Author Archives: ahmed4334

User Avatar

Author: ahmed4334

my bio

Landsbesluit opleiding en examens landmeetkundigen AB 1989 no. GT 82

*************************

AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, houdende regelen betreffende de instelling van leergangen tot opleiding van landmeetkundigen en de examens voor landmeetkundige
Citeertitel: Landsbesluit opleiding en examens landmeetkundigen
Vindplaats : AB 1989 no. GT 82
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

HOOFDSTUK I
De opleiding
Artikel 1
1. Op voorstel van de directeur van de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie kunnen bij landsbesluit leergangen tot opleiding van landmeetkundigen worden ingesteld. 2. De organisatie van en het toezicht op deze leergangen berusten bij de inspecteur van de onderwijs. 3. De leraren der leergangen worden op voordracht van de inspecteur van het onderwijs en de directeur van de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie door de minister van Welzijnszaken benoemd. 4. Met de leiding en het beheer van een leergang wordt een directeur belast. De directeur van de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie treedt als zodanig op.
Artikel 2
1. Elke leergang kan twee cursussen omvatten, t.w. a. Cursus A, opleidende tot het examen ter verkrijging van het diploma landmeetkundige A; b. Cursus B, opleidende tot het examen ter verkrijging van het diploma landmeetkundige B. 2. Het aantal cursisten moet bij de aanvang van een cursus minste vier bedragen. 3. In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de minister van Welzijnszaken, kan op voorstel van de directeur van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel worden afgeweken. 4. De duur van elke cursus is ten hoogste twee jaar en zes maanden.
Artikel 3
Het leerplan voor de leergang tot opleiding van landmeetkundigen is als bijlage bij dit landsbesluit gevoegd.
Artikel 4
De inspecteur van het onderwijs wijst de lokaliteiten aan, waar de lessen worden gegeven en geeft voorschriften omtrent het gebruik daarvan.
************************* AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 5
1. De rooster van lesuren en de verdeling der lessen over de verschillende leraren worden door de directeur van de leergang ontworpen en door de inspecteur van het onderwijs in overleg met de directeur vastgesteld. 2. De vakanties vallen samen met die der openbare scholen in het land Aruba.
Artikel 6 (vervallen)
Artikel 7
Tot een cursus A kunnen bij de aanvang van de cursus worden toegelaten zij, die tenminste voldoen aan een der volgende eisen: a. toegelaten zijn tot het vierde leerjaar van een Hogere Burgerschool met 5 jarige cursus, een Gymnasium of een Lyceum; b. in het bezit zijn van een diploma M.U.L.O. B; c. in het bezit zijn van een diploma of een ander bewijs, dat naar het oordeel van de inspecteur van het onderwijs tenminste evenveel waarborgen biedt voor de kennis van de algebra, meetkunde, physica en Nederlandse taal als verondersteld wordt aanwezig te zijn bij het voldoen aan een der onder a en b gestelde eisen.
Artikel 8
1. Tot een cursus B worden bij de aanvang van de cursus toegelaten zij, die in het bezit zijn van het diploma landmeetkundige A. 2. In bijzondere gevallen kan op voorstel van de directeur door de inspecteur van het onderwijs van de in het eerste lid van dit artikel gestelde eis vrijstelling worden verleend.
Artikel 9
Tussentijdse toelating tot een lopende cursus kan op voorstel van de directeur door de inspecteur van het onderwijs worden toegestaan, indien de aanvrager kan aantonen, dat hij met redelijke kans van slagen de cursus zal kunnen volgen en hij voldoet aan de in artikel 7, respectievelijk artikel 8, gestelde eisen.
Artikel 10
1. De cursisten zijn lesgeld verschuldigd ten bedrage van zeven florin en vijftig cent per maand, bij vooruitbetaling te voldoen aan de directeur van de leergang. Deze stort de ontvangen lesgelden aan het einde van elke maand bij de Ontvanger der belastingen. 2. Vrijstelling of vermindering van lesgeld wordt niet verleend. 3. De cursisten bekostigen zelf hun boeken en verdere benodigdheden. 4. Op elke les wordt door de cursisten een presentielijst getekend; deze lijst wordt door de leraar ondertekend en bij de directeur van de leergang ingediend.
Artikel 11
Aan de cursisten, die de lessen niet geregeld bijwonen, door onvoldoende ijver of slecht gedrag het onderwijs belemmeren of het ingevolge
2
************************* AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
het eerste lid van artikel 10 verschuldigde lesgeld niet tijdig voldoen, kan op voorstel van de directeur van de leergang door de inspecteur van het onderwijs het verder volgen van de cursus worden ontzegd.
HOOFDSTUK II
Het examen
Artikel 12
1. Er worden examens ingesteld ter verkrijging van het diploma landmeetkundige A en van het diploma landmeetkundige B. 2. Tot het afnemen van de in het eerste lid bedoelde examens wordt door de minister van Welzijnszaken een commissie benoemd, waarvan de inspecteur van het onderwijs ambtshalve voorzitter is. 3. Wanneer de behoefte daartoe naar het oordeel van de voorzitter blijkt, wordt door de examencommissie gelegenheid tot het afleggen van de in het eerste lid genoemde examens gegeven.
Artikel 13
1. Tot het afleggen van het examen ter verkrijging van het diploma landmeetkundige A worden toegelaten degenen, die voldoen aan een der in artikel 7 genoemde eisen. 2. Tot het afleggen van het examen ter verkrijging van het diploma landmeetkundige B worden met inachtneming van het bepaalde in het derde lid, toegelaten degenen, die voldoen aan een der in artikel 8 genoemde eisen. 3. De voorzitter van de examencommissie kan van degenen, die zich aanmelden voor het afleggen van het in het tweede lid bedoelde examen een eigen werkstuk vorderen. Ingeval deze eis wordt gesteld, wordt een kandidaat niet tot het examen toegelaten, indien zijn werkstuk niet voldoet aan de daaraan door de examencommissie te stellen eisen. 4. Houders van het getuigschrift 5 jarige H.B.S. B zijn vrijgesteld van het onderzoek in de vakken gonio- en trigoniometrie en natuurkunde.
Artikel 14
Hij, die zich voor een der examens wenst in te schrijven, moet onder overlegging van de vereiste documenten het examengeld van vijftien florin aan de directeur van de leergang voldoen. Deze stort de ontvangen examengelden binnen een maand na de sluiting der inschrijving in de kas van de Ontvanger der belastingen.
Artikel 15
1. De voorzitter der examencommissie belegt vergadering zo dikwijls hij dit nodig acht en wijst de lokalen aan, waar de examens worden afgenomen. 2. In de eerste vergadering, die de voorzitter belegt, kiest de examencommissie een harer leden tot secretaris. 3. De examencommissie bepaalt in de eerste vergadering voorts de inrichting van de examens en stelt regelen vast ter beoordeling van het schriftelijke werk, de mondelinge examens en de praktische opgaven en ter bepaling van de toe te kennen cijfers. 4. De secretaris geeft namens de examencommissie aan elk kandidaat
3
************************* AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
tijdig kennis, waar en wanneer deze tot het afleggen van een examen moet verschijnen.
Artikel 16
1. Het examen ter verkrijging van het diploma landmeetkundige A omvat drie groepen van vakken, t.w. I. de groep Landmeetkunde, omvattende de vakken: a. natuurkunde; b. landmeten; c. waterpassen; II. de groep Landmeetkundige berekeningen, omvattende de vakken: a. landmeetkundig rekenen; b. beginselen differentiaal en integraal rekenen; c. gonio- en trigoniometrie; III. de groep Kaarteren en Kaarttekenen, omvattende de vakken: a. kaarteren; b. kaarttekenen; c. kopiëren; d. bijwerken. 2. De vakken der groepen “Landmeetkunde” en “Landmeetkundige Berekeningen” worden schriftelijk en mondeling geëxamineerd. 3. Een praktisch onderzoek vindt plaats in de vakken landmeten, waterpassen, kaarteren, kaarttekenen, kopiëren en bijwerken.
Artikel 17
1. Het examen ter verkrijging van het diploma landmeetkundige B omvat drie groepen van vakken, t.w. I. de groep Landmeetkunde, omvattende de vakken: a. landmeten; b. waterpassen; II. de groep Landmeetkundige berekeningen, omvattende de vakken: a. landmeetkundig rekenen; b. beginselen der analytische meetkunde; c. beginselen der boldriehoeksmeting; III. de groep Kaarteren en Kaarttekenen, omvattende de vakken: a. kaarteren; b. kaarttekenen. 2. De vakken der groepen “Landmeetkunde” en “Landmeetkundige berekeningen” worden schriftelijk en mondeling geëxamineerd, met dien verstande dat bij het behalen van het cijfer 7 voor elk onderdeel op het schriftelijk examen vrijstelling voor het mondeling wordt verleend. 3. Een praktisch onderzoek vindt plaats in de vakken der groepen “Landmeetkunde” en “Kaarteren en Kaarttekenen”.
Artikel 18
De omvang van de kennis of vaardigheid, die bij de examens zal worden gevorderd, is dezelfde als die van de in de leerplannen omschreven leerstof voor de cursus A en de cursus B, als bijlage bij dit landsbesluit gevoegd, voorzover deze leerstof de examenvakken betreft.
Artikel 19
De schriftelijke en praktische opgaven worden door de examencommissie ontworpen en door de voorzitter vastgesteld.
4
************************* AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 20
1. Het schriftelijke werk en de praktische opgaven worden onder voortdurend toezicht uitgevoerd. 2. De voorzitter wijst een of meer leden der examencommissie aan om dit toezicht uit te oefenen. 3. Het schriftelijke werk wordt door alle kandidaten, deelnemende aan een zelfde examen, gelijktijdig gemaakt. 4. Het gebruik van andere dan door de examencommissie voorgeschreven hulpmiddelen is daarbij verboden. 5. Hun, die zich aan enig bedrog bij het examen schuldig maken, wordt terstond de verdere deelneming aan het examen ontzegd. 6. Het schriftelijke werk wordt door de examencommissie nagezien en beoordeeld. 7. Na afloop van het schriftelijke examen worden op een daartoe door de voorzitter belegde vergadering, welke vóór het begin van de mondelinge examens wordt gehouden, de behaalde cijfers ingeschreven op de daarvoor bestemde cijferlijsten.
Artikel 21
1. Bij het mondeling onderzoek worden de kandidaten afzonderlijk ondervraagd. 2. Er wordt zoveel mogelijk aantekening gehouden van de daarbij gestelde vragen.
Artikel 22
1. Het oordeel over de kennis of vaardigheid der kandidaten wordt uitgedrukt door een der cijfers 1 tot en met 10, aan welke de volgende betekenis is te hechten: 10 uitmuntend 5 bijna voldoende 9 zeer goed 4 onvoldoende 8 goed 3 zeer onvoldoende 7 ruim voldoende 2 slecht 6 voldoende 1 zeer slecht 2. De cijfers voor de vakken en de onderdelen van vakken kunnen worden uitgedrukt tot in tiende delen van de eenheid.
Artikel 23
1. Na afloop van elk examen worden de cijfers voor de respectievelijk in het eerste lid van artikel 16 en het eerste lid van artikel 17 bedoelde groepen afgeleid uit de cijfers, welke voor de vakken die elke groep omvat behaald zijn, volgens de regelen, die daartoe door de examencommissie ingevolge het bepaalde in het derde lid van artikel 15 worden vastgesteld. 2. Afgewezen worden de kandidaten: a. die voor één of meer groepen een eindcijfer lager dan 5 hebben behaald; b. die voor twee of meer groepen het eindcijfer 5 hebben behaald. 3. Aan de kandidaten, die voor één der groepen het cijfer 5 en voor de overige groepen een hoger cijfer hebben behaald, wordt een herexamen in de vakken van eerstbedoelde groep opgelegd, dat niet eerder dan na drie maanden en niet later dan na zes maanden wordt afgenomen. 4. Indien een kandidaat is afgewezen, wordt hem bij het eerstvolgende examen vrijstelling verleend voor de vakken van die groep of
5
************************* AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
groepen, waarvoor hij een 7 of hoger cijfer heeft behaald. Wordt hij dan weder afgewezen, dan wordt hem bij het daarop volgende examen geen vrijstelling voor enige groep meer verleend. 5. Geslaagd zijn de kandidaten, die voor alle groepen een 6 of hoger cijfer hebben behaald.
Artikel 24
1. Zo spoedig mogelijk wordt de uitslag der examens aan de kandidaten medegedeeld en wordt de geslaagden het hun toegekende diploma uitgereikt. Dit wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris der examencommissie. 2. Alle kandidaten ontvangen een schriftelijke mededeling van de uitslag van hun examen in elke groep. Deze mededeling wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris der examencommissie.
Artikel 25
1. De leden der examencommissie nemen de nodige maatregelen opdat ten opzichte van alles, wat op de examens betrekking heeft geheimhouding in acht genomen wordt. 2. Vóór de afloop van het gehele examen mag aan de kandidaten op generlei wijze enige mededeling worden gedaan inzake de beoordeling van hun werk.
Artikel 26
1. Iedere geëxamineerde kan op de Directie Onderwijs waar het gemaakte schriftelijke werk gedurende zes maanden bewaard wordt, van zijn werk inzage verkrijgen. Na die termijn wordt het vernietigd. 2. De gehouden aantekeningen van het mondelinge onderzoek alsmede een naamlijst van de kandidaten met vermelding van de behaalde cijfers en van de uitslagen worden op de Directie Onderwijs bewaard, alwaar ook afschriften van de schriftelijke opgaven blijven berusten.
Artikel 27
De voorzitter van de examencommissie doet de uitslagen der examens publiceren in de Landscourant van Aruba.
Artikel 28
1. De leden der examencommissie genieten vergoedingen naar de volgende maatstaf: – tien florin voor het bijwonen van een voorbereidende of slotverga- dering; – vijf florin per uur of een deel van een uur tot een maximum van dertig florin per dag voor het houden van toezicht bij de schriftelijke examens; – vijftien florin per uur of een deel van een uur tot een maximum van vijfenveertig florin per dag voor het optreden als examinator of als gecommitteerde bij het mondeling of praktijkexamen; – tien florin voor het op schrift stellen van de varianten of de normering van het eerste schriftelijk gemaakt werkstuk van elk onderdeel van het examen; – één florin en vijftig cent voor het corrigeren van elk volgend werkstuk; – vijftien florin voor het oplezen van een dictee.
6
************************* AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
2. Voor het opstellen van de opgaven voor het schriftelijke of praktijkexamen wordt een vergoeding toegekend van vijftien florin per onderdeel per opsteller van het examen tot een maximum van driehonderd florin per examen; 3. De secretaris geniet een vergoeding van tien florin voor elk vijftal kandidaten.
HOOFDSTUK III
Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 29
De diploma’s landmeetkundige A en landmeetkundige B, afgegeven naar aanleiding van krachtens vroegere wettelijke regelingen gehouden examens, worden gelijkgesteld met de gelijknamige diploma’s, welke op grond van dit landsbesluit worden afgegeven.
Artikel 30
Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit opleiding en examens landmeetkundigen.
7
************************* AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
LEERPLAN voor de leergang tot opleiding van landmeetkundigen, behorende bij het Landsbesluit opleiding en examens landmeetkundigen ___________________________________________________________________
CURSUS A, opleidende voor het diploma landmeetkundige A. I. LANDMEETKUNDE: a. Natuurkunde. Magnetisme. De magneetnaald. Declinatie en inclinatie. Het kompas (leerstof dezelfde als die voor 5 j. H.B.S. B) Licht. Terugkaatsing. Vlakke spiegel. Holle en bolle spiegels. Breking. Prisma’s en lenzen. Bolle en holle lenzen. Reel en virtueel beeld. Lenzenformules. De kijker. Stralengang in de kijker. Chromatische en sferische aberratie. Vergroting (leerstof dezelfde als die voor 5 j. H.B.S. B). b. Landmeten en waterpassen. 1. Theoretische kennis. Overzicht van de geodesie; kaarten algemeen, kartografie, algemene begrippen uit het landmeten, onderdelen van instrumenten, optiek en constructie van kijkers, loupen, microscoop, niveau, constructie’s en regelingen; constructie, regeling en beginselen van het gebruik van de theodoliet; hoogtemeting, barometrische en trigonometrische hoogtemeting, waterpassing, constructie en typen waterpasinstrumenten, regeling instrumenten en foutenbronnen, theoretische opzet, uitvoering en berekening van waterpassingen. Situatiemeting, kaartering en oppervlaktebepaling, algemene beginselen en methode, inrichting van detailmetingen, enige kennis van methoden van oppervlaktebepaling. Een en ander zoals behandeld in “Het leerboek der landmeetkunde” van Prof. Dr. Ir. W. Schermerhorn en Ir. H.J. van Steenis (voor zover betreft de delen A, B en C van dat leerboek, met uitzondering van de theorie van de planimeter, alsmede deel D voorzover betreft de constructie regeling en gebruik van de theodoliet). Bovendien algemene beginselen van de veelhoeksmeting, met eenvoudige toepassing daarvan, zowel theoretisch als practisch alsmede de dradenafstandmeter met hellende vizierlijn met het beginsel der tachymetrie. 2. Praktische kennis. Behandeling en opstelling van hoekmeetinstrumenten, de regeling van niveau’s, het opzetten van een eenvoudige technische grondslag. Het uitbakenen en verlengen van rechte lijnen met jalons. Het praktische gebruik van jalon, jalonniveau en schietlood, meetband en prisma. Het opmeten van details aan meetlijnen met behulp van loodlijn en verlengde, het uitzetten en markeren van gegeven hellingen. De uitvoering van een eenvoudige doorgaande en oppervlaktewaterpassing. 3. Bedrevenheid in het opmaken van een rapport over het uitvoeren van een eenvoudige landmeetkundige opdracht.
II. LANDMEETKUNDIGE BEREKENINGEN: a. Gonio- en Trigoniometrie. Voor zover als op de H.B.S. wordt gedoceerd, met uitzondering van de onderwerpen goniometrische vergelijkingen en cyclometrische
8
************************* AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
functies. b. Cijferen. Praktische vaardigheid in de toepassing van verschillende rekenmethoden met gebruikmaking van de zes decimalige logarithmentafel. Vaardigheid in het gebruik van rekenschema’s en rekenformulieren. Praktische kennis van de toepassing der theorie over het afronden en afbreken van getallen. c. Coördinaten rekening. De toepassing hiervan in de landmeetkunde. Het berekenen en vereffenen van eenvoudige veelhoeken; het kennen van meetpunten en loodlijnen. Het berekenen van de coördinaten van een punt uitgegeven georiënteerde richting en gemeten afstand met gebruikmaking van een zes decimalige logarithmentafel. De beginselen van de oplossing van het vraagstuk van Snellius volgens de methode van Collins. De beginselen van de berekening van een eenvoudig driehoeksnet. d. Oppervlakteberekening. Berekening van oppervlakken uit meetgetallen en transformatie van figuren. De constructie en het gebruik van de pool planimeter. Eenvoudige berekeningen uit de combinatie van gemeten lengten en berekende (afgeleide) maten. e. Differentiaal en integraal rekenen. De beginselen hiervan zoals omschreven in “Differentiaal en integraalrekening” door P.G.J. Vredenduin.
III. KAARTEREN EN KAARTTEKENEN: a. Het aanleggen van een plan. b. Het kaarteren van een eenvoudige meting met passer en transversaalschaal; het kaarteren van poolcordinaten. c. Het inkten, kleuren, beschrijven en nummeren van een eenvoudige kaart. d. Kopiëren, blijkgevend van een grote nauwkeurigheid. e. Het uitvoeren van een bijwerking van een kaart.
9
************************* AB 1989 no. GT 82 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
CURSUS B, opleidende voor het diploma landmeetkundige B. I. LANDMEETKUNDE: a. Theoretische kennis. 1. De kennis der instrumenten en der lagere landmeetkunde in brede zin, zoals deze wordt onderwezen in: “Het leerboek der landmeetkunde” door Prof. Dr. Ir. W. Schermerhorn en Ir. H.J. van Steenis, met uitzondering van de daarin als A, B en C aangeduide gedeelten, voor zover deze in de cursus A reeds zijn behandeld. 2. De theoretische aanwijzingen voor de detailmeting, zoals deze zijn gegeven in: “Landmeten” door A.C.J. Hof. 3. Doel en inrichting van het Arubaanse kadaster. b. Praktische kennis. 1. Praktische bedrevenheid in de verkenning van een technische grondslag, vaardigheid in het meten van driehoekspunten, het polygoneren, het tachymeteren en het waterpassen. 2. Bekwaamheid in de verkenning en uitvoering van een gecompliceerde detailmeting, het uitzetten van percelen volgens gegeven grootheden, het uitzetten van horizontale en verticale cirkel en overgangsbogen, het uitzetten van langs en dwarsprofielen. 3. Bedrevenheid in het opmaken van een landmeetkundig rapport.
II. LANDMEETKUNDIGE BEREKENINGEN: a. Theoretische kennis. 1. De methoden gebruikt voor het landmeetkundig rekenen, zoals omschreven in “Gerichte vlakke driehoeksmeting en lager landmeetkundig rekenen” van Ir. F. Harkink, met uitzondering van de methoden, gebaseerd op het gebruik van dubbel machines en logarithmentafel. 2. De methoden gebruikt bij de berekening van de oppervlakken van percelen, zoals aangegeven in: “Landmeten; de bepaling van de grootte der percelen” door Ir. F. Harkink. 3. Analytische meetkunde zoals omschreven in “Beginselen der Analytische meetkunde” door Dr. D.J.E. Schrek; 4. Boldriehoeksmeting zoals omschreven in “Boldriehoeksmeting” door J. Versluys. b. Praktische kennis. Bedrevenheid in het uitvoeren van al de landmeetkundige berekeningen, die in de onder IIa genoemde werken worden onderwezen met gebruikmaking van rekenmachines en tafels der natuurlijke waarden van hoekfuncties in zes decimalen; vaardigheid in het gebruik van rekenschema’s welke zijn aanbevolen bij de berekeningen omschreven onder IIa.
III. KAARTEREN EN KAARTTEKENEN: a. Het aanleggen van een plan. b. Het kaarteren van een gecompliceerde meting met passer en transversaalschaal; het kaarteren van poolcoördinaten; kennis van het gebruik van bijzondere hulpmiddelen bij het kaarteren; het vervaardigen van een hoogtekaart. c. Het inkten, kleuren, beschrijven en nummeren van een gecompliceerde kaart.

Landsbesluit lager technisch onderwijs AB 1989 no. GT 81

*************************

AB 1989 no. GT 81 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van de artikelen 21, derde lid, en 29 van de Landsverordening voortgezet onderwijs
Citeertitel: Landsbesluit lager technisch onderwijs
Vindplaats : AB 1989 no. GT 81
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Dit landsbesluit verstaat onder: Minister : de minister van Welzijnszaken; inspecteur : de inspecteur van het nijverheidsonderwijs, belast met het toezicht op de school; het bevoegd gezag : voor wat betreft: a. een openbare school: de Minister; b. een bijzondere school: het schoolbestuur; school : een dagschool voor lager technisch onderwijs; direkteur : de direkteur van een school; afdeling : één van de aan de school verbonden studierichtingen; klas : een aantal leerlingen, dat binnen een bepaald leerjaar gelijktijdig overwegend hetzelfde onderwijs ontvangt; groep : een aantal leerlingen, afkomstig uit een of meer klassen, dat in een of meer vakken gelijktijdig onderwijs ontvangt.
HOOFDSTUK II
Toelating, bevordering en verwijdering
Artikel 2
Tot het gemeenschappelijke eerste leerjaar van een school kan als leerling slechts worden toegelaten: hij die a. het laatste leerjaar van een school voor basisonderwijs met goed gevolg heeft doorlopen, of b. afkomstig is van het speciaal onderwijs, na overleg tussen het desbetreffende hoofd van de school en de direkteur van de toelatende school, of c. het voorbereidend jaar van een school voor lager technisch onderwijs met goed gevolg heeft doorlopen. De toelating kan niet voorwaardelijk geschieden.
Artikel 3
Tot het voorbereidend jaar kan als leerling worden toegelaten: hij die a. het voorlaatste leerjaar van een school voor basisonderwijs heeft doorlopen en de leeftijd van 13 jaren heeft bereikt, of
************************* AB 1989 no. GT 81 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
b. afkomstig is van het speciaal onderwijs, na overleg tussen desbetreffende hoofd van de school en de direkteur van de toelatende school. De toelating kan niet voorwaardelijk geschieden.
Artikel 4
Een leerling komende van een gelijksoortige school, wordt bij toelating geplaatst in het leerjaar waarin hij op die school het onderwijs had mogen volgen.
Artikel 5
1. Een leerling, komende van een andere soort school voor voortgezet onderwijs, waarin hij het eerste leerjaar met goed gevolg heeft doorlopen, wordt bij toelating geplaatst in het tweede leerjaar. 2. Een leerling, komende van een andere soort school voor voortgezet onderwijs waarin hij het tweede leerjaar of de volgende leerjaren met goed gevolg heeft doorlopen, kan tot een hoger leerjaar worden toegelaten, indien uit een toelatingsonderzoek is gebleken dat hij het onderwijs in dat leerjaar naar verwachting met voldoende resultaat zal kunnen volgen.
Artikel 6
1. Een leerling, die het diploma van de A-stroom heeft behaald, wordt bij toelating ten minste geplaatst in het derde leerjaar van de T-stroom. 2. Een leerling, die het diploma van de P-stroom heeft behaald, wordt bij toelating ten minste geplaatst in het tweede leerjaar van de A-stroom.
Artikel 7
Voorwaardelijke bevordering wordt uitdrukkelijk op het overgangsrapport vermeld. Bovendien wordt hiervan schriftelijk mededeling gedaan aan ouders, voogden of verzorgers, waarbij tevens worden vermeld de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om te kunnen worden bevorderd, alsmede het tijdstip waarop definitief omtrent de bevordering zal worden beslist. Dit tijdstip ligt tussen 1 oktober en 1 januari.
Artikel 8
1. Het bevoegd gezag kan onder opgaaf van redenen overgaan tot definitieve verwijdering van een leerling, doch voor zover het betreft een minderjarige leerling niet dan nadat zijn ouders, voogden of verzorgers in de gelegenheid zijn gesteld hierover te worden gehoord. Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd. 2. Definitieve verwijdering geschiedt slechts na overleg met de inspecteur. 3. Het bevoegd gezag stelt de inspecteur van een definitieve verwijdering schriftelijk en met opgaaf van redenen in kennis. 4. De direkteur kan overgaan tot tijdelijke verwijdering van een leerling voor ten hoogste drie dagen.
2
************************* AB 1989 no. GT 81 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK III
Inrichting van het onderwijs
Artikel 9
1. Aan een school zijn drie differentiaties verbonden, namelijk: – een T-stroom (overwegend theoretisch gericht onderwijs); – een A-stroom; – een P-stroom (overwegend praktisch gericht onderwijs). 2. In bijzondere gevallen kan de Minister afwijken van het bepaalde in het vorige lid. 3. Het eerste leerjaar is gemeenschappelijk. 4. De Minister kan, in overleg met de inspecteur en voorzover het betreft een bijzondere school het schoolbestuur gehoord, bepalen dat een voorbereidend jaar aan een school wordt verbonden.
Artikel 10
– De cursusduur van de T-stroom bedraagt, inclusief het gemeenschappelijke eerste leerjaar, vier jaren; – De cursusduur van de A-stroom en de P-stroom bedraagt, inclusief het gemeenschappelijke eerste leerjaar, drie jaren; – De cursusduur van het voorbereidend jaar bedraagt één jaar.
Artikel 11
1. Aan een school kunnen de volgende afdelingen verbonden zijn: metaalbewerken; fijnmetaalbewerken; elektrotechniek; houtbewerken; motorvoertuigentechniek; installatie en koeltechniek; schilderen; metselen. 2. Door toepassing van artikel 28 van de Landsverordening voortgezet onderwijs kan een wijziging van het in het eerste lid gestelde voorbereid worden.
Artikel 12
De duur van de lessen en van de studielessen is 45 minuten.
Artikel 13
Het bevoegd gezag vormt in een school klassen, splitst en voegt deze samen (en vormt groepen) volgens regels opgenomen in de artikelen 14 tot en met 20.
Artikel 14
Deelt men het totaal aantal leerlinglessen door het aantal leraarlessen dan mag de uitkomst a. voor scholen met een gemeenschappelijk eerste leerjaar en de differentiaties T- en A-stroom niet kleiner zijn dan 18; b. voor scholen met een voorbereidend jaar en de differentiatie P-
3
************************* AB 1989 no. GT 81 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
stroom niet kleiner zijn dan 15.
Artikel 15
1. Een klas van een gemeenschappelijk eerste leerjaar mag niet groter zijn dan 24 leerlingen; een klas van de differentiaties A- en T-stroom mag niet groter zijn dan 26 leerlingen; een klas van de differentiatie P-stroom mag niet groter zijn dan 22 leerlingen; en een klas van het voorbereidend jaar mag niet groter zijn dan 20 leerlingen. 2. De Minister kan, de inspecteur gehoord, van het bepaalde in het eerste lid afwijken.
Artikel 16
Het aantal leerlingen dat per klas gezamenlijk van een leraar onderwijs ontvangt, mag niet kleiner zijn dan 10, tenzij de Minister, de inspecteur gehoord, voor met name te noemen klassen en vakken een afwijking toestaat. Deze afwijking kan slechts voor de periode van een schooljaar worden gegeven, welke periode jaarlijks kan worden verlengd.
Artikel 17
In scholen met de differentiaties T- en A-stroom mag het aantal klassen in elk leerjaar van een afdeling niet groter zijn dan het aantal leerlingen in dat leerjaar van de afdeling, gedeeld door 25, waarbij een gebroken getal naar boven wordt afgerond tot een geheel getal.
Artikel 18
In scholen met een voorbereidend jaar, een gemeenschappelijk eerste leerjaar en de differentiatie P-stroom mag het aantal klassen per leerjaar niet groter zijn dan het aantal leerlingen in dat leerjaar gedeeld door 19, waarbij een gebroken getal naar boven wordt afgerond tot een geheel getal.
Artikel 19
De Minister kan in bijzondere gevallen met het oog op de veiligheid afwijken van het bepaalde in de artikelen 14 tot en met 18. De inspecteur wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 20
Voor elk vak is het toegestaan groepen te vormen, met dien verstande, dat: a. bij lessen in de vakken machinale houtbewerking en lassen de groep niet groter wordt dan 10; b. bij lessen in de vakken metingen (elektrotechniek) en natuurkundepraktikum de groep niet groter wordt dan 12.
Artikel 21
Onder keuzevak wordt in de artikelen 22 tot en met 26 verstaan: een vak dat in deze artikelen voorkomt. Van het bepaalde in de vorige volzin kan door het bevoegd gezag worden afgeweken in overleg met de inspecteur na goedkeuring van de Minister.
4
************************* AB 1989 no. GT 81 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 22
1. In het voorbereidend jaar van de school volgen de leerlingen in elk van de vakken of in de groepen van vakken, vermeld in de hierna volgende tabel, wekelijks ten minste het daarbij aangegeven aantal lessen en studielessen: Papiamentse taal 1 Nederlandse taal 2 Een moderne taal (Engels of Spaans) 1 Maatschappijleer 1 Lichamelijke oefening 2 Rekenen/Wiskunde 2 Natuurkunde 1 Vaktekenen 1 Vaktheorie 1 Materialen en gereedschappen 1 Praktijkvakken 12 Keuzevakken (waarbij tenminste een studieles verplicht is) 11 ____ 36 2. De praktijkvakkenlessen kunnen vakken van verschillende afdelingen omvatten.
Artikel 23
1. In het gemeenschappelijke eerste leerjaar van de school volgen de leerlingen in elk van de vakken of in de groepen van vakken, vermeld in de hierna volgende tabel, wekelijks ten minste het daarbij aangegeven aantal lessen en studielessen: Papiamentse taal 1 Nederlandse taal 3 Engelse taal 1 Spaanse taal 1 Maatschappijleer 1 Lichamelijke oefening 2 Rekenen/Wiskunde 5 Natuurkunde (w.o. mechanica) 2 Vaktekenen (w.o. tekening lezen en technisch schetsen) 4 Vaktheorie 2 Materialen en gereedschappen 1 Praktijkvakken 10 Keuzevakken (waarbij ten minste een studieles verplicht is) 3 ____ 36 2. De praktijkvakken dienen ten minste vakken van twee verschillende afdelingen te omvatten.
Artikel 24
1. In het tweede, derde en vierde leerjaar van de differentiatie T-stroom van de school volgen de leerlingen in elk van de vakken of in de groepen van vakken, vermeld in de hierna volgende tabel, wekelijks ten minste het daarbij aangegeven aantal lessen en studielessen: Papiamentse taal 1 Nederlandse taal 3 Engelse taal 2
5
************************* AB 1989 no. GT 81 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Spaanse taal 2 Maatschappijleer 1 Lichamelijke oefening 2 Rekenen/Wiskunde 6 Natuurkunde (w.o. mechanica) 3 Vaktekenen (w.o. tekening lezen en technische schetsen) 4 Vaktheorie 2 Materialen en gereedschappen 1 Praktijkvakken 8 Keuzevakken (w.o. mede studielessen kunnen worden begrepen) 1 ____ 36 2. Per afdeling wordt het aantal praktijklessen over de verschillende vakken als volgt verdeeld: alle leerjaren: a. afdeling metaalbewerken: bankwerken 4 lassen 2 plaatwerken 2 b. afdeling elektrotechniek: montage 4 bankwerken 2 meten 2 c. afdeling houtbewerken: banktimmeren 3 metselen/bouwtimmeren 3 machinale houtbewerking 2
Artikel 25
1. In het tweede en derde leerjaar van de differentiatie A-stroom van de school volgen de leerlingen in elk van de vakken of in de groepen van vakken, vermeld in de hierna volgende tabel, wekelijks ten minste het daarbij aangegeven aantal lessen en studielessen: Papiamentse taal 1 Nederlandse taal 2 Engelse taal 1 Spaanse taal 1 Maatschappijleer 1 Lichamelijke oefening 2 Rekenen/Wiskunde 4 Natuurkunde (w.o. mechanica) 2 Vaktekenen (w.o. tekening lezen en technisch schetsen) 5 Vaktheorie 2 Materialen en gereedschappen 2 Praktijkvakken 12 Keuzevakken (w.o mede studielessen kunnen worden begrepen) 1 ____ 36 2. Per afdeling wordt het aantal praktijklessen over de verschillende vakken als volgt verdeeld: alle leerjaren: a. afdeling metaalbewerken: bankwerken 6 lassen 3 plaatwerken 3
6
************************* AB 1989 no. GT 81 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
b. afdeling fijnmetaalbewerken: 12 c. afdeling elektrotechniek: montage 6 bankwerken 3 meten 3 d. afdeling houtbewerken: banktimmeren 6 metselen/bouwtimmeren 4 machinale houtbewerking 2 e. afdeling motorvoertuigentechniek: autoëlektrometing 3 metaalbewerking 1 plaatwerken 3 lassen 1 automontage 4 f. afdeling installatie en koeltechniek: fitten 2 zinkbewerken (solderen) 2 lassen 2 sanitaire montage 3 koeltechnische montage en meten 3 g. afdeling schilderen: huisschilderen 6 handtekenen 3 decoratieschilderen 3 h. afdeling metselen: banktimmeren 3 metselen/bouwtimmeren 6 tegelzetten 3
Artikel 26
1. In het tweede en derde leerjaar van de differentiatie P-stroom van de school volgen de leerlingen in elk van de vakken of in de groepen van vakken, vermeld in de hierna volgende tabel wekelijks ten minste het daarbij aangegeven aantal lessen en studielessen: Papiamentse taal 1 Nederlandse taal 1 Een moderne taal (Engels of Spaans) 1 Maatschappijleer 1 Lichamelijke oefening 2 Rekenen/Wiskunde 3 Natuurkunde (w.o. mechanica) 2 Vaktekenen (w.o. tekening lezen en technisch schetsen) 5 Vaktheorie 2 Materialen en gereedschappen 1 Praktijkvakken 15 Keuzevakken (w.o. mede studielessen kunnen worden begrepen) 2 ____ 36 2. Per afdeling wordt het aantal praktijklessen over de verschillende vakken als volgt verdeeld: alle leerjaren: a. afdeling houtbewerken: banktimmeren 9 metselen/bouwtimmeren 4 machinale houtbewerking 2
7
************************* AB 1989 no. GT 81 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
b. afdeling metselen: banktimmeren 3 metselen/bouwtimmeren 9 tegelzetten 3 c. afdeling metaalbewerken: bankwerken 9 lassen 3 plaatwerken 3 d. afdeling schilderen: huisschilderen 9 handtekenen 3 decoratieschilderen 3 3. In het derde leerjaar kan na goedkeuring door de inspecteur, voor ten hoogste vier weken een stage plaatsvinden.
Artikel 27
1. De leerlingen van een school volgen per week ten hoogste 36 lesuren. 2. Naast het aantal lessen en studielessen, bepaald in de artikelen 22 tot en met 26, kunnen de leerlingen wekelijks ten hoogste 2 lessen in het vak godsdienstleer volgen, waarmee het in het eerste lid bepaalde aantal lesuren wordt verhoogd tot ten hoogste 38.
Artikel 28
Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit lager technisch onderwijs.

Landsbesluit adviesprocedure voortgezet onderwijs AB 1989 no. GT 80

*************************

AB 1989 no. GT 80 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ==================================================================== 

Intitulé : Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 4 van de Landsverordening voortgezet onderwijs 

Citeertitel: Landsbesluit adviesprocedure voortgezet onderwijs 

Vindplaats : AB 1989 no. GT 80 

Wijzigingen: Geen 

DOWNLOAD PDF

==================================================================== 

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

Artikel 1
In dit landsbesluit wordt verstaan onder “de Minister”: de minister van Welzijnszaken.
Artikel 2
1. De onderwerpen, bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening voortgezet onderwijs, waarover aan een of meer van de in dat artikel bedoelde organisaties, die met het oog op hun doelstellingen daarvoor in aanmerking komen, de gelegenheid wordt gegeven de Minister van advies te dienen, zijn de onderwerpen tot vaststelling of wijziging van de landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, c.q. van de ministeriële regelingen, bedoeld in de volgende artikelen van die landsverordening:
a. artikel 4;
b. artikel 11, eerste lid;
c. artikel 18, derde lid;
d. artikel 19, eerste lid;
e. artikel 21;
f. artikel 24, eerste lid;
g. artikel 26; h. artikel 27;
i. artikel 28;
j. artikel 29;
k. artikel 30, zesde lid;
l. artikel 32, tweede lid, derde lid, eerste volzin, en vijfde lid;
m. artikel 36, tweede en derde lid;
n. artikel 44, tweede lid;
o. artikel 51, vierde lid;
p. artikel 57, tweede en vierde lid;
q. artikel 103;
r. artikel 108.
2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van wijzigingen die aangelegenheden van technische aard betreffen.
Artikel 3
1. Een advies, als bedoeld in artikel 2, kan slechts worden uitgebracht binnen vier maanden, nadat het verzoek om advies is gedagtekend, tenzij de Minister een andere termijn heeft gesteld. 2. Een zodanig advies wordt uitgebracht aan de Minister, met afschrift hiervan aan de directeur van de Directie Onderwijs.
Artikel 4
De Minister kan beslissen dat over een in artikel 2 genoemd
************************* AB 1989 no. GT 80 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
onderwerp een nader advies zal worden ingewonnen. Artikel 3 is dan van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5
Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit adviesprocedure voortgezet onderwijs.

Lham. tot instelling en regeling van het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als hoofdleidster bij het kleuteronderwijs (Pos587) AB 1989 no. GT 8

*************************

AB 1989 no. GT 8 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, tot instelling en regeling van het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als hoofdleidster bij het kleuteronderwijs
Citeertitel: Geen
Vindplaats : AB 1989 no. GT 8
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

Artikel 1
In Aruba wordt ingesteld een examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als hoofdleidster bij het kleuteronderwijs.
Artikel 2
In dit landsbesluit wordt verstaan onder: het examen : het in artikel 1 genoemde examen; de minister : de minister van Welzijnszaken; de inspecteur : de inspecteur van het Onderwijs; de commissie : de commissie belast met het afnemen van het examen.
Artikel 3
1. Het examen omvat de volgende vakken: a. opvoedkunde; b. psychologie; c. didactiek; d. methodiek; e. Nederlandse taal. 2. De omvang van de vereiste kennis van elk van deze vakken is aangegeven in het programma, dat als bijlage aan dit besluit is gehecht. 3. Het examen bestaat uit een schriftelijk en een mondeling onderzoek naar de kennis van elk der genoemde vakken.
Artikel 4
Tot het afleggen van het examen heeft uitsluitend toegang zij die minstens één jaar in het bezit is van een akte van bekwaamheid als bedoeld in het landsbesluit houdende algemene maatregelen, tot instelling en regeling van het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als kleuterleidster of van de akte van bekwaamheid als bedoeld in het Koninklijk Besluit van 14 oktober 1964, Stb. 1964, no. 396.
Artikel 5
1. De minister benoemt de commissie die uit ten minste zes leden zal bestaan. De commissie, waarvan de inspecteur lid tevens voorzitter is, benoemt uit haar midden een secretaris. 2. Indien gewenst, kan de minister ook plaatsvervangende leden benoemen.
************************* AB 1989 no. GT 8 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 6
Zij die zich wensen te onderwerpen aan het examen zijn verplicht: a. zich binnen de door de minister bekend te maken termijn, schriftelijk aan te melden bij de inspecteur; b. vóór een door de inspecteur te bepalen dag een som van vijfentwintig florin in ‘s lands kas te hebben gestort, van welke storting zij een schriftelijk bewijs zullen ontvangen.
Artikel 7
1. De minister maakt telkenmale de dag waarop het examen aanvangt bekend, met dien verstande dat het schriftelijke gedeelte plaats heeft op dezelfde dagen als het staatsexamen voor kleuterleidster in Nederland. 2. De inspecteur wijst de lokalen aan, alwaar het examen zal worden afgenomen. De voorzitter van de commissie deelt de kandidaten dag, uur en plaats van het examen mede.
Artikel 8
De minister bepaalt de tijdsduur van het onderzoek naar de kennis van elk vak met dien verstande echter, dat de tijdsduur van het schriftelijke gedeelte dezelfde zal zijn als die welke geldt voor het staatsexamen voor kleuterleidster in Nederland.
Artikel 9
De schriftelijke examenopgaven zijn telkenmale dezelfde als die welke voor het staatsexamen voor kleuterleidster in Nederland zijn vastgesteld.
Artikel 10
1. Het schriftelijk werk wordt onder voortdurend toezicht van een der commissieleden gemaakt. 2. Het is de kandidaten niet toegestaan andere hulpmiddelen te gebruiken dan die welke de voorzitter in overleg met de commissie heeft voorgeschreven.
Artikel 11
De schriftelijke werken van elk vak worden, vóór de aanvang van het mondelinge gedeelte, door twee leden van de commissie nagezien en gewaardeerd. De minister stelt in overleg met de commissie de normen vast, naar dewelke de waardering zal geschieden.
Artikel 12
1. De mondelinge onderzoeken geschieden voor elk vak ten overstaan van twee leden van de commissie. 2. Na afloop van elk mondeling onderzoek kennen bedoelde leden van de commissie in onderling overleg een cijfer toe. Indien zijn niet tot overeenstemming kunnen komen beslist de voorzitter van de commissie. 3. Eenzelfde commissielid kan mede belast zijn met het onderzoek van meerdere vakken.
2
************************* AB 1989 no. GT 8 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 13
1. Beslissingen betrekkelijk de uitslagen bij het examen worden genomen overeenkomstig de richtsnoer door de minister van Welzijnszaken vastgesteld voor de beslissing over toelating en afwijzing bij het examen voor hoofdleidster bij het kleuteronderwijs, afgenomen overeenkomstig de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 14 oktober 1964, Stb. 1964, no. 396. 2. In gevallen waarin de richtsnoer niet voorziet, beslist de commissie bij meerderheid van stemmen, zowel omtrent de waardering als omtrent de uitslag van het examen.
Artikel 14
Zij die zich bij het examen aan enig bedrog schuldig maakt, wordt terstond van verdere deelneming uitgesloten.
Artikel 15
Het oordeel over de kennis van de kandidaten wordt voor elk vak uitgedrukt in een der cijfers 1 tot en met 10, aan welke cijfers de volgende betekenis moet worden gehecht: 10 uitmuntend 5 bijna voldoende 9 zeer goed 4 onvoldoende 8 goed 3 zeer onvoldoende 7 ruim voldoende 2 slecht 6 voldoende 1 zeer slecht
Artikel 16
1. De uitslag van het examen wordt terstond na afloop aan de betrokkenen medegedeeld. 2. Behoudens het bepaalde bij artikel 14, ontvangt zij die zich aan het examen heeft onderworpen van de voorzitter van de commissie een door hem ondertekende schriftelijke mededeling van de uitslag van het onderzoek in elk vak. 3. Indien zij het verlangen daartoe onmiddellijk na afloop van het examen te kennen geeft, wordt haar ook ter zake van het door haar afgelegde examen mondeling inlichtingen verstrekt.
Artikel 17
Ten bewijze, dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt zo spoedig mogelijk een akte van bekwaamheid als hoofdleidster bij het kleuteronderwijs verstrekt.
Artikel 18
Na afloop van het examen ontvangt de minister zo spoedig mogelijk van de commissie: a. een proces verbaal van het examen, vermeldende de regeling en het verloop ervan, alsmede al hetgeen tijdens het examen is voorgevallen en waarvan het belangrijk is dat de minister er kennis van draagt; b. een exemplaar van het examenrooster; c. een presentielijst, waarop de aanwezige commissieleden dagelijks hun handtekening hebben gesteld; d. een numerieke opgave van de uitslag van het examen;
3
************************* AB 1989 no. GT 8 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
e. een alfabetisch lexicografische lijst van de geslaagden, die hun naam, voornamen, geboortedatum en geboorteplaats bevat; f. een puntenregister; g. een numerieke opgave van de schriftelijke werkstukken, die door ieder commissielid zijn nagezien en gewaardeerd.
Artikel 19
1. Ieder lid of plaatsvervangend lid van de commissie geniet een vacatiegeld van Afl. 20,- voor iedere dag, waarop een mondeling of schriftelijk examen wordt gehouden. 2. Voor elk ingeleverd schriftelijk stuk examenwerk dat door een lid van de commissie wordt nagezien wordt een vergoeding toegekend van Afl. 1,50 met dien verstande dat een vergoeding van maximaal Afl. 3, wordt toegekend indien zulks door meerdere leden is geschied.
4
************************* AB 1989 no. GT 8 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
5
BIJLAGE
PROGRAMMA voor het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als hoofdleidster. a. Opvoedkunde en psychologie: 1. meer uitgebreide kennis van de beginselen van de kleuteropvoeding en van de voornaamste stromingen op dat gebied; 2. de kandidaat moet blijk geven enige werken voor opvoedkunde met vrucht te hebben gelezen; 3. inzicht in de psychologische verschijnselen bij kinderen, hetgeen zal worden onderzocht mede aan de hand van zelf verzameld observatiemateriaal; 4. kennis van de ontwikkeling en de rijping van de kleuter. b. Didactiek en methodiek: 1. kennis van de mogelijkheden die de kleuterschool biedt tot harmonische vorming en ontwikkeling van jonge kinderen; kennis van de inrichting van de kleuterschool; 2. inzicht in de taak van de hoofdleidster ener kleuterschool. c. Nederlandse taal en letterkunde: 1. vaardigheid in het uitdrukken van gedachten, blijkende uit het maken van een opstel en het redigeren van een brief of mededeling. Bekendheid met het werk van enige der voornaamste dichters en schrijvers uit verschillende perioden. Het onderzoek naar die kennis geschiedt mede aan de hand van een lijstje van door de kandidaten gelezen boeken, dat op het examen moet worden overgelegd; 2. natuurlijk en met beschaafde uitspraak lezen van een stuk proza of poëzie. De kandidaat moet tonen het gelezene te begrijpen en in staat te zijn haar gedachten mondeling in goede vorm te uiten, waarbij zij blijk moet geven van een behoorlijke algemene ontwikkeling; 3. voordracht van een stukje proza of poëzie, naar keuze van de kandidaat.