Tag Archives: Landsbesluit eindexamens middelbaar technisch onderwijs

Landsbesluit eindexamens middelbaar technisch onderwijs AB 1990 no. GT 36

*************************

AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 32, vijfde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103)
Citeertitel: Landsbesluit eindexamens middelbaar technisch onderwijs
Vindplaats : AB 1990 no. GT 36
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Dit landsbesluit verstaat onder: Minister : de minister van Welzijnszaken; Inspecteur : de inspecteur van het nijverheidsonderwijs, belast met het toezicht op de school; School : een dagschool voor middelbaar technisch onderwijs; Afdeling : een van de aan de school verbonden studierichtingen; het bevoegd gezag : voor wat betreft: a. een openbare school: de Minister; b. een bijzondere school: het schoolbestuur; directeur : de directeur van een school; adjunct directeur : de adjunct directeur van een school; kandidaat : een leerling, bedoeld in artikel 2; gecommitteerde : een gecommitteerde in de zin van artikel 32, derde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103), belast met het toezicht op het eindexamen of een deel daarvan; examinator : een leraar van wie de kandidaat onderwijs heeft ontvangen in het schooljaar waarin de kandidaat eindexamen aflegt of diens door de directeur aangewezen plaatsvervanger; diploma : het diploma, bedoeld in artikel 32, vierde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs.
HOOFDSTUK II
Eindexamenvakken en -programma
Artikel 2
Aan de leerlingen van het hoogste leerjaar van een school wordt jaarlijks gelegenheid geboden eindexamen af te leggen volgens dit landsbesluit.
Artikel 3
1. In de differentiatie I (technisch pakket) zijn de eindexamenvakken: a. voor de afdeling Bouwkunde: 1. Technologie : materialenkennis, betontechnologie, bouwfysica; 2. Bouwkunde 1 : constructieleer;
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
3. Bouwkunde 2 : berekeningen hout, staal en betonconstructies; 4. Bouwkunde 3 : geschiedenis van de bouwkunst, perspectief tekenen, handtekenen en schetsen, maquettebouw; 5. Bouwkunde 4 : gereedschappen, werktuigen, technische installaties, bouwmeten; 6. Vaktekenen; b. voor de afdeling Elektrotechniek: 1. Technologie : materialenkennis; 2. Elektrotechniek 1 : electrische machines, vermogens, halfgeleiders; 3. Elektrotechniek 2 : analoge techniek, digitale techniek; 4. Elektrotechniek 3 : installatietechniek, industriële verwarming en koeling; 5. Elektrotechniek 4 : telecommunicatie, regeltechniek; 6. Vaktekenen; c. voor de afdeling Werktuigbouwkunde: 1. Technologie : materialen en gereedschappenkennis; 2. Werktuigbouwkunde 1 : werktuigonderdelen, toegepaste mechanica, bewegingsmechanismen; 3. Werktuigbouwkunde 2 : staalconstructies, transportwerktuigen; 4. Werktuigbouwkunde 3 : warmtewerktuigen, pompen en compressoren; 5. Werktuigbouwkunde 4 : pneumatiek; 6. Vaktekenen. 2. In de differentiatie II (doorstroompakket) zijn de eindexamenvakken: a. voor de afdeling Bouwkunde: 1. Technologie; 2. Bouwkunde 1; 3. Bouwkunde 2; 4. Wiskunde; 5. Natuurkunde; 6. Engels; b. voor de afdeling Elektrotechniek: 1. Technologie; 2. Elektrotechniek 1; 3. Elektrotechniek 2; 4. Wiskunde; 5. Natuurkunde; 6. Engels; c. voor de afdeling Werktuigbouwkunde: 1. Technologie; 2. Werktuigbouwkunde 1; 3. Werktuigbouwkunde 2; 4. Wiskunde; 5. Natuurkunde; 6. Engels.
Artikel 4
Het eindexamen omvat voor elk van de examenvakken een programma als vastgesteld in het examenprogramma.
Artikel 5
De kandidaten worden bovendien beoordeeld op alle overige vakken.
2
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK III
Indeling van het eindexamen
Artikel 6
1. Het eindexamen wordt onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school afgenomen door een examencommissie, bestaande uit de directeur en de examinatoren en, voor zover hierna bepaald, onder toezicht van de door de Minister aan te wijzen gecommitteerden. 2. De directeur is de voorzitter van de examencommissie. 3. De directeur wijst een van de leraren van de school aan tot secretaris van de eindexamencommissie. 4. De directeur kan zich doen vervangen door een adjunct directeur. 5. De inspecteur is voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
Artikel 7
Het eindexamen wordt voor ieder vak in drie deelexamens, gespreid over het leerjaar, afgenomen.
HOOFDSTUK IV
Examen
Artikel 8
1. De directeur van de school zendt vóór 15 september door tussenkomst van de inspecteur aan de Minister: a. bericht van het voorgenomen examen onder vermelding van het aantal kandidaten dat aan het examen, of aan de verschillende examens van de school zal deelnemen, en b. een voorstel betreffende de aan te wijzen gecommitteerden. 2. De Minister wijst vóór 1 november voor elke afdeling van een school een of meer gecommitteerden aan. 3. De gecommitteerden ontvangen uit ‘s Lands kas een vergoeding voor het nazien van het examenwerk, het bijwonen van vergaderingen en examens en een vergoeding van reis en verblijfkosten, een en ander volgens door de Minister vast te stellen richtlijnen.
Artikel 9
1. Door of namens de directeur wordt het plan voor de inrichting van het examen opgesteld. In een vergadering van de examencommissie en de commissie van gecommitteerden, die ten minste drie weken voor de aanvang van het examen wordt gehouden, wordt dit plan vastgesteld. De directeur zorgt ervoor dat het ontwerp plan ten minste tien dagen voor de vergadering in het bezit is van de gecommitteerden. 2. De gecommitteerden kiezen uit een, door de examinatoren per examendeel, voldoende aantal gemaakte opgaven en beoordelingsnormen, de aan de kandidaten voor te leggen examenopgaven. Indien naar het oordeel van de gecommitteerden de opgaven niet voldoen aan de eisen, worden er na overleg met de examinatoren, wijzigingen in aangebracht of nieuwe opgaven opgesteld. De gecommitteerden geven de vastgestelde opgaven, met de daarbij behorende beoordelingsnormen en onder vermelding van de tijd die voor het werk beschikbaar wordt gesteld aan de
3
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
directeur. De directeur zorgt ervoor dat de ontwerp opgaven ten minste drie weken voor elk deelexamen in het bezit zijn van de betrokken gecommitteerden. 3. De directeur zorgt voor het vermenigvuldigen van de opgaven. Op de enveloppen met de opgaven voor de diverse examenonderdelen wordt aangegeven het onderdeel waarop de inhoud betrekking heeft, de datum en het tijdstip waarop de opgaven aan de kandidaten moeten worden voorgelegd, de tijd die voor het werk beschikbaar is, alsmede het aantal ingesloten exemplaren. De directeur draagt er zorg voor dat deze enveloppen met vereiste geheimhouding, in ongeopende staat worden bewaard tot het in artikel 10, tweede lid, genoemde moment. 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel kunnen de inspecteurs na overleg met de directeuren van de scholen bepalen dat de examenopgaven ter wille van de uniformiteit vervangen worden door examens die door de respectievelijke commissies van gecommitteerden worden samengesteld en door de inspecteurs vastgesteld, of door examens die elders voor scholen zijn opgesteld. 5. De leden van de examencommissie en de commissie van gecommitteerden nemen de nodige maatregelen opdat, ten opzichte van alles wat op het examen betrekking heeft, geheimhouding in acht genomen wordt.
Artikel 10
1. De kandidaten maken het werk onder toezicht van directeur en examinatoren, met dien verstande dat de directeur er voor zorgdraagt, dat in elk lokaal waar het werk wordt gemaakt, ten minste twee toezichthouders aanwezig zijn. 2. Nadat bij de aanvang van het examen in enig vak een van degenen die toezicht houden, de gegevens op de enveloppe heeft opgelezen en in orde bevonden, opent hij de enveloppe in tegenwoordigheid van de kandidaten. Indien niet alle kandidaten bij het examen in een lokaal kunnen worden geplaatst, geschiedt het openen in een der voor dit examen bestemde lokalen. 3. Onmiddellijk nadat de enveloppe geopend is, worden de opgaven rondgedeeld. 4. Gedurende een half uur, volgende op het tijdstip van opening van de enveloppe, kunnen de kandidaten het examenlokaal niet verlaten. 5. Een kandidaat die te laat komt, mag uiterlijk tot een half uur na het tijdstip van opening van de enveloppe tot het examenlokaal worden toegelaten. Hij levert zijn werk in op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt. 6. De gecommitteerden stellen zich tijdens het examen zo mogelijk dagelijks persoonlijk op de hoogte van de gang van zaken.
Artikel 11
1. Het werk wordt gemaakt op papier, gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de directeur. 2. De kandidaat plaatst zijn naam op het papier. 3. Omtrent de opgaven worden geen mededelingen of inlichtingen van welke aard of door wie ook aan de kandidaten verstrekt, tenzij de voorzitter van de examencommissie daartoe machtiging heeft verleend. 4. Het is de kandidaat niet geoorloofd boeken, logaritmentafels en tabellen en evenmin andere hulpmiddelen dan door de examencommissie en de gecommitteerden toegestaan, mede te nemen in het examenlokaal. De toegestane boeken, logaritmentafels en tabellen en eventueel andere hulpmiddelen worden zonodig voor de aanvang van het examen door de
4
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
directeur of een door hem aangewezen examinator onderzocht. 5. Gedurende het examen is het de kandidaat niet geoorloofd zich zonder vergunning van een van de toezichthouders uit het examenlokaal te verwijderen. 6. De directeur maakt voor de aanvang van het examen de kandidaten uitdrukkelijk opmerkzaam op de voorschriften, vastgesteld in het eerste tot en met het vijfde lid van dit artikel en in de artikelen 17 en 18. 7. De kandidaat levert zijn werk bij een van de toezichthouders in. Aan het einde van de zitting controleren de toezichthouders of alle kandidaten hun werk hebben ingeleverd.
Artikel 12
De inspecteur kan toestaan dat een lichamelijk gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden die de lichamelijke gesteldheid van de kandidaat biedt. In dit geval bepaalt de inspecteur, in overleg met de directeur, de wijze waarop het examen zal worden afgelegd.
Artikel 13
1. De directeur stelt zo spoedig mogelijk het door de kandidaten gemaakte werk en een exemplaar van de opgaven aan de examinator ter hand. 2. De examinator ziet het werk zo spoedig mogelijk na, wijst er de onvolkomenheden in aan en geeft het met zijn beoordeling en voorzien van een toelichting die voor een juiste waardering van belang is, aan de gecommitteerde. De examinator vermeldt de door hem toegekende cijfers niet op het werk zelf, doch op een afzonderlijk vel papier, dat bij het werk gevoegd wordt. 3. Indien voor een vak twee of meer examinatoren optreden, bepalen zij in onderling overleg de in het tweede lid bedoelde cijfers. Kunnen zij niet tot overeenstemming komen, dan beslist de directeur.
Artikel 14
1. De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk. 2. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het cijfer voor het examen vast. Daarbij gebruiken zij een van de cijfers 1 tot en met 10, met daartussen liggende cijfers met één decimaal waarbij aan de gehele cijfers 1 tot en met 10 de volgende betekenis toekomt: 1 = zeer slecht 6 = voldoende 2 = slecht 7 = ruim voldoende 3 = zeer onvoldoende 8 = goed 4 = onvoldoende 9 = zeer goed 5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend. 3. Komen de examinator en de gecommitteerde niet tot overeenstemming dan wordt het cijfer bepaald op het gemiddelde van het door de examinator en het door de gecommitteerde voorgestelde cijfer. 4. De examinator vult de vastgestelde cijfers voor het examen in op een lijst van cijfers. De examinator en de gecommitteerde ondertekenen de lijst. De examinator levert de lijst terstond daarna in bij de directeur, die zich ervan vergewist dat de lijst deugdelijk is ondertekend. 5. De directeur neemt de cijfers voor het examen over op de verzamellijst en berekent, met inachtneming van artikel 19, de eindcijfers.
5
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================

Artikel 15
1. Indien het examen niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, of twijfel is gerezen of het examen op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, kan de inspecteur besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen. 2. Hij bepaalt daarbij door wie de opgaven worden vastgesteld en wanneer het examen zal worden afgenomen.
Artikel 16
Indien een kandidaat om een geldige reden ter beoordeling van de directeur is verhinderd bij een of meer zittingen tegenwoordig te zijn wordt hem gelegenheid gegeven het deelexamen zo spoedig mogelijk te voltooien waarvoor het tijdstip in overleg met de directeur, de examinatoren en de gecommitteerden voor de betreffende examenonderdelen wordt vastgesteld.
Artikel 17
1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van het examenwerk aan bedrog heeft schuldig gemaakt en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, ontzegt de directeur hem de deelneming of de verdere deelneming aan het examen. 2. Indien het bedrog eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, onthoudt de directeur de kandidaat het diploma. 3. Van enig bedrog, als bedoeld in het eerste en tweede lid, doet de directeur onmiddellijk mededeling aan de inspecteur. 4. Indien de directeur toepassing geeft aan het eerste of tweede lid, wijst hij de kandidaat op het bepaalde in het vijfde lid. 5. De kandidaat kan aan de inspecteur verzoeken een beslissing van de directeur te herzien. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk binnen drie dagen nadat de beslissing ter kennis van de kandidaat is gebracht, bij de inspecteur ingediend. De inspecteur stelt een onderzoek in, beslist op het verzoek en stelt zo nodig vast, op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen af te leggen in de vakken waarvan hij de zittingen niet heeft meegemaakt.
Artikel 18
1. Indien een kandidaat ten aanzien van het examenwerk in enig ander opzicht in strijd met de voorschriften heeft gehandeld en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, kan de directeur hem de deelneming of de verdere deelneming aan het examen ontzeggen. 2. Indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, kan de directeur de kandidaat het diploma onthouden. 3. Van enige onregelmatigheid, als bedoeld in het eerste en tweede lid, doet de directeur onmiddellijk mededeling aan de inspecteur. 4. Indien de directeur toepassing geeft aan het eerste of tweede lid, wijst hij de kandidaat op het bepaalde in het vijfde lid. 5. De kandidaat kan aan de inspecteur verzoeken een beslissing van de directeur te herzien. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk binnen drie dagen nadat de beslissing ter kennis van de kandidaat is gebracht, bij de inspecteur ingediend. De inspecteur stelt een onderzoek in, beslist op het verzoek en stelt zo nodig vast, op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen af
6
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
te leggen in de vakken waarvan hij de zittingen niet heeft meegemaakt.
HOOFDSTUK V
Uitslag en uitreiking diploma’s
Artikel 19
1. De beoordeling van kennis, inzicht en vaardigheid van een kandidaat voor elk van zijn eindexamenvakken wordt uitgedrukt door een eindcijfer. Daartoe staan ter beschikking de cijfers 1 tot en met 10, waarvan de betekenis toekomt als aangegeven in artikel 14, tweede lid. 2. Het eindcijfer voor een vak, waarin deelexamens zijn afgelegd, wordt bepaald door de cijfers van de deelexamens op te tellen en deze door drie te delen. Is het verkregen resultaat niet een geheel getal, dan wordt het eindcijfer op het naast bijliggende gehele getal vastgesteld. Gemengde getallen met de breuk 61⁄2 of groter worden naar boven afgerond.
Artikel 20
1. De uitslag van het eindexamen van een kandidaat wordt, met inachtneming van de volgende artikelen, door de examencommissie en de gecommitteerden in een vergadering vastgesteld. 2. De uitslag wordt aangetekend op de verzamellijst van cijfers.
Artikel 21
1. De kandidaat die eindexamen heeft afgelegd aan een school is geslaagd, indien hij: a. voor al zijn examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer; b. voor een van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer; c. voor een van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer, terwijl de som van al zijn eindcijfers 36 of meer is; d. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer, terwijl de som van al zijn eindcijfers 37 of meer is, en bovendien voor de overige vakken het gemiddelde van de eindcijfers van die vakken ten minste 51⁄2 bedraagt, waarbij a. voor geen enkel vak het eindcijfer 4 of minder is, en b. in de differentiatie I (technisch pakket) voor de praktijk ten minste 5 is behaald, en in de differentiatie II (doorstroompakket) voor vaktekenen en de praktijk het totaal van beide eindcijfers ten minste 11 punten is en voor geen van de vakken minder dan 5 is behaald. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen de gecommitteerden bij eenstemmigheid beslissen over het al dan niet slagen van een kandidaat.
Artikel 22
1. De kandidaat is toegelaten tot het herexamen indien hij: a. voor één van zijn examenvakken en voor de overige examenvakken bedoeld in artikel 19, eerste lid, een eindcijfer 4 heeft behaald en voor de overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of
7
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
meer, terwijl de som van al zijn eindcijfers 34 of 35 is; b. voor twee van zijn examenvakken eindcijfers 5 heeft behaald en voor de overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer, terwijl de som van alle eindcijfers van de vakken 34, 35 of 36 is; c. voor een van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald, voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer, terwijl de som van al zijn eindcijfers 35 of meer is. 2. De eindcijfers van de vakken waarin de kandidaat geen examen heeft afgelegd dienen tevens te voldoen aan de voorwaarden volgens artikel 21, eerste lid.
Artikel 23
De kandidaat, die niet voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 21 en 22, is afgewezen.
Artikel 24
1. Nadat de uitslag is vastgesteld, deelt de directeur deze aan de kandidaat mede. 2. Aan elke kandidaat wordt een lijst verstrekt waarop de eindcijfers zijn vermeld, alsmede de uitslag van het examen. 3. Aan elke geslaagde kandidaat wordt een diploma uitgereikt. 4. Diploma’s en cijferlijsten worden getekend door de voorzitter van de examencommissie, de voorzitter van de commissie van gecommitteerden en de kandidaat.
HOOFDSTUK VI
Herexamen
Artikel 25
1. Het herexamen blijft beperkt tot ten hoogste twee vakken. 2. Indien de kandidaat die toegelaten is tot een herexamen, voor één vak een eindcijfer heeft behaald lager dan 6, wordt hem in dat vak een herexamen afgenomen. 3. Indien de kandidaat die toegelaten is tot een herexamen, voor twee vakken een eindcijfer heeft behaald lager dan 6, wordt hem in één of beide vakken een herexamen afgenomen. Eventuele keuze geschiedt door de kandidaat, na overleg met de directeur. 4. De herexamens vinden plaats uiterlijk in september. Het herexamen strekt zich uit over de gehele examenstof. 5. In de benodigde opgaven voor het herexamen wordt op dezelfde wijze voorzien als bepaald voor het examen in artikel 9, tweede lid.
Artikel 26
1. Het cijfer, behaald voor een herexamen, vervangt het eindcijfer voor dat vak. 2. De kandidaat die door het behaalde cijfer of de behaalde cijfers op zijn herexamen, voldoet aan de in artikel 21, eerste lid, genoemde normen is geslaagd. De overige kandidaten zijn afgewezen.
8
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK VII
Vrijstellingsregeling
Artikel 27
Een kandidaat, die voor een vak een ander diploma heeft behaald dat wat betreft het niveau ten minste gelijk is aan dat voor dat vak bepaald in het examenprogramma, kan voor het betreffende vak aan de inspecteur vrijstelling verzoeken. Het verzoek wordt aan het begin van het schooljaar ingediend bij de inspecteur, die ten minste drie weken voor het examen een beslissing neemt. Indien de vrijstelling wordt verleend, wordt op de cijferlijst bij het betreffende vak het cijfer 7 geplaatst.
Artikel 28
1. Een kandidaat, die eindexamen heeft afgelegd en op grond van het bepaalde in artikel 23 is afgewezen, wordt in de gelegenheid gesteld om opnieuw examen af te leggen: a. gedurende het aansluitende schooljaar aan eenzelfde dagschool, of b. gedurende twee aansluitende schooljaren aan een avondopleiding voor middelbaar technisch onderwijs. 2. Een kandidaat, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, ontvangt een bewijs van kennis voor die examenvakken waarvoor het eindcijfer een 7 of meer bedraagt. 3. Een kandidaat die gebruik maakt van de mogelijkheid volgens het eerste lid van dit artikel, wordt vrijstelling verleend voor de vakken waarvoor hij een bewijs van kennis heeft ontvangen. 4. Het bewijs van kennis, bedoeld in het tweede lid, wordt op verzoek van de kandidaat door de directeur van de school uitgereikt binnen drie weken nadat de uitslag aan de kandidaat is meegedeeld. 5. Op dit bewijs van kennis worden in ieder geval vermeld: a. de vakken waarin de kandidaat, rekening houdend met de termijnen volgens het eerste lid van dit artikel, geen examen behoeft af te leggen; b. de cijfers die voor deze vakken behaald zijn.
Artikel 29
1. Van een kandidaat die opnieuw eindexamen heeft afgelegd, worden de cijfers van dit examen met de cijfers welke op zijn bewijs van kennis zijn vermeld, overgenomen op de verzamellijst bedoeld in artikel 20 van dit landsbesluit. 2. Alsdan zijn de bepalingen van dit landsbesluit op hem van toepassing.
Artikel 30
Aan een kandidaat, die voor de tweede keer examen heeft gedaan en wordt afgewezen, kunnen geen bewijzen van kennis worden verstrekt.
Artikel 31
1. Een kandidaat, die voor een van de differentiaties het eindexamen met goed gevolg heeft afgelegd, heeft bij deelneming aan het eindexamen in de andere differentiatie vrijstelling voor de vakken, die in beide differentiaties eindexamenvakken zijn, en tevens voor de
9
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
overige vakken. 2. De eindcijfers van deze vakken worden overgenomen op de verzamellijst bedoeld in artikel 20 van dit landsbesluit. 3. Het bepaalde in artikel 21, tweede lid, is niet van toepassing op deze kandidaat.
HOOFDSTUK VIII
Gegevens te verstrekken aan de inspecteur
Artikel 32
1. De directeur zendt binnen een maand na de vaststelling van de uitslag van het eindexamen een ingevuld en door hem, de secretaris van het eindexamen en de voorzitter van de commissie van gecommitteerden of een door hem aangewezen plaatsvervanger ondertekend exemplaar van de verzamellijst van cijfers, als bedoeld in artikel 20, aan de inspecteur. 2. Een afschrift van elk uitgereikt bewijs van kennis wordt binnen een week na de uitreiking eveneens aan de inspecteur toegestuurd.
HOOFDSTUK IX
Slotbepalingen
Artikel 33
1. Het werk van het schriftelijk examen van de kandidaten en de lijsten van cijfers voor het schriftelijk examen worden tot 1 april van het volgende jaar ter inzage voor belanghebbenden, door de directeur bewaard. 2. Een verzamellijst van cijfers wordt in het archief van de school bewaard.
Artikel 34
De directeur draagt er zorg voor, dat een volledig stel der gebruikte opgaven bewaard blijft in het archief van de school.
Artikel 35
1. De directeur is bevoegd aan belanghebbenden verklaringen over een eindexamen en afschriften van de cijferlijsten, bedoeld in artikel 24, eerste lid, af te geven. 2. Een schriftelijke verklaring dat een diploma is uitgereikt, welke dezelfde waarde heeft als het diploma zelf, kan uitsluitend door de inspecteur worden verstrekt.
Artikel 36
Indien het bevoegd gezag van een school anders dan op grond van dit landsbesluit een getuigschrift uitreikt, draagt het er zorg voor dat dat getuigschrift zo wordt opgesteld dat het niet kan worden aangezien voor een diploma, uitgereikt volgens dit landsbesluit.
Artikel 37
In gevallen waarin dit landsbesluit niet voorziet en een onmiddellijke
10
************************* AB 1990 no. GT 36 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
beslissing noodzakelijk is, beslist de voorzitter van de examencommissie in overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden. Deze beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mede aan de leden van de examencommissie, aan de gecommitteerden en aan de inspecteur.
Artikel 38
Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit eindexamens middelbaar technisch onderwijs.