewogen gemiddelde van de beoordelingen die voor de proeven van het schoolonderzoek aan de kandidaat zijn gegeven. Indien een kandidaat in een vak door twee of meer leraren is geëxamineerd, bepalen deze leraren in onderling overleg het cijfer voor het schoolonderzoek. Komen zij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van hun beoordelingen. Indien een gemiddelde als bedoeld in dit lid, een cijfer met twee of meer decimalen is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 wordt verhoogd indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is. Voor de aanvang van het schriftelijk examen wordt de kandidaat van zijn cijfers voor het schoolonderzoek schriftelijk in kennis gesteld. 7. Indien het gewogen gemiddelde van de beoordelingen voor een schoolonderzoek tevens eindcijfer is en het gemiddelde, bedoeld in dit lid, niet een geheel getal is, wordt dit getal afgerond naar het dichtstbij gelegen geheel getal, met dien verstande dat halven naar boven worden afgerond tot hele getallen.
Artikel 18
Indien en voor zover het schoolonderzoek in een vak op schriftelijke wijze plaatsvindt, worden de opgaven, het werk van de kandidaten, de beoordelingsnormen zo die er zijn en de voor elk werk toegekende cijfers bewaard tot 1 april van het volgende schooljaar.
Artikel 19
1. Onverminderd hetgeen daaromtrent nader in de regeling van het schoolonderzoek wordt bepaald kan, indien een kandidaat zich aan het schoolonderzoek onttrekt of zich aan bedrog of enige andere onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, hem de verdere deelneming aan het schoolonderzoek worden ontzegd of het reeds afgenomen schoolonderzoek ongeldig worden verklaard. 2. Ontzegging van de verdere deelneming aan het schoolonderzoek en ongeldigverklaring van het schoolonderzoek houdt ontzegging van de deelneming aan het schriftelijk examen in. 3. Van een besluit tot ontzegging van de verdere deelneming aan het schoolonderzoek of tot ongeldigverklaring van het schoolonderzoek stelt de directeur de inspecteur in kennis.
Artikel 20
1. Het schoolonderzoek geschiedt volgens een schriftelijk vastgestelde regeling. 2. De directeur verstrekt ten minste twee weken vóór de aanvang van het schoolonderzoek doch uiterlijk 1 oktober van het leerjaar waarin het schoolonderzoek aanvangt, aan de inspecteur en iedere kandidaat een exemplaar van de regeling van het schoolonderzoek.
5
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
3. Deze regeling vermeldt met inachtneming van artikel 17 in ieder geval: a. voor ieder eindexamenvak de stof waarop het schoolonderzoek betrekking zal hebben; b. voor ieder eindexamenvak de wijze waarop het schoolonderzoek zal plaatsvinden (op schriftelijke wijze, op mondelinge wijze, door middel van een practicum dan wel door een combinatie daarvan); c. voor ieder eindexamenvak het tijdvak of de tijdvakken waarin of de tijdstippen waarop het schoolonderzoek zal plaatsvinden; d. hetgeen is bepaald in artikel 17, vierde, vijfde en zesde lid; e. de maatregelen, waaronder die genoemd in artikel 19, die genomen kunnen worden ten aanzien van een kandidaat die zich aan het schoolonderzoek onttrekt of zich bij het schoolonderzoek aan bedrog of enige andere onregelmatigheid schuldig maakt, en door wie deze maatregelen genomen worden; f. in welke gevallen, bij wie en binnen welke termijn een kandidaat of zijn ouders, voogden of verzorgers in beroep kunnen komen, indien aan die kandidaat de verdere deelneming aan het schoolonderzoek is ontzegd of zijn schoolonderzoek ongeldig is verklaard.
Artikel 21
1. De examinator vult de door hem vastgestelde cijfers voor het schoolonderzoek in op een lijst van cijfers, waarvan het model door de directeur van de Directie Onderwijs wordt vastgesteld, ondertekent deze lijst en levert deze ten minste een week voor de aanvang van de schriftelijke examens in bij de directeur. 2. De directeur draagt er zorg voor dat de cijfers voor het schoolonderzoek worden overgenomen op een verzamellijst van cijfers, waarvan het model door de directeur van de Directie Onderwijs wordt vastgesteld. De directeur, de secretaris van het eindexamen en de examinatoren, ieder voor zover het zijn kandidaten betreft, vergewissen zich ervan dat de cijfers juist zijn overgenomen en ondertekenen de verzamellijst van cijfers. 3. De directeur zendt ten minste drie dagen voor de aanvang van de schriftelijke examens een overeenkomstig het tweede lid ingevuld en ondertekend exemplaar van de verzamellijst van cijfers aan de inspecteur. De directeur geeft de in het eerste lid bedoelde lijst van cijfers terug aan de examinator. 4. De behaalde resultaten van het schoolonderzoek worden opgenomen in een examendossier. Het examendossier vormt het geheel van de onderdelen van het schoolonderzoek. 5. Het bevoegd gezag bepaalt de vorm van het examendossier en stelt de examenkandidaat in de gelegenheid het examendossier onder diens eigen verantwoordelijkheid samen te stellen en bij te houden.
HOOFDSTUK V
Schriftelijk examen
Artikel 22
1. De Minister wijst voor elke school één of meer gecommitteerden aan. De aanwijzing geldt totdat de herkansingen zijn afgelopen. Indien dit door de directeur van de Directie Onderwijs wordt verzocht, stelt het bevoegd gezag gecommitteerden ter aanwijzing voor. 2. De gecommitteerden ontvangen uit ‘s Lands kas een beloning voor het nazien van het schriftelijk werk en een vergoeding van reizen
6
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
verblijfkosten, een en ander volgens door de Minister vast te stellen richtlijnen.
Artikel 23
De directeur zendt jaarlijks vóór 1 oktober aan de inspecteur een genummerde alfabetische naamlijst van de kandidaten met vermelding van de vakken waarover het eindexamen van iedere leerling zal lopen.
Artikel 24
1. De Minister stelt jaarlijks vóór 1 augustus de dagen vast waarop de schriftelijke examens zullen worden afgenomen, alsmede het tijdstip voor elke zitting van deze examens en doet hiervan mededeling aan de directeuren. 2. De Minister kan het schriftelijk examen in enig vak bepalen op een eerdere datum dan de vastgestelde aanvang van de schriftelijke examens.
Artikel 25
1. De Minister stelt commissies in, belast met de vaststelling van de opgaven voor de schriftelijke examens die niet dezelfde zijn als die in Nederland. 2. De directeur van de Directie Onderwijs zorgt voor de vereiste geheimhouding en voor het drukken op ‘s Lands kosten van de opgaven. Hij draagt zorg voor de verzending aan de directeuren. Op de enveloppen wordt aangegeven het onderdeel waarop de inhoud betrekking heeft, de datum en het tijdstip waarop de opgaven aan de kandidaten moeten worden voorgelegd, de tijd die voor het werk beschikbaar is alsmede het aantal ingesloten exemplaren. De directeur draagt er zorg voor dat deze enveloppen met de vereiste geheimhouding in ongeopende staat worden bewaard tot het in artikel 26, derde lid, genoemde moment.
Artikel 26
1. De kandidaten van de dagscholen maken het werk onder toezicht van directeur en leraren, met dien verstande dat de directeur ervoor zorgdraagt, dat in elk lokaal waar het werk wordt gemaakt, ten minste twee van hen aanwezig zijn. De directeur van een avondschool of dag- avondschool regelt onder goedkeuring van de inspecteur het schriftelijk examen zodanig, dat steeds in elk lokaal waar het werk wordt gemaakt, ten minste twee toezichthouders aanwezig zijn. 2. Zij die bij het examen toezicht hebben gehouden, maken over het verloop een proces-verbaal op; aan de directeuren worden de daarvoor nodige gedrukte formulieren vanwege de directeur van de Directie Onderwijs toegezonden. 3. Nadat bij de aanvang van het examen in enig vak een van degenen die toezicht houden, de gegevens op de enveloppe heeft opgelezen en in orde bevonden, opent hij de enveloppe in tegenwoordigheid van de kandidaten. Indien niet alle kandidaten bij het examen in één lokaal kunnen worden geplaatst, geschiedt het openen in één der voor dit examen bestemde lokalen. 4. Onmiddellijk nadat de enveloppe geopend is, worden de opgaven rondgedeeld. 5. Gedurende een uur, volgende op het tijdstip van opening van de enveloppe, worden de opgaven niet buiten de examenlokalen gebracht. 6. Een kandidaat die te laat komt, mag uiterlijk tot een half uur
7
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
na het tijdstip van opening van de enveloppe tot het examenlokaal worden toegelaten. Hij levert zijn werk in op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt.
Artikel 27
1. Het werk wordt gemaakt op papier, gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de directeur, tenzij door de directeur van de Directie Onderwijs ander papier is verstrekt. 2. De kandidaat plaatst aan de linker bovenkant van het papier zijn examennummer en aan de rechter bovenkant zijn naam, tenzij een andere plaats is aangegeven. 3. Omtrent de opgaven worden geen mededelingen of inlichtingen van welke aard of door wie ook aan de kandidaten verstrekt. 4. Het gebruik van boeken, logaritmentafels, tabellen en andere hulpmiddelen is de kandidaat verboden met uitzondering van die waarvan het gebruik door de directeur van de Directie Onderwijs is toegestaan. Deze boeken, logaritmentafels, tabellen en andere hulpmiddelen zijn in het examenlokaal aanwezig en worden vóór de aanvang van het examen door de directeur of een door hem aangewezen leraar onderzocht. Kladpapier wordt gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de directeur. Het is de kandidaat niet geoorloofd boeken, logaritmentafels en tabellen en evenmin andere hulpmiddelen dan door de directeur van de Directie Onderwijs toegestaan, mede te nemen in het examenlokaal. 5. Gedurende het examen is het de kandidaat niet geoorloofd zich zonder vergunning van degenen die toezicht houden, uit het examenlokaal te verwijderen. 6. De directeur maakt vóór de aanvang van het examen de kandidaten uitdrukkelijk opmerkzaam op de voorschriften, vastgesteld in de voorgaande leden van dit artikel en in artikel 32. 7. De kandidaat levert zijn werk bij één van de toezichthouders in; aan het einde van de zitting controleert één van de toezichthouders of alle kandidaten hun werk hebben ingeleverd. 8. De inspecteur kan toestaan dat een lichamelijk gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden die de lichamelijke gesteldheid van de kandidaat biedt. In dat geval bepaalt de inspecteur, in overleg met de directeur, de wijze waarop het examen zal worden afgelegd.
Artikel 28
1. De directeur stelt zo spoedig mogelijk het door de kandidaten gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het proces-verbaal van het examen aan de examinator ter hand. 2. De examinator ziet het werk zo spoedig mogelijk na, wijst er de onvolkomenheden in aan en geeft het met zijn beoordeling en voorzien van een toelichting die voor een juiste waardering van belang is, aan de directeur terug. De examinator drukt zijn beoordeling uit in een cijfer uit de schaal van cijfers, genoemd in artikel 17, zesde lid. De examinator vermeldt de door hem toegekende cijfers niet op het werk zelf, doch op een afzonderlijk vel papier. 3. De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, het proces-verbaal en de eventueel verstrekte beoordelingsnormen onverwijld aan de betrokken gecommitteerde toekomen. 4. De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk. 5. Indien de commissie, belast met de vaststelling van de opgaven, bindende normen voor de beoordeling van het werk heeft opgesteld,
8
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
passen de examinator en de gecommitteerde deze bij hun beoordeling toe. 6. De Minister kan nadere voorschriften geven voor de uitvoering van de voorgaande leden. 7. De Minister kan bepalen dat in verband met de aard van de opgaven dan wel ter vermijding van overbelasting van de gecommitteerden, wordt afgeweken van het bepaalde in de artikelen 26 en 27, de overige leden van dit artikel en in artikel 29. 8. Indien voor een vak twee of meer examinatoren optreden, bepalen zij in onderling overleg de in het tweede lid bedoelde cijfers. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de door ieder van hen toegekende cijfers. Indien het gemiddelde, bedoeld in de vorige volzin, een cijfer met twee of meer decimalen is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 verhoogd wordt, indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is.
Artikel 29
1. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het cijfer voor het schriftelijk examen vast. Daarbij gebruiken zij één van de cijfers uit de schaal van cijfers, genoemd in artikel 17, zesde lid. 2. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde cijfer. Indien het gemiddelde, bedoeld in de vorige volzin, een cijfer is dat als tweede decimaal een 5 heeft, wordt de eerste decimaal met 1 verhoogd. 3. De examinator vult de vastgestelde cijfers voor het schriftelijk examen in op een lijst van cijfers, waarvan het model door de directeur van de Directie Onderwijs wordt vastgesteld. De examinator en de gecommitteerde ondertekenen de lijst. De examinator berekent met inachtneming van artikel 33 de eindcijfers en vult deze in op de lijst van cijfers. De examinator levert de lijst terstond daarna in bij de directeur. Deze vergewist zich ervan dat de lijst deugdelijk is ondertekend en de eindcijfers juist zijn berekend en ondertekent daarna de lijst.
Artikel 30
1. Indien het schriftelijk examen niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, of twijfel is gerezen of het schriftelijk examen op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, kan de directeur van de Directie Onderwijs besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor één of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen. 2. De Minister bepaalt daarbij door wie de opgaven worden vastgesteld en wanneer en op welke wijze het examen zal worden afgenomen.
Artikel 31
1. Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de directeur, is verhinderd bij één of meer zittingen tegenwoordig te zijn, wordt hem gelegenheid gegeven het eindexamen te voltooien gedurende de periode van de herkansing. 2. In bijzondere gevallen kan de directeur van de Directie Onderwijs een kandidaat bovendien op een later tijdstip dan de periode van herkansing in de gelegenheid stellen alsnog het examen te voltooien. 3. De Minister bepaalt door wie de opgaven in het tweede lid bedoeld,
9
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
worden vastgesteld en wanneer en op welke wijze het examen zal worden afgenomen.
Artikel 32
1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van het schriftelijk werk aan enig bedrog heeft schuldig gemaakt en dit voor of tijdens het schriftelijk examen wordt ontdekt, ontzegt de directeur hem de deelneming of de verdere deelneming aan het schriftelijk examen. Indien een kandidaat in enig ander opzicht in strijd met de voorschriften heeft gehandeld en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, kan de directeur hem de deelneming of de verdere deelneming aan het schriftelijk examen ontzeggen. 2. Indien het bedrog eerst na afloop van het schriftelijk examen wordt ontdekt, onthoudt de directeur de kandidaat het diploma. Indien een andere onregelmatigheid eerst na afloop van het schriftelijk examen wordt ontdekt, kan de directeur de kandidaat het diploma onthouden. 3. Van enig bedrog of enige onregelmatigheid als bedoeld in het eerste en tweede lid, doet de directeur onmiddellijk mededeling aan de inspecteur. 4. Indien de directeur toepassing geeft aan het eerste of tweede lid wijst hij de kandidaat op het bepaalde in het vijfde lid. 5. De kandidaat kan aan de inspecteur verzoeken een beslissing van de directeur te herzien. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk binnen drie dagen nadat de beslissing ter kennis van de kandidaat is gebracht, bij de inspecteur ingediend. De inspecteur stelt een onderzoek in, beslist op het verzoek en stelt zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen af te leggen in de vakken waarvan hij de zittingen niet heeft meegemaakt.
HOOFDSTUK VI
Uitslag, tweede schriftelijk examen en uitreiking van diploma’s
Artikel 33
1. De beoordeling van kennis, inzicht en vaardigheid van een kandidaat voor elk van de examenvakken wordt uitgedrukt door een eindcijfer. Daartoe staan ter beschikking de gehele cijfers 1 tot en met 10, waaraan de betekenis toekomt als aangegeven in artikel 17, zesde lid. 2. Het eindcijfer voor een vak wordt bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolonderzoek en het cijfer voor het schriftelijk examen. Indien het gewogen gemiddelde van de beoordelingen voor een schoolonderzoek tevens eindcijfer is en het gemiddelde bedoeld in dit lid niet een geheel getal is, wordt dit getal afgerond naar het dichtstbij gelegen geheel getal, met dien verstande dat halven naar boven worden afgerond tot hele getallen.
Artikel 34
De directeur draagt er zorg voor dat de cijfers voor het schriftelijk examen en de eindcijfers worden overgenomen op de verzamellijst van cijfers, bedoeld in artikel 21, tweede lid. De directeur en de secretaris van het eindexamen vergewissen zich ervan dat de cijfers voor het schriftelijk examen en de eindcijfers juist zijn overgenomen.
10
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 35
1. Na het schriftelijk examen stellen de directeur, de examinator en van de kandidaat en de secretaris van het eindexamen de uitslag van het eindexamen vast met inachtneming van de artikelen 36, 37 en 38, nadat de directeur de eindcijfers heeft opgelezen of heeft laten oplezen. Indien de kandidaat niet is geslaagd, is de uitslag een voorlopige, in het andere geval een definitieve. 2. De uitslag wordt aangetekend op de verzamellijst van cijfers. 3. De directeur en secretaris van het eindexamen ondertekenen vervolgens de verzamellijst van cijfers.
Artikel 36
1. De kandidaat die eindexamen heeft afgelegd aan een school voor v.w.o., aan een school voor h.a.v.o., of aan een school voor m.a.v.o. is geslaagd, indien hij: a. voor al zijn examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer; b. voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer; c. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5, dan wel voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer, waarbij het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt. 2. De kandidaat, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, die niet voldoet aan één van de voorwaarden van dat lid, is afgewezen.
Artikel 37 (vervallen)
Artikel 38
1. Zodra de uitslag volgens artikel 35 is vastgesteld, deelt de directeur deze te zamen met de eindcijfers aan iedere kandidaat mede. Hij maakt, indien de uitslag een voorlopige of een definitieve is, daarbij melding van het bepaalde in en op grond van het tweede lid. 2. In geval van een voorlopige uitslag heeft de kandidaat het recht een herkansing te vragen van het schriftelijk examen in ten hoogste één van zijn vakken. Herkansing is eveneens mogelijk voor diegenen voor wie de uitslag definitief is. De kandidaat doet een schriftelijk verzoek daartoe aan de directeur vóór een door de directeur te bepalen dag en tijdstip. 3. Indien een kandidaat niet tijdig herkansing heeft aangevraagd, wordt de voorlopige uitslag definitief. 4. De herkansing van een schriftelijk examen geschiedt op dezelfde wijze als het normale schriftelijk examen. Het hoogste van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde schriftelijke examen, geldt als definitief cijfer voor het schriftelijk examen. 5. Na afloop van de herkansing wordt de uitslag definitief vastgesteld met de overeenkomstige toepassing van de artikelen 35 tot en met 37, en aan iedere kandidaat medegedeeld.
Artikel 39
1. Aan elke geslaagde en afgewezen kandidaat wordt een lijst verstrekt waarop de cijfers voor het schoolonderzoek, de cijfers voor het
11
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
schriftelijk examen en de eindcijfers voor zijn examenvakken zijn vermeld, alsmede de uitslag van het examen. 2. Aan elke geslaagde kandidaat wordt een diploma uitgereikt, waarop de vakken vermeld worden waarin de betrokken kandidaat is geëxamineerd. Duplikaten van diploma’s worden niet uitgereikt. Aan de geslaagde kandidaat die van de mogelijkheid tot herkansing gebruik maakt wordt een lijst verstrekt waarop het cijfer voor het schoolonderzoek, het cijfer van de herkansing en het eindcijfer zijn vermeld. 3. De modellen van de cijferlijsten en van de diploma’s worden vastgesteld door de Minister. Blanco cijferlijsten en diploma’s worden aan de directeur op zijn verzoek in de benodigde aantallen vanwege de directeur van de Directie Onderwijs toegezonden. De directeur draagt er zorg voor dat deze met de vereiste zorgvuldigheid worden bewaard. Na afloop van het eindexamen zendt de directeur de niet gebruikte en de verschreven diploma’s aan de directeur van de Directie Onderwijs terug. 4. De diploma’s worden getekend door de directeur en de secretaris van het eindexamen, alsmede door de inspecteur. De cijferlijsten worden getekend door de directeur en de secretaris van het eindexamen.
Artikel 40
1. Kandidaten die zijn afgewezen en die zich het volgende schooljaar opnieuw aan het eindexamen, genoemd in artikel 2, eerste tot en met vierde lid, onderwerpen, kunnen vrijgesteld worden van het onderzoek in het vak waarvoor zij ten minste een 7 hebben gekregen. Het cijfer voor het schoolonderzoek, alsmede dat van het schriftelijk examen van dat vak moeten ten minste 6,0 bedragen. Deze vrijstelling geldt slechts voor het jaar onmiddellijk volgend op het jaar waarin examen is afgelegd. 2. De directeur van de Directie Onderwijs stelt de modellen voor de bewijzen van de in het eerste lid genoemde vrijstellingen vast.
HOOFDSTUK VII
Gegevens te verstrekken aan de directeur van de Directie Onderwijs
Artikel 41
1. De directeur en de secretaris van het eindexamen ondertekenen de lijst van geslaagde kandidaten waarop naam, voornaam, plaats en datum van geboorte van de kandidaten zijn vermeld, alsmede de vakken waarin ieder van hen is geëxamineerd. De directeur zendt zo spoedig mogelijk na afloop van het examen aan de directeur van de Directie Onderwijs een exemplaar van deze lijst. 2. Het model van de lijst, bedoeld in het eerste lid, wordt door de directeur van de Directie Onderwijs vastgesteld.
Artikel 42
1. De directeur zendt binnen een week na de uitslag bedoeld in artikel 35, eerste lid, en na afloop van de herkansing, bedoeld in artikel 38, vijfde lid, een overeenkomstig de artikelen 21, 34 en 35 ingevuld en ondertekend exemplaar van de verzamellijst van cijfers aan de directeur van de Directie Onderwijs. 2. De directeur verstrekt aan de directeur van de Directie Onderwijs tevens statistische gegevens betreffende de uitslag van het eindexamen in de vorm, door de directeur van de Directie Onderwijs te bepalen.
12
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================

HOOFDSTUK VIII
§ 1. Herexamen
Artikel 43
1. Het herexamen blijft beperkt tot één vak. 2. Indien de kandidaat die toegelaten is tot een herexamen, voor één vak een eindcijfer heeft behaald lager dan 6, wordt hem een herexamen afgenomen in dat vak. 3. Indien de kandidaat die toegelaten is tot een herexamen, voor twee vakken een eindcijfer heeft behaald lager dan 6, wordt hem in één dezer vakken een herexamen afgenomen. De keuze van dit vak geschiedt door de kandidaat na overleg met de directeur.
Artikel 44
1. Het herexamen bestaat uit twee gedeelten: a. een schoolonderzoek; b. een schriftelijk examen. 2. Het schoolonderzoek of, indien het schoolonderzoek uit meer dan een proef bestaat, de laatste proef van het schoolonderzoek wordt afgenomen binnen een periode van twee weken voor de aanvang van de schriftelijke examens. 3. De artikelen 17 tot en met 35 en 38, 39 en 40 zijn van overeenkomstige toepassing met uitzondering van artikel 17, vierde en vijfde lid, en artikel 20, derde lid, onderdeel c, en met dien verstande dat de termijnen van ten minste een week en ten minste drie dagen in artikel 17, vijfde lid, en artikel 21 niet gelden.
Artikel 45
De kandidaat die herexamen heeft afgelegd aan een school voor v.w.o., een school voor h.a.v.o. of een school voor m.a.v.o. is geslaagd, indien zijn eindcijfers na dit herexamen alsnog voldoen aan de voorwaarden, gesteld in artikel 36, eerste lid. De kandidaat die niet voldoet aan die voorwaarden, is afgewezen.
Artikel 46 (vervallen)
Artikel 47 (vervallen)
§ 2. Bis-examens, bewijs van kennis
Artikel 48
De Minister kan voor één of meerdere jaren aan een school toestaan bis-examens af te nemen, met inachtneming van de volgende bepalingen.
Artikel 49
1. Aan een kandidaat die eindexamen heeft afgelegd aan een school en op wie het bepaalde in artikel 38, derde en vijfde lid van toepassing
13
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
is, kan een bewijs van kennis worden uitgereikt. 2. Het model van het bewijs van kennis wordt vastgesteld door de directeur van de Directie Onderwijs.
Artikel 50
1. Het bewijs van kennis, bedoeld in artikel 49, eerste lid, wordt op verzoek van de kandidaat door de directeur uitgereikt binnen drie weken nadat de uitslag, bedoeld in artikel 39, eerste lid, aan de kandidaat is medegedeeld. 2. Op het bewijs van kennis worden in ieder geval vermeld: a. de vakken waarin de kandidaat het volgend schooljaar geen examen behoeft af te leggen; b. de cijfers die voor de onder a bedoelde vakken zijn behaald. 3. Een bewijs van kennis kan slechts worden afgegeven voor vakken waarvoor het eindcijfer een zeven of meer en voor zowel het schoolonderzoek als het centraal schriftelijk examen ten minste een 6,0 is behaald.
Artikel 51
De directeur zendt aan de inspecteur: a. binnen een week na uitreiking daarvan een afschrift van een uitgereikt bewijs van kennis; b. een lijst van kandidaten aan wie een bewijs van kennis is uitgereikt.
Artikel 52
1. De directeur zendt jaarlijks vóór 1 oktober en genummerde alfabetische naamlijst van kandidaten voor het bis-examen aan de inspecteur. 2. De naamlijst vermeldt in ieder geval voor iedere kandidaat de zes eindexamenvakken, waarbij wordt aangegeven in welke van deze vakken de kandidaat geëxamineerd wenst te worden en voor welke vakken de kandidaat een bewijs van kennis bezit. 3. De modellen van de naamlijst en van de lijst, bedoeld in artikel 50, eerste lid, onderdeel b, worden door de directeur van de Directie Onderwijs vastgesteld.
Artikel 53
1. De cijfers van een kandidaat die bis-examen heeft afgelegd, worden tezamen met de cijfers welke op zijn bewijs van kennis zijn vermeld, overgenomen op de verzamellijst, bedoeld in artikel 35. 2. Het bepaalde in het landsbesluit is daarbij van overeenkomstige toepassing.
§ 3. Aanvullend examen
Artikel 54
1. De kandidaat kan in hetzelfde schooljaar waarin hij eindexamen doet, in een of meerdere extra vakken aanvullend examen doen. 2. Het aanvullend examen bestaat uit twee gedeelten: a. een schoolonderzoek, b. een schriftelijk examen, tenzij de Minister anders bepaalt.
14
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
3. De artikelen 17 tot en met 34, 35, tweede en derde lid, 38, 41 en 42 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 55
1. De kandidaat die aanvullend examen heeft afgelegd aan een school voor v.w.o., een school voor h.a.v.o. of een school voor m.a.v.o., is voor dat examen geslaagd, indien hij een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer. 2. Aan elke geslaagde kandidaat wordt een diploma uitgereikt, waarop het cijfer voor het schoolonderzoek, het cijfer voor het schriftelijk examen en het eindcijfer voor het examenwerk zijn vermeld, alsmede de uitslag van het examen. Aan elke afgewezen kandidaat wordt een verklaring uitgereikt waarop dezelfde gegevens zijn vermeld als op het diploma, bedoeld in artikel 39, tweede lid. 3. Het diploma wordt getekend door de directeur en de secretaris van het eindexamen. 4. Het model van het diploma en van de verklaring, bedoeld in het tweede lid, wordt door de Minister vastgesteld.
HOOFDSTUK IX
Slot- en overgangsbepalingen
§ 1. Algemeen
Artikel 56
1. Het werk van het schriftelijk examen der kandidaten, de cijferlijsten van het schoolonderzoek, het examendossier en de cijferlijsten van het schriftelijk examen worden tot 1 april van het jaar, volgend op het jaar waarin het examen is afgelegd, door de directeur ter inzage voor belanghebbenden bewaard. 2. Een door de directeur en de secretaris van het eindexamen ondertekende verzamellijst van cijfers wordt in het archief van de school bewaard. 3. De directeur zendt de in de in het eerste en tweede lid bedoelde bescheiden desgevraagd ter inzage aan de directeur van de Directie Onderwijs. 4. De directeur zendt het onder hem berustende exemplaar van de lijst van cijfers, bedoeld in het derde lid van artikel 29, desgevraagd ter inzage aan de directeur van de Directie Onderwijs.
Artikel 57
De directeur draagt er zorg voor dat een volledig stel der gebruikte opgaven bewaard blijft voor het archief der school.
Artikel 58
1. De directeur is bevoegd aan belanghebbenden verklaringen over een eindexamen en afschriften van de cijferlijsten, bedoeld in artikel 39, eerste lid, af te geven. 2. Een schriftelijke verklaring dat een diploma is uitgereikt, welke dezelfde waarde heeft als het diploma zelf, kan uitsluitend door de directeur van de Directie Onderwijs worden verstrekt.
15
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 59
Indien het bevoegd gezag van een school anders dan op grond van dit landsbesluit een getuigschrift uitreikt, draagt het er zorg voor dat dat getuigschrift zo wordt opgesteld dat het niet kan worden aangezien voor een diploma, uitgereikt volgens dit landsbesluit.
Artikel 60
Ten behoeve van experimenten met een andere inrichting van het eindexamen kan de Minister toestaan dat van dit landsbesluit wordt afgeweken.
Artikel 61
De Minister kan bepalen dat bij één of meer van de eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. en m.a.v.o. in een of meer door hem aan te wijzen vakken geen schriftelijk examen zal worden afgenomen dan wel het schriftelijk examen wordt vervangen door een mondeling examen. De Minister kan daarbij voorschriften vaststellen die afwijken van dit landsbesluit.
§ 2. Mondeling examen in de plaats van schoolonderzoek
Artikel 62
De Minister kan met betrekking tot één of meer eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. en m.a.v.o. vakken aanwijzen, waarvoor in afwijking van artikel 14, onderdeel a, een mondeling examen in de plaats treedt van het schoolonderzoek. Een aanwijzing geschiedt vóór 1 mei van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de eindexamens zullen worden afgenomen.
Artikel 63
Met betrekking tot een vak waarin een mondeling examen wordt afgenomen, wordt in de artikelen 11, 33, 34 en 39 voor “schoolonderzoek” gelezen: mondeling examen.
Artikel 64
1. Het mondeling examen in een vak wordt, met inachtneming van hetgeen bij of krachtens dit landsbesluit daaromtrent is bepaald, afgenomen onder toezicht van door de Minister aan te wijzen gecommitteerden. 2. De Minister kan de gecommitteerden een vacatiegeld toekennen, alsmede een vergoeding van reis- en verblijfkosten, een en ander volgens door de Minister vast te stellen richtlijnen.
Artikel 65
1. De directeur van de Directie Onderwijs stelt voor elke school de dagen vast waarop het mondeling examen zal worden afgenomen. 2. Voor dit examen zijn per school niet meer dan zeven schooldagen beschikbaar; hierbij wordt de zaterdag niet als schooldag beschouwd. 3. De directeur van de Directie Onderwijs kan afwijking van het bepaalde in het tweede lid toestaan.
16
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
4. De directeur is belast met de verdere regeling van het examen. Hij zendt een rooster van het examen uiterlijk veertien dagen vóór de aanvang van het examen aan de inspecteur en aan de gecommitteerde.
Artikel 66
1. Bij het mondeling examen in een vak wordt elke kandidaat afzonderlijk ondervraagd, de overige kandidaten mogen daarbij geen toebehoorde zijn. 2. Het mondeling examen wordt afgenomen door de examinator. De examinator is verplicht over een bepaald onderdeel van de examenstof vragen aan de kandidaat te stellen, indien de gecommitteerde daartoe de wens te kennen geeft. Ook heeft de gecommitteerde het recht na overleg met de examinator vragen te stellen. 3. Het inzien door de kandidaat van stukken, hem bij het mondeling examen voor te leggen, geschiedt in aanwezigheid van een leraar. 4. Artikel 27, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 67
1. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het cijfer voor het mondeling examen in een vak vast. Daarbij gebruiken zij één van de cijfers uit de schaal van cijfers, genoemd in artikel 17, zesde lid. 2. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde cijfer. Indien het gemiddelde, bedoeld in de vorige volzin, een cijfer is dat als tweede decimaal een 5 heeft, wordt deze naar boven afgerond. 3. Zij stellen het cijfer voor het mondeling examen in een vak voor iedere kandidaat vast onmiddellijk na afloop van zijn mondeling examen in dat vak. 4. Zodra een cijfer voor het mondeling examen is vastgesteld, vult de examinator dit cijfer in op de lijst van cijfers, bedoeld in artikel 21, eerste lid. De examinator en de gecommitteerde ondertekenen de lijst. De examinator levert de lijst in bij de directeur. Het bepaalde in artikel 21, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 68
Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de directeur, is verhinderd aan het mondeling examen in een vak deel te nemen, wordt hem gelegenheid gegeven het eindexamen te voltooien gedurende de periode van de herkansingen.
Artikel 69
Op het mondeling examen in een vak zijn de artikelen 30 en 32 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 70
Op het herexamen of de herkansing in een vak, waarvoor een mondeling examen in de plaats treedt van een schoolonderzoek, zijn in afwijking van artikel 44, tweede lid, de artikelen 22 tot en met 42 en de artikelen van deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.
17
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 71
1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, artikel 4, onderdeel a, en artikel 17, derde lid, kan in de schooljaren 1986-1987 en 1987-1988 als examenvak hetzij wiskunde A en B, hetzij wiskunde I en II worden gekozen.