Author Archives: ahmed4334

User Avatar

Author: ahmed4334

my bio

Landsbesluit MO-A en LO Theologie AB 1991 no. 49

*************************

AB 1991 no. 49 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 1 maart 1991 ter uitvoering van artikel 53, tweede lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103)
Citeertitel: Landsbesluit MO-A en LO Theologie
Vindplaats : AB 1991 no. 49
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

 

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
In dit landsbesluit wordt verstaan onder: de Minister : de minister van Welzijnszaken; de cursus : de opleiding MO-A Theologie; de inspecteur : de inspecteur van het onderwijs, belast met het toezicht op de cursus; het bevoegd gezag : het bestuur van de Stichting Katechetisch Centrum Aruba; examinator : lid van de examencommissie; kandidaat : degene die is toegelaten tot het examen MO-A Theologie of LO Theologie.
HOOFDSTUK II
Toelating tot de cursus
Artikel 2
1. Het bevoegd gezag beslist over de toelating tot de cursus. 2. Tot de cursus wordt slechts toegelaten degene die in het bezit is van een van de volgende diploma’s, akten of getuigschriften: a. het diploma gymnasium, atheneum, v.w.o. of h.a.v.o.; b. het diploma van een school voor hoger beroepsonderwijs; c. de akte van bekwaamheid als hoofdleidster of als onderwijzer. 3. Degene die niet in het bezit is van een diploma of getuigschrift als bedoeld in het tweede lid, kan worden toegelaten, indien een door het bevoegd gezag ingestelde toelatingscommissie na een gesprek met betrokkene tot de bevinding komt, dat deze in staat moet worden geacht de cursus met succes af te ronden.
HOOFDSTUK III
Inrichting van de cursus
Artikel 3
1. De duur van de cursus is vier jaren en wordt afgesloten met een examen. 2. De cursus staat onder leiding van een door het bevoegd gezag benoemde cursusleider.
************************* AB 1991 no. 49 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 4
Iedere deelnemer aan de cursus wordt in de gelegenheid gesteld om: a. na afloop van het tweede cursusjaar het examen LO theologie af te leggen; b. een pedagogisch-didactische aantekening te verwerven.
Artikel 5
Het bevoegd gezag bepaalt ieder jaar, tijdig vóór 1 september, of in het desbetreffende jaar de opleiding wordt verzorgd en doet daarvan mededeling aan de inspecteur.
Artikel 6
1. Het bevoegd gezag stelt een examencommissie in, die is belast met het afnemen van het eindexamen. 2. Voorzitter van de examencommissie is de cursusleider. 3. Tot lid van de examencommissie is benoembaar degene die bevoegd is de in artikel 8 bedoelde vakken te doceren. 4. De examencommissie kiest uit haar midden een secretaris.
Artikel 7
1. Het toezicht op het examen geschiedt door een commissie van gecommitteerden, bestaande uit ten minste drie leden. 2. Ten minste één lid wordt benoemd door de Minister; ten minste twee leden worden benoemd door het bevoegd gezag. 3. De commissie van gecommitteerden kiest uit haar midden een voorzitter.
Artikel 8
1. Het cursusprogramma voor de opleiding MO-A Theologie omvat in ieder geval de volgende onderwerpen: a. bijbelwetenschappen; b. geschiedenis van het Christendom; c. systematische vakken, waaronder ten minste systematische theologie, ethiek en filosofie; d. godsdienstwetenschappen; e. sociale wetenschappen, waaronder ten minste godsdienst- en ontwikkelingspsychologie, godsdienstpedagogiek en -sociologie; f. katechetische functietraining. 2. Het bevoegd gezag kan andere vakken aan het cursusprogramma toevoegen.
HOOFDSTUK IV
Regeling examen MO-A Theologie
§ 1. Het examen
Artikel 9
Tot het examen MO-A Theologie wordt toegelaten degene die: a. ingeschreven staat bij de cursus; b. de cursusgelden van alle vier leerjaren heeft betaald;
2
************************* AB 1991 no. 49 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
c. het examengeld heeft betaald; d. zich ten minste één maand voor de datum van het examen schriftelijk daarvoor heeft aangemeld; e. alle tentamens van de vier leerjaren met goed gevolg heeft afgelegd; f. voldaan heeft aan alle stageopdrachten en aan de verplichtingen, verbonden aan de katechetische functietraining, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel f; g. een werkstuk heeft gemaakt, dat door de begeleidende docent schriftelijk als voldoende is gekwalificeerd; h. het goedgekeurde werkstuk, alsmede twee lesmodellen heeft ingeleverd bij de cursusleider, ten minste één maand voor de datum van het examen; i. een literatuurlijst heeft ingeleverd bij de cursusleider ten minste één maand voor de datum van het examen, welke lijst moet zijn opgesteld in overleg met de betrokken docenten en dient te omvatten ten minste 1000 pagina’s met betrekking tot exegese van de Bijbel, ten minste 1000 pagina’s met betrekking tot systematische theologie en ten minste 500 pagina’s met betrekking tot katechetiek.
Artikel 10
1. Het examen MO-A Theologie is mondeling en bestaat uit drie deelexamens van elk dertig minuten met betrekking tot respectievelijk: a. literatuur over de Bijbel en de systematische theologie, b. het gemaakte werkstuk en c. katechese. 2. In elk deelexamen wordt slechts één kandidaat tegelijk geëxamineerd. 3. Elk deelexamen wordt afgenomen door ten minste twee examinatoren in tegenwoordigheid van ten minste één lid van de commissie van gecommitteerden. 4. Elk deelexamen kan met tien minuten worden verlengd, indien de examinatoren daartoe gezamenlijk aanleiding zien.
Artikel 11
1. Het bevoegd gezag maakt ten minste zes maanden van te voren de data bekend, waarop het examen zal worden gehouden. 2. Indien een kandidaat om een geldige reden, zulks ter beoordeling van de examencommissie, is verhinderd aan één of meer deelexamens deel te nemen, wordt hem binnen veertien dagen na de in het eerste lid genoemde data de gelegenheid geboden alsnog te worden geëxamineerd.
Artikel 12
Tijdens elk deelexamen heeft een gecommitteerde het recht, in overleg met de examinatoren, gedurende een gedeelte van de beschikbare tijd aan de kandidaat vragen te stellen.
Artikel 13
1. Na elk deelexamen stellen de examinatoren en de gecommitteerde(n), die dat deelexamen hebben bijgewoond, in onderling overleg de beoordeling vast.
3
************************* AB 1991 no. 49 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
2. De beoordeling wordt uitgedrukt in hele cijfers, lopend van 1 tot en met 10. Aan deze cijfers komt de volgende betekenis toe: 1 = zeer slecht 6 = voldoende 2 = slecht 7 = ruim voldoende 3 = zeer onvoldoende 8 = goed 4 = onvoldoende 9 = zeer goed 5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend 3. Indien geen overeenstemming over de beoordeling bestaat, beslist de voorzitter van de examencommissie in overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
§ 2. Uitslag en uitreiking van diploma’s
Artikel 14
Een kandidaat is geslaagd, indien hij voor elk van de drie deelexamens het cijfer 6 of meer heeft behaald.
Artikel 15
Aan de kandidaat die geslaagd is, worden uitgereikt: a. het diploma, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie en de voorzitter van de commissie van gecommitteerden; b. de cijferlijst, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie, waarin de resultaten van het examen staan vermeld.
Artikel 16
Aan de kandidaat die is afgewezen, wordt de uitslag van het examen in elk vak schriftelijk bekend gemaakt. De mededeling is ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.
§ 3. Herexamen en beroep
Artikel 17
1. De kandidaat die is afgewezen, wordt binnen zes maanden na de laatste dag van het examen in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan een herexamen. 2. Het herexamen betreft alleen het deelexamen of de deelexamens, waarvoor de desbetreffende kandidaat tijdens het examen niet ten minste het cijfer 6 heeft behaald.
Artikel 18
1. De kandidaat die van mening is niet correct te zijn behandeld, of die bezwaren heeft tegen de beoordeling van zijn examen, kan daartegen beroep aantekenen bij de inspecteur. 2. Het beroep moet worden gedaan binnen dertig dagen na de datum waarop de uitslag van het examen aan hem bekend is gemaakt. 3. De inspecteur beslist op het beroep, na alle partijen gehoord te hebben.
4
************************* AB 1991 no. 49 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK V
Regeling examen LO Theologie
Artikel 19
Tot het examen LO Theologie wordt toegelaten degene die: a. ingeschreven staat bij de cursus; b. de cursusgelden van de eerste twee leerjaren heeft betaald; c. het examengeld heeft betaald; d. zich ten minste twee maanden voor de datum van het examen schriftelijk daarvoor heeft aangemeld; e. alle tentamens van de eerste twee leerjaren, alsmede het tentamen Liturgie en Sacramenten, met goed gevolg heeft afgelegd, met dien verstande dat voor één tentamen het cijfer 5 mag zijn behaald; f. stagelessen gevolgd heeft in overleg met de docent Katechetiek of de docent Praktische katechese; g. een literatuurlijst heeft ingeleverd bij de cursusleider, ten minste één maand voor de datum van het examen, welke lijst moet zijn opgesteld in overleg met de betrokken docent en dient te omvatten ten minste 1000 pagina’s met betrekking tot het door de betrokkene ingevolge artikel 20, eerste lid, gekozen vak.
Artikel 20
1. Het examen LO Theologie is mondeling en bestaat naar keuze van de kandidaat uit een van de vakken systematische theologie, exegese of katechetiek. 2. De duur van het examen is ten minste 45 en ten hoogste 60 minuten. 3. De kandidaat is geslaagd, indien hij voor het examen het cijfer 6 of meer heeft behaald.
Artikel 21
De artikelen 10, tweede en derde lid, 11, 12, 13, 15, 16, 17, eerste lid, 18, 22, 23 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing op het examen LO Theologie.
Artikel 22
In gevallen met betrekking tot een examen, waarin dit landsbesluit niet voorziet en een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist de voorzitter van de examencommissie in overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden. Hij deelt zijn beslissing zo spoedig mogelijk mee aan de andere examinatoren, de gecommitteerden en de inspecteur.
HOOFDSTUK VI
Slotbepalingen
Artikel 23
De cursusleider zendt binnen een maand na de vaststelling van de uitslagen van een examen aan de inspecteur een door de cursusleider, de secretaris van de examencommissie en de voorzitter van de commissie van gecommitteerden ondertekende lijst met de namen van de kandidaten
5
************************* AB 1991 no. 49 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
met de door hen behaalde eindcijfers en de uitslag van het examen.
Artikel 24
1. Op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek kan een verklaring worden uitgereikt, dat aan de verzoeker een diploma als bedoeld in artikel 15, is uitgereikt. Een dergelijke verklaring heeft dezelfde waarde als het diploma zelf. 2. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend afgegeven door de directeur van de Directie Onderwijs.
Artikel 25
1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba en werkt terug tot en met 1 januari 1986. 2. Het kan worden aangehaald als Landsbesluit MO-A en LO Theologie.

Landsbesluit landsexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. AB 2002 no. 91

*************************

AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ==================================================================== 

Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 57, eerste en vierde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103) 

Citeertitel: Landsbesluit landsexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. 

Vindplaats : AB 2002 no. 91 

Wijzigingen: Geen 

DOWNLOAD PDF

====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

 

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Dit landsbesluit verstaat onder: Minister : de minister, belast met de zorg voor het onderwijs; Directeur : de directeur van de Directie Onderwijs; V.W.O. : voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; h.a.v.o. : hoger algemeen voortgezet onderwijs; m.a.v.o. : middelbaar algemeen voortgezet onderwijs; landsexamen : een examen, afgelegd in zes vakken als bedoeld in een van de artikelen 6 tot en met 8, ter verkrijging van een diploma voor respectievelijk v.w.o., h.a.v.o. of m.a.v.o.; deellandsexamen : een op zichzelf staand examen in één van de examenvakken, genoemd in artikel 5, ter verkrijging van een certificaat als bedoeld in artikel 28; examen : een lands- of deellandsexamen; kandidaat : degene die is toegelaten tot een lands- of deellandsexamen; landsexamencommissie : een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid; voorzitter : de voorzitter van de landsexamencommissie; secretaris : de secretaris van de landsexamencommissie; inspecteur : de inspecteur, belast met het toezicht op het examen; bewijs van kennis : een bewijs als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. (AB 1991 no. GT 35).
Artikel 2
1. Er is een landsexamencommissie, belast met het afnemen van landsexamens. De voorzitter, secretaris en overige leden van de landsexamencommissie worden door de Minister benoemd. 2. Jaarlijks wordt door de Minister gelegenheid gegeven tot het afleggen van een landsexamen of een of meerdere deellandsexamens op v.w.o., h.a.v.o.- en m.a.v.o.-niveau.
Artikel 3
1. De Directeur maakt jaarlijks vóór 1 oktober door middel van
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
het plaatsen van een advertentie bekend, voor welk tijdstip, bij wie en op welke wijze degenen die aan een examen wensen deel te nemen, zich dienen aan te melden. 2. Om deel te kunnen nemen aan een examen is door degene die aan het examen wenst deel te nemen, aan het Land een examengeld verschuldigd. Het examengeld bedraagt: een basisbedrag per examen van Afl. 55,- vermeerderd met een bedrag voor examinering in één vak van Afl. 55,- en voor ieder extra vak een bedrag van Afl. 30,- per vak. 3. De in het eerste lid bedoelde advertentie wordt geplaatst in ten minste twee Papiamentstalige kranten en één Nederlandstalige, in Aruba verschijnende krant.
Artikel 4
Tot een examen wordt toegelaten degene: a. die zich tijdig, op de juiste wijze en bij de juiste instantie heeft aangemeld, en b. die tijdig het verschuldigde examengeld volledig heeft voldaan, en c. die op 1 april van het jaar waarin het examen wordt afgelegd, een leeftijd heeft bereikt van: 1°. voor m. a.v.o. – kandidaten: 17 jaar of ouder; 2°. voor h.a.v.o. – kandidaten: 18 jaar of ouder; 3°. voor v.w.o. – kandidaten: 19 jaar of ouder.
HOOFDSTUK II
Examenvakken en -programma
Artikel 5
1. De examenvakken zijn: a. voor het examen v.w.o.: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Latijnse taal en letterkunde, Griekse taal en letterkunde, Papiamentse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde A, wiskunde B, natuurkunde, scheikunde 2 biologie, economische wetenschappen 1 en recht, economische wetenschappen 11 en recht, informatiekunde; b. voor het examen h.a.v.o.: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Papiamentse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, economie, handelswetenschappen en recht, informatiekunde; c. voor het examen mavo.: Nederlandse taal, Engelse taal, Spaanse taal, Franse taal, Duitse taal, Papiamentse taal, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, handelskennis, informatiekunde. 2. De Minister kan op een daartoe strekkend verzoek van een kandidaat toestaan dat deze examen aflegt in een of meer andere vakken dan die, genoemd in het eerste lid.
2
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 6
Het landsexamen v.w.o. omvat twee der navolgende vakken: – Nederlandse taal en letterkunde – Engelse taal en letterkunde – Spaanse taal en letterkunde – Franse taal en letterkunde – Duitse taal en letterkunde en vier andere vakken, genoemd in artikel 5, onderdeel a, ter keuze van de kandidaat.
Artikel 7
Het landsexamen h.a.v.o. omvat twee der vakken: – Nederlandse taal en letterkunde – Engelse taal en letterkunde – Spaanse taal en letterkunde – Franse taal en letterkunde – Duitse taal en letterkunde en vier andere vakken, genoemd in artikel 5, onderdeel b, ter keuze van de kandidaat.
Artikel 8
Het landsexamen mavo. omvat twee der vakken: – Nederlandse taal – Engelse taal – Spaanse taal – Franse taal – Duitse taal en vier andere vakken, genoemd in artikel 5, onderdeel c, ter keuze van de kandidaat.
Artikel 9
1. Het examen bestaat uit een mondeling en een schriftelijk gedeelte. 2. De Minister stelt het examenprogramma voor een vak vast. Dit programma bevat de omschrijving van de examenstof voor ieder vak en de verdeling van deze stof over het mondelinge en het schriftelijke gedeelte. 3. Het examenprogramma komt overeen met het examenprogramma van de eindexamens van de dagscholen voor respectievelijk v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o.
HOOFDSTUK III
Regeling van de examens
§ 1. Procedureregels
Artikel 10
1. Aan de kandidaat die deelneemt aan het landsexamen wordt, op zijn verzoek, vrijstelling verleend voor ieder vak waarvoor hij een bewijs van kennis kan overleggen, of waarvoor hij door middel van een cijferlijst kan aantonen dat hij voor een eerder afgelegd eindexamen aan een school in de zin van het Landsbesluit eindexamens dagscholen
3
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. in dat vak het cijfer 7 of meer heeft behaald. 2. Aan de kandidaat die deelneemt aan een examen wordt, op zijn verzoek, een certificaat als bedoeld in artikel 28, uitgereikt voor ieder vak waarvoor hij door middel van een cijferlijst kan aantonen dat hij voor een eerder afgelegd examen in dat vak het cijfer 6 of meer heeft behaald.
Artikel 11
Kandidaten die aan een examen deelnemen, legitimeren zich op verzoek van de examinatoren of toezichthouders.
§ 2. Het schriftelijke examen
Artikel 12
1. De Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 3 1 juli de data en tijdstippen vast, waarop in de daaropvolgende periode van 1 augustus tot en met 31 juli de schriftelijke examens zullen worden afgenomen, en deelt deze mede aan de voorzitter. De vaststelling geschiedt in hetzelfde tijdvak en op dezelfde tijdstippen van de overeenkomstige eindexamens voor de dagscholen. 2. De voorzitter draagt zorg dat de in het eerste lid genoemde informatie, alsmede de voorschriften voor het examen, de hulpmiddelen die daarbij mogen worden gebruikt, het rooster en de plaats waar het examen wordt afgenomen, uiterlijk 30 dagen voor aanvang van de examens aan elke kandidaat worden meegedeeld.
Artikel 13
1. Aan de kandidaten worden dezelfde eindexamenopgaven voorgelegd, als in dat jaar door de dagscholen voor v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. worden gebruikt. 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter toepassing van het eerste lid niet mogelijk is of op ernstige bezwaren stuit, kunnen aan de kandidaten andere examenopgaven worden voorgelegd. Deze opgaven worden vastgesteld door de landsexamencommissie en zijn inhoudelijk van hetzelfde niveau als de eindexamenopgaven van de overeenkomstige dagscholen.
Artikel 14
1. De Directeur draagt zorg voor het drukken van de examenopgaven. 2. De Directeur zendt de examenopgaven aan de voorzitter, waarbij op de enveloppen wordt aangegeven het vak en het onderdeel van het vak waarop de inhoud betrekking heeft, de datum en het tijdstip waarop de opgaven aan de kandidaten moeten worden voorgelegd, de tijd die voor het werk beschikbaar is, alsmede het aantal ingesloten exemplaren. 3. De voorzitter draagt zorg dat de in het tweede lid genoemde enveloppen in ongeopende staat worden bewaard tot het moment waarop het examen wordt afgelegd.
Artikel 15
1. Bij het afnemen van het schriftelijke examen zijn ten minste twee toezichthouders aanwezig. Een van de toezichthouders leest de
4
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
aanwijzingen voor, die op de enveloppe met examenopgaven staan, en opent deze, waarna de opgaven worden uitgedeeld onder de kandidaten. 2. De toezichthouders maken van het verloop van het examen een verslag op.
Artikel 16
1. Een kandidaat die te laat komt, wordt uiterlijk tot een half uur na aanvang van het examen door de voorzitter tot het examenlokaal toegelaten. Hij levert zijn werk in uiterlijk op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt. 2. De kandidaten mogen vóór afloop van het examen het examenlokaal verlaten, echter niet binnen één uur na aanvang van dat examen.
Artikel 17
1. Vóór de aanvang van het schriftelijke examen wordt door de toezichthouders aan de kandidaten herhaald, welke voorschriften gelden ten aanzien van het examen, en welke hulpmiddelen daarbij mogen worden gebruikt. 2. Omtrent de opgaven worden geen mededelingen of inlichtingen van welke aard of door wie ook aan de kandidaten verstrekt. 3. Gedurende het examen is het de kandidaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van een toezichthouder uit het examenlokaal te verwijderen. 4. De voorzitter kan toestaan dat een lichamelijk gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden die de lichamelijke gesteldheid van de kandidaat biedt. In dat geval bepaalt de voorzitter, zo nodig met afwijking van artikel 16, de wijze waarop het examen zal worden afgelegd.
§ 3. Het mondeling examen
Artikel 18
1. De voorzitter stelt jaarlijks de data, tijdstippen en plaats van de mondelinge examens vast. Het mondelinge examen in een vak kan worden afgenomen vóór het schriftelijke examen in dat vak. 2. Elke kandidaat die een mondeling examen aflegt, wordt afzonderlijk geëxamineerd door een lid van de landsexamencommissie in aanwezigheid van een ander lid. Een van hen maakt een verslag van het verloop van het examen. 3. Het mondelinge examen is inhoudelijk van hetzelfde niveau als de schoolonderzoeken bij een overeenkomstige school in de zin van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. 4. Artikel 17, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op het mondelinge examen.
Artikel 19
De Minister kan bepalen dat, in afwijking van artikel 9, eerste lid, in één of meer vakken alleen een mondeling examen zal worden afgenomen. Daarbij kan hij vaststellen dat bij het afnemen van dit mondelinge examen voorschriften gelden, die afwijken van die van dit landsbesluit.
5
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK IV
Artikel 20
1. Binnen drie werkdagen na de datum waarop de uitslag van het examen aan de kandidaat is bekendgemaakt, kan de kandidaat, en, indien deze minderjarig is, ook diens ouder, voogd of verzorger, die twijfelt aan de juistheid van de uitslag van het mondelinge examen, bij de voorzitter schriftelijk bezwaar aantekenen tegen de uitslag. 2. Alvorens een beslissing te nemen op het bezwaarschrift, hoort de voorzitter de betrokkene en, indien deze minderjarig is, ook diens ouder, voogd of verzorger. 3. De beslissing op het bezwaarschrift wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 7 dagen na dagtekening van het bezwaarschrift, medegedeeld aan de indiener. De voorzitter stelt zo nodig vast of en op welke wijze er een nieuw examen zal worden afgenomen. 4. Een kandidaat, en, indien deze minderjarig is, ook diens ouder, voogd of verzorger, kan aan de inspecteur verzoeken een beslissing van de voorzitter te herzien. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk binnen 3 dagen nadat de beslissing ter kennis van de kandidaat is gebracht bij de inspecteur ingediend. De inspecteur stelt een onderzoek in en stelt zonodig vast of en op welke wijze examen zal worden afgenomen.
HOOFDSTUK V
Verhindering van deelname en bedrog
Artikel 21
1. Ingeval een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de voorzitter, is verhinderd aan een examen deel te nemen, geeft de voorzitter hem op een later tijdstip, echter uiterlijk vóór 31 december van datzelfde jaar, de gelegenheid om alsnog in het desbetreffende vak te worden geëxamineerd. 2. Bij deze examinering op een later tijdstip zijn de artikelen 13 tot en met 17, en artikel, 18, tweede en derde lid, van toepassing.
Artikel 22
1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het examen aan enig bedrog heeft schuldig gemaakt en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, ontzegt de voorzitter hem de deelneming of de verdere deelneming aan het examen. Indien een kandidaat in enig ander opzicht in strijd met de voorschriften heeft gehandeld en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter hem de deelneming of de verdere deelneming aan het examen ontzeggen. 2. Indien het bedrog eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, onthoudt de voorzitter de kandidaat het diploma of certificaat. Indien enige andere onregelmatigheid eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter de kandidaat het diploma of certificaat onthouden. 3. Van enig bedrog of enige onregelmatigheid, bedoeld in het eerste en tweede lid, doet de voorzitter onmiddellijk mededeling aan de inspecteur. 4. Indien de voorzitter toepassing geeft aan het eerste of tweede lid, wijst hij de kandidaat op het bepaalde in het vijfde lid. 5. De kandidaat kan aan de inspecteur verzoeken een beslissing
6
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
van de voorzitter te herzien. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk binnen drie dagen nadat de beslissing ter kennis van de kandidaat is gebracht, bij de inspecteur ingediend. De inspecteur stelt een onderzoek in, beslist op het verzoek en stelt zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen af te leggen in het vak of de vakken waarvan hij de zitting niet heeft meegemaakt.
HOOFDSTUK V
Beoordeling en uitslag
Artikel 23
1. De beoordeling van elk van de examenvakken wordt uitgedrukt door een eindcijfer. Daartoe staan ter beschikking de getallen 1 tot en met 10, waaraan de volgende betekenis toekomt:
1 = zeer slecht 6 = voldoende 2 = slecht 7 = ruim voldoende 3 = zeer onvoldoende 8 = goed 4 = onvoldoende 9 = zeer goed 5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend
2. Het eindcijfer voor een vak is het gemiddelde van de cijfers voor het mondelinge en het schriftelijke examen. Is dit gemiddelde geen geheel getal, dan wordt dit getal afgerond naar het dichtstbijgelegen gehele getal, waarbij halven naar boven worden afgerond tot gehele getallen.
Artikel 24
1. Direct na afloop van het mondelinge examen wordt het cijfer daarvoor vastgesteld door de bij het examen aanwezige examinatoren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van één van de getallen 1 tot en met 10 met één decimaal, waarbij aan de gehele getallen de betekenis toekomt als aangegeven in artikel 23, eerste lid. 2. Ingeval de examinatoren niet tot overeenstemming komen, is het cijfer gelijk aan het gemiddelde van de beoordelingen door ieder van hen. Is dit gemiddelde cijfer een getal met twee decimalen, dan wordt dit getal afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 verhoogd wordt indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is. 3. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een cijfer dat tevens eindcijfer is, wordt het cijfer vastgesteld op het gemiddelde van de beoordelingen van ieder van de examinatoren, waarbij afronding van het cijfer plaatsvindt overeenkomstig artikel 23, tweede lid, tweede volzin.
Artikel 25
1. Voor het schriftelijke examen in een vak stellen de examinatoren in onderling overleg het cijfer vast. Hierbij wordt gebruik gemaakt van één van de getallen 1 tot en met 10 met één decimaal, waarbij aan de gehele getallen de betekenis toekomt als aangegeven in artikel 23, eerste lid. 2. Indien de opgaven gedeeltelijk uit open vragen en gedeeltelijk uit meerkeuzevragen bestaan, wordt voor elk van deze onderdelen afzonderlijk
7
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
een cijfer vastgesteld, overeenkomstig het eerste lid. Het cijfer voor het examen is het gemiddelde van de cijfers, behaald voor de open en meerkeuzevragen. Artikel 24, tweede lid, tweede volzin is van toepassing. 3. De bepaling van het cijfer, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt zo nodig plaats met toepassing van artikel 24, tweede en derde lid.
Artikel 26
1. De kandidaat die een landsexamen heeft afgelegd, is geslaagd, indien hij: a. voor elk examenvak een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer; b. voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer; c. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5, dan wel voor één van zijn examenvakken een eindcijfer 4 heeft behaald, en voor zijn overige examenvakken een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer, waarbij het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt. 2. De kandidaat die een deellandsexamen heeft afgelegd is geslaagd, indien hij voor het desbetreffende vak een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer.
Artikel 27
1. De uitslag van de examens wordt vastgesteld door de landsexamencommissie conform de artikelen 23 tot en met 26. 2. Zodra de uitslag is vastgesteld, deelt de voorzitter deze, samen met de eindcijfers, schriftelijk aan iedere kandidaat mee.
HOOFDSTUK VI
Certificaten, diploma’s en cijferlijsten
Artikel 28
Een certificaat dat het vak vermeldt, waarin de kandidaat is geëxamineerd, met het voor dit vak behaalde eindcijfer wordt uitgereikt aan: a. degene die voor een deellandsexamen is geslaagd, tenzij hem op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, terstond een diploma wordt uitgereikt, b degene die voor het landsexamen is afgewezen, met dien verstande dat slechts een certificaat wordt verstrekt voor die vakken waarin ten minste het eindcijfer 6,0 is behaald.
Artikel 29
1. Een diploma dat de vakken vermeldt, waarin de kandidaat is geëxamineerd, wordt uitgereikt aan degene die voor het landsexamen is geslaagd. 2. Een diploma dat de vakken vermeldt waarin de kandidaat is geëxamineerd, en waarop vermeld wordt, voor welke vakken een vrijstelling is verleend, wordt afgegeven aan degene die: a. geslaagd is voor een of meer deellandsexamens, en die voor de andere vakken die samen met de vakken waarin hij met goed gevolg deellandsexamen heeft afgelegd, het landsexamen vormen, een vrijstelling
8
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
als bedoeld in artikel 11, eerste lid, heeft verkregen; b. voor alle vakken die samen het landsexamen vormen, certificaten kan overleggen, als bedoeld in artikel 11, tweede lid. 3. Aan de kandidaat die geslaagd is voor een deellandsexamen, afgelegd in de vorm van een aanvullend examen als bedoeld in artikel 54, eerste lid, van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o., wordt een diploma uitgereikt, waarop vermeld staat: a. het vak waarin de betrokkene is geëxamineerd en het eindcijfer hiervoor, b. de cijfers voor het schriftelijk en mondeling examen; c. de uitslag en datum van het examen. 4. Voor de toepassing van dit artikel worden met certificaten als bedoeld in dit landsbesluit, gelijkgesteld certificaten als bedoeld in artikel 39 van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.
Artikel 30
1. Aan elke kandidaat wordt een cijferlijst verstrekt, waarop zowel de cijfers voor het schriftelijke en mondelinge examen als de eindcijfers voor de door hem afgelegde examenvakken zijn vermeld, alsmede de uitslag en de datum van het afgelegde examen. 2. De cijferlijsten, diploma’s en certificaten worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris. 3. De modellen van de cijferlijsten, diploma’s en certificaten worden vastgesteld door de Minister.
HOOFDSTUK VII
Gegevensverstrekking aan de Directeur
Artikel 31
1. De voorzitter zendt binnen een week na de uitslag van de examens aan de Directeur een door hem en de secretaris ondertekende lijst van kandidaten die tot een herkansing zijn toegelaten, onder vermelding van de vakken waarin de kandidaten zullen worden geëxamineerd. 2. Het model van de in het eerste lid bedoelde lijst wordt door de Directeur vastgesteld.
Artikel 32
1. De voor een examen verkregen cijfers en het eindcijfer van het examenvak worden door de examinatoren ingevuld op de lijst van cijfers, die door de Directeur wordt verstrekt. De exarrünatoren ondertekenen deze lijst. 2. De voorzitter zendt binnen een week na de uitslag van de examens een ingevuld en door hem en de secretaris ondertekend exemplaar van een verzamellijst van alle cijfers aan de Directeur. 3. Het model van de in het tweede lid bedoelde verzamellijst wordt door de Directeur vastgesteld. Op deze lijst worden tevens statistische gegevens inzake de uitslag verstrekt, in een door de Directeur te bepalen vorm.
9
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK VIII
Herkansingen
Artikel 33
1. De kandidaat die in aanmerking wil komen voor een herkansing, dient hiertoe vóór een door de voorzitter te bepalen dag en tijdstip een schriftelijk verzoek in bij de voorzitter. 2. Herkansing kan slechts worden afgelegd in één vak en blijft beperkt tot het schriftelijke examen. 3. Bij het afleggen van een herkansing zijn de artikelen 10 en 12 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34
1. De beoordeling van de herkansing geschiedt overeenkomstig artikel 25. 2. Na afloop van de herkansing worden het eindcijfer en de uitslag definitief vastgesteld met toepassing van artikel 23, waarbij het hoogste behaalde cijfer geldt als het definitieve eindcijfer. 3. De kandidaat die een herkansing heeft afgelegd, is geslaagd, indien zijn eindcijfers na deze herkansing alsnog voldoen aan de voorwaarden, gesteld in artikel 26, eerste of tweede lid.
HOOFDSTUK IX
Slotbepalingen
Artikel 35
1. Het schriftelijke werk, de verslagen van de mondelinge examens en de cijferlijsten van de kandidaten worden tot 1 april van het jaar, volgend op de examens, bewaard door de voorzitter, en liggen tot die datum ter inzage voor de kandidaten. 2. De voorzitter draagt zorg dat de verzamellijst van cijfers, genoemd in artikel 32, tweede lid, alsmede een volledig stel van de gebruikte opgaven van het schriftelijke examen, worden bewaard door het archief van de landsexamencommissie.
Artikel 36
Er worden geen duplicaten van diploma’s of certificaten verstrekt.
Artikel 37
1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba en werkt terug tot en met 1 januari 1986. 2. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit landsexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.

Regeling leeftijdsgrenzen basisonderwijs AB 1989 no. GT 69

*************************

AB 1989 no. GT 69 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : Ministeriële regeling ter uitvoering van artikel 19, eerste lid, van de Landsverordening basisonderwijs
Citeertitel: Regeling leeftijdsgrenzen basisonderwijs
Vindplaats : AB 1989 no. GT 69
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

 

Artikel 1
1. De kinderen die bij de algemene toelating tot het eerste leerjaar van een school voor basisonderwijs worden toegelaten, moeten voor 1 oktober van het kalenderjaar waarin de toelating geschiedt de leeftijd van zes jaar bereiken of hebben bereikt. 2. Bij tussentijdse toelating moeten de kinderen die leeftijd bereiken of hebben bereikt voor 1 oktober van het kalenderjaar waarin dat leerjaar is aangevangen.
Artikel 1A
1. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van artikel 1 kunnen bij de algemene toelating tot een school voor basisonderwijs worden toegelaten kinderen, die in de periode lopende van 1 oktober tot en met 31 december van het kalenderjaar, waarin de toelating geschiedt, de leeftijd van zes jaar bereiken, ten minste anderhalf jaar kleuteronderwijs hebben gevolgd en blijkens een schriftelijke verklaring geschikt zijn bevonden voor het volgen van een school voor basisonderwijs. De in de vorige volzin genoemde schriftelijke verklaring wordt op verzoek van de ouders, voogden of verzorger van het kind, na een geschiktheidsonderzoek afgegeven door een commissie, die ten miste bestaat uit de kleuterleidster van het betreffende kind, het hoofd van de ontvangende school voor basisonderwijs en een psycholoog, pedagoog of onderwijskundige. De commissie kan aangevuld zijn met een geneeskundige en/of een maatschappelijke werker. 2. De minister van Welzijnszaken geeft nadere voorschriften omtrent de uitvoering va dit artikel.
Artikel 2
1. De kinderen die niet voldoen aan de in artikel 1 gestelde eisen, mogen tot het eerste leerjaar van een school voor basisonderwijs worden toegelaten, indien zij vóór vestiging in Aruba in een ander land ten minste drie maanden onderwijs, dat gelijk is te stellen met basisonderwijs in Aruba, hebben genoten en zij bij de aanvang van het schooljaar, waarvoor toelating wordt gevraagd, de leeftijd van vijf jaar hebben bereikt. 2. De toelating kan slechts geschieden na overlegging van de desbetreffende bescheiden over het voorgaand schoolbezoek.
Artikel 3
De kinderen die lijden aan een besmettelijke ziekte, worden niet toegelaten tot een school voor basisonderwijs.
************************* AB 1989 no. GT 69 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 4
1. Leerlingen die in de loop van een schooljaar de leeftijd bereiken van vijftien jaar en geplaatst zijn in een school voor basisonderwijs met een cursusduur van zes jaren, moeten die school verlaten aan het einde van dat schooljaar. 2. Eveneens moeten aan het einde van een schooljaar een school voor basisonderwijs verlaten, de leerlingen, die in de loop van dat schooljaar de leeftijd van zestien jaar bereiken en geplaatst zijn in een school voor basisonderwijs met een cursusduur van zeven jaar.
Artikel 5
1. In zeer bijzondere gevallen kan van het bepaalde in artikel 4 worden afgeweken. 2. Op verzoek van de ouders, voogden of verzorgers kan de minister van Welzijnszaken, de inspecteur van het onderwijs, belast met het toezicht op de school, gehoord, beslissen dat een leerling nog een jaar lang het basisonderwijs volgt.
Artikel 6
Deze ministeriële regeling kan worden aangehaald als Regeling leeftijdsgrenzen basisonderwijs.

Landsbesluit aantekening schoolbezoek basisonderwijs AB 1989 no. GT 77

*************************

AB 1989 no. GT 77 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 28, zesde lid, van de Landsverordening basisonderwijs
Citeertitel: Landsbesluit aantekening schoolbezoek basisonderwijs
Vindplaats : AB 1989 no. GT 77
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

 

Artikel 1
In dit landsbesluit wordt verstaan onder: Minister : de minister van Welzijnszaken; school : een school voor basisonderwijs; openbare school : een door het Land in stand gehouden school; bijzondere school : een door een natuurlijke persoon of door een privaatrechtelijke rechtspersoon in stand gehouden school; bevoegd gezag : voor wat betreft: a. een openbare school : de Minister; b. een bijzondere school : het schoolbestuur.
Artikel 2
1. Het hoofd van een school schrijft de kinderen die als leerling van zijn school zijn toegelaten, in het op elke school berustende stamboek in volgorde van de aanmelding in. De inschrijving vindt plaats nadat het trouw- of familieboekje is overgelegd, of aan de hand van een afschrift uit het bevolkingsregister, hetwelk op school blijft bewaard. 2. Het stamboek is ingericht overeenkomstig het model, dat door de Minister na overleg met de directeur van de Directie Onderwijs wordt vastgesteld.
Artikel 3
1. Jaarlijks op 1 september maakt het hoofd van de school een naamlijst van de leerlingen op. De naamlijst is ingericht overeenkomstig het model, dat door de Minister na overleg met de directeur van de Directie onderwijs wordt vastgesteld. 2. Het hoofd van de school zendt deze naamlijst voor 15 september aan de Minister en aan de inspecteur.
Artikel 4
1. Het hoofd van de school houdt dagelijks aantekening van de verzuimen van de ingeschreven leerlingen. Hij kan dit voor iedere klas opdragen aan de onderwijzer. In dat geval brengt hij wekelijks de verzuimen over op de absentielijst. 2. Alle verzuimen worden aangetekend met aanduiding van de redenen. De Minister kan na overleg met de directeur van de Directie Onderwijs, een model voor deze absentielijst vaststellen.
Artikel 5
1. Het hoofd van de school dient voor de achtste van elke maand
************************* AB 1989 no. GT 77 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
bij de Minister, de inspecteur, belast met het toezicht op de school, en het bevoegd gezag een opgave in, waarin ten minste vermeld staan: a. de aantallen van de gedurende de afgelopen maand als schoolgaande ingeschreven, uitgeschreven en wegens schoolverzuim niet als schoolgaande medegetelde leerlingen, alsmede het totaal aantal schoolgaande leerlingen op de laatste dag van de maand; b. de namen en voornamen van de nieuw ingeschreven leerlingen, hun geboortedatum en geboorteplaats, de klas en het leerjaar, waarin zij geplaatst zijn, en in voorkomende gevallen de laatst bezochte school, schooljaar en klas; c. de namen en voornamen van de uitgeschreven leerlingen, hun geboortedatum en geboorteplaats, de klas en het leerjaar waarin zij geplaatst waren, en de reden van de uitschrijving; d. het schoolverzuim van de leerlingen in de afgelopen maand, uitgedrukt in een percentage, tot in honderdsten nauwkeurig. Dit percentage wordt op de volgende wijze berekend: aantal verzuimde schooldagen van de leerlingen x 100; aantal leerlingen x aantal schooldagen e. het verzuim van het onderwijzend personeel, met vermelding van de dag en de redenen, alsmede hun vervanging. 2. De opgave is ingericht overeenkomstig het model, dat door de Minister na overleg met de directeur van de Directie Onderwijs wordt vastgesteld.
Artikel 6
1. Op 1 september, 1 december, 1 maart en 1 juni wordt door het hoofd van de school een opgave gemaakt van de gegevens betreffende de toestand van zijn school, en waarin ten minste vermeld zijn: a. de namen en voornamen van het onderwijzend personeel, hun geboortedatum en geboorteplaats en hun bevoegdheden; b. de totaal aantallen leerlingen, verdeeld over de klassen, de leerjaren én over het aantal mannelijke en vrouwelijke leerlingen. Het toestandsformulier is ingericht overeenkomstig het model, dat door de Minister na overleg met de directeur van de Directie Onderwijs wordt vastgesteld. 2. Het hoofd van de school zendt het toestandsformulier binnen een week na betreffende datum aan de Minister en aan de inspecteur, belast met het toezicht op de school.
Artikel 7
Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit aantekening schoolbezoek basisonderwijs.