Tag Archives: Landsverordening kleuteronderwijs

Landsverordening kleuteronderwijs AB 1992 no. 88

*************************

AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : LANDSVERORDENING houdende regelen betreffende het onderwijs aan kleuters
Citeertitel: Landsverordening kleuteronderwijs
Vindplaats : AB 1992 no. 88
Wijzigingen: AB 1995 no. 35

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Minister : de minister van Welzijnszaken; directeur : de directeur van de Directie Onderwijs; inspecteur : de inspecteur van het onderwijs, belast met het toezicht op de school; school : een school voor kleuteronderwijs; openbare school : een door het Land in stand gehouden school; bijzondere school: een door een natuurlijke persoon of door een privaatrechtelijke rechtspersoon in stand gehouden school; bevoegd gezag : voor wat betreft: a. een openbare school : de Minister; b. een bijzondere school : het schoolbestuur.
Artikel 2
Het kleuteronderwijs heeft tot doel de algemene vorming van het kind voorafgaand aan en ter voorbereiding op het basisonderwijs.
Artikel 3
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de onderwerpen aangewezen waarover aan organisaties van ouders, van leidsters of van schoolbesturen dan wel van twee of meer van deze groepen, die zich de behartiging van de belangen van het kleuteronderwijs ten doel stellen, de gelegenheid wordt gegeven de Minister van advies te dienen. Aan die organisaties wordt deze gelegenheid uitsluitend verleend, indien zij naar het oordeel van de Minister voldoende representatief zijn.
Hoofdstuk II
Openbaar en uit de openbare kas bekostigd bijzonder kleuteronderwijs
Artikel 4
De bepalingen van de Titels I en II van dit hoofdstuk regelen het openbaar kleuteronderwijs; de bepalingen van de Titels I en III zijn voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder kleuteronderwijs.
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Titel I
Regelen voor het openbaar kleuteronderwijs, tevens voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder kleuteronderwijs
§ 1. Het onderwijs
Artikel 5
Het onderwijs aan een kleuterschool richt zich op: a. lichamelijke ontwikkeling; b. zintuiglijke ontwikkeling; c. taalontwikkeling; d. muzikale vorming; e. ontwikkeling van andere middelen tot expressie; f. sociale vorming; g. verstandelijke vorming.
Artikel 6
1. Als voertaal bij het onderwijs worden de Papiamentse en de Nederlandse taal gebruikt. 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voorschriften gesteld op grond waarvan de Minister, en ingeval het betreft een bijzondere school op verzoek van het schoolbestuur, een of meer scholen kan aanwijzen waar de voertaal een andere is dan de in het eerste lid voorgeschreven talen.
Artikel 7
De Minister stelt het aantal uren vast gedurende welke onderwijs wordt gegeven, met dien verstande dat: a. het onderwijs gedurende ten minste 22 uren en ten hoogste 24 uren per week wordt gegeven; b. de uren kunnen verdeeld zijn over 5 ochtenden en 2 middagen.
Artikel 8
1. Het hoofd van de school ontwerpt met inachtneming van de bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorschriften, na bespreking met de gezamenlijke leidsters, ten minste eens in de twee jaren het speel-en werkplan en eenmaal per jaar het schema van werkzaamheden. 2. Het bevoegd gezag van een bijzondere school stelt het speel- en werkplan en het schema van werkzaamheden vast en zendt deze ter goedkeuring aan de inspecteur. 3. Het bevoegd gezag van een openbare school stelt het speel- en werkplan en het schema van werkzaamheden vast na advies te hebben ingewonnen van de inspecteur. 4. Tussentijdse wijzigingen van het speel- en werkplan, dan wel afwijking van het schema van werkzaamheden vereisen ingeval het betreft een bijzondere school, de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de inspecteur. Ingeval het betreft een openbare school kunnen tussentijdse wijzigingen van het speel en werkplan, dan wel afwijking van het schema van werkzaamheden slechts plaatsvinden na ingewonnen advies van de inspecteur.
2
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 9
In het speel- en werkplan worden ten minste – met inachtneming van de in artikel 5 genoemde doeleinden de activiteiten en hun specifieke doelstellingen, de speel- en werkwijze, de hulpmiddelen en de materialen die daarbij gebruikt worden, vermeld.
Artikel 10
1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de begin- en einddatum van het schooljaar en met betrekking tot het totaal aantal vakantiedagen per jaar. 2. Het schema van werkzaamheden wordt vastgesteld in overeenstemming met het speel- en werkplan. Het geeft de regeling van de schooltijden, de verdeling van de werkzaamheden over de schooltijden, alsmede de feestdagen en de schoolvakanties, waarvan de begin- en einddata door de Minister, de schoolbesturen gehoord, worden vastgesteld, alsmede de namen van de leidsters en het aantal aan elke leidster toevertrouwde kleuters. 3. In elk schoollokaal wordt het schema van werkzaamheden op een zichtbare plaats opgehangen.
Artikel 11
Indien de inspecteur van oordeel is, dat het speel- en werkplan of het schema van werkzaamheden van een bijzondere school niet voldoet aan de bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorschriften of anderszins gebreken vertoont en het schoolbestuur wijziging weigert, vraagt hij het oordeel van de Minister, aan wiens uitspraak het schoolbestuur zich onderwerpt.
Artikel 12
Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven omtrent het model van het speel- en werkplan en het schema van werkzaamheden en omtrent de inzending daarvan.
Artikel 13
Het bevoegd gezag stelt, de inspecteur gehoord, een reglement voor de school vast. De Minister kan nadere voorschriften geven omtrent de inhoud van dit reglement.
Artikel 14
Ten behoeve van de bijzondere inrichting van het onderwijs kan de Minister goedkeuren dat wordt afgeweken van de bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorschriften.
Artikel 15
Bij ministeriële regeling wordt de leeftijd bepaald waarop de kleuters tot de school kunnen worden toegelaten en de leeftijd waarop zij de school moeten verlaten.
Artikel 16
1. Het gezondheidstoezicht op de scholen wordt uitgeoefend door
3
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
de minister van Publieke Werken en Volksgezondheid en strekt zich uit over alle gebouwen waarin en terreinen waarop kleuteronderwijs wordt gegeven en over het personeel van de scholen en de kleuters. 2. Geen kleuteronderwijs wordt gegeven in gebouwen of op terreinen waarvan de minister van Publieke Werken en Volksgezondheid heeft beslist, dat zij niet voldoen aan de voorschriften, bedoeld in het zesde lid, of schadelijk zijn voor de gezondheid dan wel gevaar opleveren voor de veiligheid. 3. Een beslissing als bedoeld in het tweede lid, wordt schriftelijk en met redenen omkleed gegeven. Afschriften ervan worden gezonden aan de inspecteur, aan het hoofd van de school en aan het bevoegd gezag. 4. De minister van Publieke Werken en Volksgezondheid maakt zijn beslissing onmiddellijk openbaar door publicatie in de Landscourant van Aruba. 5. Nadat de minister van Publieke Werken en Volksgezondheid schriftelijk heeft verklaard dat het gebouw of het terrein voldoende is verbeterd, mag het onderwijs worden hervat. De toezending van afschriften en de wijze van openbaarmaking van deze verklaring geschieden overeenkomstig het derde en het vierde lid. 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen, zowel in het belang van de gezondheid en de veiligheid van de kleuters als van het onderwijs, voorschriften worden gegeven omtrent de bouw en de inrichting van gebouwen waarin kleuteronderwijs wordt gegeven, omtrent de inrichting van de bij de school behorende terreinen alsmede het aantal kleuters dat in de lokalen mag worden toegelaten.
Artikel 17
1. Degene die in strijd met artikel 16 onderwijs geeft of doet geven in een afgekeurd lokaal of die als hoofd van een school in een lokaal meer kleuters toelaat dan het mag bevatten volgens de voorschriften, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste driehonderd florin. 2. Indien het feit, strafbaar gesteld in het eerste lid, wordt gepleegd voordat twee jaren zijn verlopen sedert een veroordeling ter zake van eenzelfde feit onherroepelijk is geworden, wordt een geldboete van ten hoogste zevenhonderdvijftig florin of hechtenis van ten hoogste veertien dagen opgelegd. Bij tweede of volgende herhaling, gepleegd telkens binnen twee jaren, nadat de laatste veroordeling onherroepelijk is geworden, wordt hechtenis opgelegd van ten hoogste een jaar. 3. Het feit, strafbaar gesteld in dit artikel, is een overtreding.
§ 2. Het personeel
Artikel 18
1. Tot leidster aan een school kan slechts worden benoemd zij die in het bezit is van: a. een akte van bekwaamheid als bedoeld in artikel 19; b. een bewijs van goed zedelijk gedrag, afgegeven door de bevoegde autoriteit van de plaats of plaatsen waar zij de laatste twee jaren heeft gewoond; c. een geneeskundige verklaring dat zij geen ziels- of lichaamsgebreken heeft die haar voor de vervulling van de betrekking ongeschikt maken,
4
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
en die de bevoegdheid tot het geven van onderwijs niet krachtens artikel 27 heeft verloren. 2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op degene die belast is met het geven van godsdienstonderwijs. 3. De in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde verklaring mag niet ouder zijn dan twee jaren. Het onderzoek dat ervoor nodig is, wordt ingesteld vanwege de Minister. 4. Het bevoegd gezag kan aan een geneeskundig onderzoek doen onderwerpen de leidster die niet reeds ziekteverlof geniet, indien daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag gegronde, zowel aan de leidster als aan de geneeskundige schriftelijk mede te delen redenen bestaan.
Artikel 19
De bewijzen van bekwaamheid tot het geven van kleuteronderwijs zijn: a. de akte van bekwaamheid als leidster, bedoeld in artikel 32, vierde lid, onderdeel b, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103); b. de akte van bekwaamheid als hoofdleidster, bedoeld in artikel 32, vierde lid, onderdeel c, van de Landsverordening voortgezet onderwijs.
Artikel 20
1. De akte van bekwaamheid als leidster, bedoeld in artikel 19, onderdeel a, verleent de bevoegdheid tot het geven van kleuteronderwijs. 2. De akte van bekwaamheid als hoofdleidster verleent met inachtneming van artikel 22 de bevoegdheid om aan het hoofd te staan van een kleuterschool.
Artikel 21
Bij ministeriële regeling kan aan andere bewijzen van bekwaamheid de bevoegdheid worden verbonden tot het geven van kleuteronderwijs.
Artikel 22
Tot hoofd van een school kan slechts worden benoemd zij die in het bezit is van de akte van bekwaamheid als hoofdleidster, de leeftijd van drieëntwintig jaren heeft bereikt en een diensttijd van ten minste twee jaren heeft vervuld als leidster aan een kleuterschool of als onderwijzeres in de aanvangsklassen van de basisschool.
Artikel 23
1. Aan elke school wordt naast het hoofd ten minste een leidster in het bezit van de akte van bekwaamheid, bedoeld in artikel 19, onderdeel a, vereist, zodra het aantal kleuters 36 bedraagt. Voor elke vijfendertig kleuters boven 36 wordt een leidster meer vereist. 2. Bij de toepassing van dit artikel wordt tot grondslag genomen het gemiddeld aantal kleuters dat op 1 september, 1 december, 1 maart en 1 juni van het onmiddellijk voorafgaande schooljaar als werkelijk schoolgaand bekend stond. Een kleuter wordt als werkelijk schoolgaand aangemerkt, indien hij, afwezigheid wegens ziekte niet mede gerekend, de aan de teldatum voorafgaande drie maanden gedurende ten minste 60
5
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
procent van de schooltijd aanwezig is geweest. 3. Voor het jaar der opening van de nieuw opgerichte school geldt het aantal kleuters dat op de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin de school is geopend, als werkelijk schoolgaand bekend staat. Voor het daaropvolgende jaar wordt als grondslag genomen het gemiddelde van de aantallen kleuters die als werkelijk schoolgaand bekend stonden op de laatste dag van elke maand van het voorafgaande jaar, te rekenen van de tweede maand, in de eerste volzin bedoeld. 4. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de Minister, na ingewonnen advies van de inspecteur, bepalen dat voor enig schooljaar of gedeelte daarvan aan een school meer of minder leidsters dan het aantal, vereist ingevolge het eerste lid, werkzaam zullen zijn. 5. Het hoofd van elke kleuterschool is verplicht overeenkomstig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te geven voorschriften, aantekening te houden van het schoolbezoek van de kleuters die aan de school zijn ingeschreven. Voor de inspecteur moet de ter zake gevoerde administratie steeds ter inzage in de school beschikbaar zijn. 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen de leerlingen schalen, vermeld in het eerste lid, verlaagd worden.
Artikel 24
1. Aan de scholen worden door het bevoegd gezag na overleg met de inspecteur toegelaten zij die voor het behalen van bewijzen van bekwaamheid een praktische vorming behoeven. 2. Zij die ingevolge het eerste lid worden toegelaten, moeten in het bezit zijn van een bewijs van goed zedelijk gedrag en een geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 18. Zij zijn werkzaam onder de leiding van een bevoegde leidster.
Artikel 25
De salarissen en de toelagen, door het bevoegd gezag toe te kennen aan het hoofd, de leidsters en het door de Minister aan te wijzen overige personeel, worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.
Artikel 26
1. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat het hoofd, de leidsters en het overige personeel. De benoeming geschiedt zoveel mogelijk in een volledige betrekking. 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voorschriften gegeven omtrent de rechten en plichten van het hoofd, de leidsters en het overige personeel, voor zover hierin niet bij of krachtens landsverordening is voorzien.
Artikel 27
1. De bevoegdheid tot het geven van onderwijs vervalt van rechtswege bij onherroepelijke veroordeling wegens het misdrijf, bedoeld in artikel 257 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. 2. De Minister kan een leidster die onherroepelijk is veroordeeld wegens een ander misdrijf dan bedoeld in het eerste lid, of die bij het geven van onderwijs opvattingen steunt of verkondigt, die strijden met de goede zeden of een aansporing inhouden tot ongehoorzaamheid aan
6
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
de wettelijke regelingen van Aruba, de bevoegdheid tot het geven van onderwijs ontnemen. Gelijke bevoegdheid komt de Minister toe ten aanzien van een leidster die zich aan ergerlijk levensgedrag schuldig maakt. 3. De leidster die op grond van dit artikel de bevoegdheid tot het geven van onderwijs verliest, is van rechtswege ontslagen met ingang van de dag waarop de beslissing onherroepelijk is geworden.
Titel II
Overige regelen voor het openbaar kleuteronderwijs
Artikel 28
De openbare scholen, zijn, met inachtneming van de krachtens artikel 15 vastgestelde voorschriften, voor alle kleuters zonder onderscheid toegankelijk.
Artikel 29
1. Het onderwijs aan openbare scholen wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging. 2. De Minister kan haar die zich in dit opzicht aan plichtsverzuim schuldig maakt, voor ten hoogste een jaar en bij herhaling voor onbepaalde tijd in haar bevoegdheid tot het geven van onderwijs aan een openbare school schorsen.
Artikel 30
1. De benoeming en de overplaatsing van hoofden van openbare scholen geschieden door de Minister, na ingewonnen advies van de inspecteur. 2. De benoeming van leidsters geschiedt door de Minister, na ingewonnen advies van het hoofd der school waaraan de benoeming zal geschieden. 3. De overplaatsing van leidsters en de benoeming van plaatsvervangende hoofden geschieden door de Minister, na ingewonnen advies van de hoofden der desbetreffende scholen.
Artikel 31
1. Aan elke openbare school is een oudercommissie verbonden. 2. De inrichting, de wijze van verkiezing van de leden en de bevoegdheden van de oudercommissie worden geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 32
1. Bij vaststelling van het schema van werkzaamheden wordt door het vrijgeven van uitdrukkelijk in dat schema vermelde uren gezorgd, dat de kleuters van wie de ouders, voogden of verzorgers daartoe de wens te kennen geven, in de schoollokalen of elders godsdienst- of levensbeschouwelijk onderwijs kunnen ontvangen. 2. De voor het godsdienst- of levensbeschouwelijk onderwijs bestemde uren vallen binnen de schooltijd en worden voor elke school door het hoofd der school vastgelegd in overeenstemming met hen die door de besturen der kerkgenootschappen voor die school met het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk onderwijs worden belast.
7
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
3. Voor het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk onderwijs kunnen door de genoemde besturen een of meer der aan de school verbonden leidsters worden aangezocht. In dat geval verleent de Minister aan de leidsters voor dat doel verlof met behoud van de volle bezoldiging.
Titel III
Overige voorwaarden voor bekostiging uit de openbare kas van het bijzonder kleuteronderwijs
Artikel 33
Het speel- en werkplan kan werkzaamheden omvatten, die verband houden met de richting van het onderwijs.
Artikel 34
1. Indien binnen redelijke afstand van de woning van de kleuter niet de gelegenheid bestaat tot het volgen van het onderwijs aan een openbare school, mag aan deze kleuter de toegang tot een uit de openbare kas bekostigde bijzondere school niet worden geweigerd op grond van godsdienst of levensbeschouwing, tenzij de school uitsluitend bestemd is voor interne leerlingen. 2. Indien tot een bijzondere school andere kleuters worden toegelaten dan voor wie de school in verband met de godsdienst of levensbeschouwing in stand wordt gehouden, kunnen deze kleuters niet worden verplicht tot het volgen van de lessen die in verband met de godsdienst of levensbeschouwing aan het speel- en werkplan zijn toegevoegd.
Artikel 35
1. De bijzondere school staat onder het bestuur van een stichting of van een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging of instelling die zich het geven van onderwijs ten doel stelt zonder daarbij het maken van winst te beogen. 2. Het aan de school verbonden personeel maakt geen deel uit van het schoolbestuur. 3. Het schoolbestuur draagt zorg voor een deskundig beheer.
Artikel 36
1. Het schoolbestuur stelt de ouders, voogden en verzorgers van de kleuters in de gelegenheid een oudercommissie te vormen. 2. De inrichting, de wijze van verkiezing van de leden en de bevoegdheden van de oudercommissie worden door het schoolbestuur zoveel mogelijk in overeenstemming met het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bedoeld in artikel 31, tweede lid, geregeld.
Artikel 37
1. Het hoofd, de leidsters en het overige personeel, bedoeld in artikel 25, van de bijzondere school zijn in het bezit van een door het schoolbestuur en door henzelf ondertekende akte van benoeming. Het schoolbestuur zendt een afschrift van deze akte aan de inspecteur. 2. De akte van benoeming bevat ten minste de bepaling, of de benoeming
8
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
in vaste of in tijdelijke dienst geschiedt, alsmede de bepaling dat de voorschriften betreffende de materiële rechtspositie van het personeel bij het openbaar onderwijs van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 38
1. Het hoofd, de leidsters en het overige personeel, bedoeld in artikel 25, van bijzondere scholen kunnen tegen een door het schoolbestuur genomen besluit tot schorsing, tot het opleggen van een disciplinaire straf of tot ontslag anders dan op eigen verzoek, voordat zij de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of het tijdvak waarvoor zij zijn benoemd, is verlopen, in beroep komen bij de commissie van beroep waarbij het schoolbestuur is aangesloten en aan wiens uitspraak het schoolbestuur zich onderwerpt. Het beroep moet schriftelijk worden ingesteld binnen dertig dagen nadat het besluit schriftelijk ter kennis van de belanghebbende is gebracht. 2. Tijdens de behandeling door een commissie van beroep loopt geen verjaring met betrekking tot rechtsvorderingen ter zake van besluiten die aan het oordeel van de commissie zijn onderworpen.
Artikel 39
1. Een commissie van beroep bestaat uit vijf leden en vijf plaatsvervangende leden, waarvan twee leden en twee plaatsvervangende leden worden gekozen door het schoolbestuur en twee leden en twee plaatsvervangende leden door het personeel van de scholen waarover de commissie haar werkkring uitstrekt. Deze vier leden kiezen het vijfde lid, tevens voorzitter, en diens plaatsvervanger. 2. De leden en de plaatsvervangende leden mogen niet zitting hebben in het schoolbestuur, noch deel uitmaken van het personeel van de scholen waarover de commissie haar werkkring uitstrekt. 3. Indien het schoolbestuur twee of meer scholen voor kleuteronderwijs of ander onderwijs in stand houdt, wordt voor deze scholen één commissie van beroep ingesteld. 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de instelling, de samenstelling en de werkwijze van de commissie van beroep.
Hoofdstuk III
Niet uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs
Artikel 40
1. Kleuteronderwijs mag slechts worden gegeven door haar die in het bezit is van een bij of krachtens landsverordening aangewezen bewijs van bekwaamheid of enig ander bewijs waaruit blijkt, dat zij voldoende geschikt is voor het door haar te geven onderwijs. 2. Met betrekking tot het niet uit de openbare kas bekostigd kleuteronderwijs zijn de artikelen 16, 17, 18, eerste lid, onderdelen b en c, en 27 mede van toepassing.
9
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Hoofdstuk IV
Aanvang, wijze en beëindiging der bekostiging
Titel I
Aanvang der bekostiging
Artikel 41
1. Er wordt voldoende openbaar kleuteronderwijs gegeven in een genoegzaam aantal scholen. 2. De ouders, voogden en verzorgers kunnen onder opgave van een prognose van het aantal kleuters, dat de school zal bezoeken, bij de Minister een verzoek tot stichting van een openbare school indienen. 3. De stichting van een openbare school geschiedt bij landsbesluit.
Artikel 42
1. Een verzoek om bekostiging uit de openbare kas van een bijzondere school wordt ingediend bij de Minister. 2. Het verzoek kan slechts worden gedaan door een stichting of een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging of instelling als bedoeld in artikel 35. Het verzoek is met redenen omkleed, vermeldt de aard, de omvang en de plaats van vestiging van de school en gaat vergezeld van een prognose omtrent het te verwachten aantal kleuters en van de voorlopige begroting van kosten, middelen en investeringen.
Artikel 43
1. Bij landsbesluit wordt een bijzondere school voor bekostiging uit de openbare kas in aanmerking gebracht, indien de behoefte aan die school voldoende is gebleken. 2. De behoefte wordt niet aanwezig geacht, indien de school naar verwachting zal worden bezocht door minder dan 50 kleuters.
Artikel 44
1. Binnen zes maanden na ontvangst van een verzoek als bedoeld in artikel 42, wordt bij landsbesluit daarop een beslissing genomen. 2. De aanvrager wordt in kennis gesteld van het landsbesluit. Bij inwilliging van het verzoek vermeldt het landsbesluit de datum waarop de bekostiging uit de openbare kas ingaat. 3. Een afwijzing van het verzoek is met redenen omkleed.
Titel II
Wijze der bekostiging
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 45
1. De kosten van de bijzondere scholen, bedoeld in Hoofdstuk II, worden door het Land vergoed met inachtneming van de artikelen 46 tot en met 72. 2. Aan bijzondere scholen als bedoeld in het eerste lid, wordt
10
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
geen vergoeding toegekend dan krachtens de bepalingen van deze landsverordening. 3. Het schoolbestuur dient vóór 15 februari van het lopende dienstjaar een verzoek om vergoeding van de geraamde kosten voor het komende dienstjaar in bij de Minister. Het verzoek is met redenen omkleed en gaat vergezeld van een prognose omtrent het te verwachten aantal leerlingen en van een voorlopige begroting van kosten, middelen en investeringen voor het komende dienstjaar.
Artikel 46
De kosten der scholen zijn: a. de salarissen, waaronder worden verstaan de kosten van de salaris- sen en toelagen, bedoeld in artikel 25, de uitkeringen en vergoedingen waarop de hoofden, de leidsters en het overige personeel, bedoeld in artikel 25, aanspraak hebben, de bijdragen tot hun pensioen en tot dat van hun weduwen en wezen alsmede van de voor hen wettelijk verschuldigde premies; b. de stichtingskosten, waaronder worden verstaan de kosten van het aankopen, stichten, verbouwen, herbouwen en uitbreiden van de schoolgebouwen met inbegrip van de kosten ter verkrijging van de grond, die van de verandering van inrichting van die gebouwen, van het herstellen daarvan, voor zover dit niet het gewone onderhoud betreft, alsmede de kosten van het aankopen, van eerste aanleg en van verandering van aanleg van de voor het onderwijs bestemde terreinen; c. de huren, waaronder worden verstaan de kosten van het huren of van de vergoedingen voor het gebruik van de schoolgebouwen, lokalen en terreinen, alsmede de kosten van erfpacht of enig ander zakelijk genotsrecht; d. de inrichtingskosten, waaronder worden verstaan de kosten van het aanschaffen van schoolmeubelen, ontwikkelingsmateriaal, hulpmiddelen en schoolbehoeften, voor zover die aanschaffing niet strekt ter vervanging van ontwikkelingsmateriaal en hulpmiddelen die ten gevolge van langdurig gebruik niet meer kunnen worden gebruikt, of tot aanvulling van de voorraad van schoolbehoeften in verband met de vermindering door gebruik; e. de exploitatiekosten, waaronder worden verstaan: 1°. de kosten van het onderhoud en van het verzekeren van de schoolgebouwen, lokalen en terreinen en van de daarop rustende lasten; 2°. de kosten van het schoonhouden van de schoolgebouwen of lokalen, alsmede die van het gebruik van elektrische energie, gas en water; 3°. de kosten van het onderhoud van de schoolmeubelen, het ontwikkelingsmateriaal en hulpmiddelen; 4°. de kosten van het aanschaffen van het ontwikkelingsmateriaal, hulpmiddelen en schoolbehoeften, voor zover die aanschaffing strekt ter vervanging van ontwikkelingsmateriaal en hulpmiddelen die ten gevolge van langdurig gebruik niet meer kunnen worden gebruikt, of tot aanvulling van de voorraad van schoolbehoeften in verband met de vermindering door verbruik; 5°. de administratiekosten; 6°. de kosten van de oudercommissie; 7°. andere uitgaven ter verzekering van de goede gang van het onderwijs.
11
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 47
Voor zover de wijze van berekening der vergoeding ten behoeve van de bijzondere scholen in de volgende artikelen niet nader is geregeld, omvat de vergoeding het bedrag van die kosten, voor zover de Minister daaraan zijn goedkeuring heeft gehecht.
§ 2. Stichtings- en inrichtingskosten
Artikel 48
1. De vergoeding van de stichtings- en inrichtingskosten van een bijzondere school omvat het bedrag van de kosten waarvan de Minister bij de goedkeuring, bedoeld in het tweede lid, heeft bepaald, dat zij voor vergoeding in aanmerking komen. 2. De plannen en begrotingen betreffende de gebouwen en de terreinen zijn onderworpen aan de goedkeuring van de Minister.
Artikel 49
1. Indien de gebouwen en terreinen om niet zijn verkregen of uit eigen middelen zijn bekostigd, stelt de Minister ter bepaling van de kosten de waarde vast die zij op de dag van ingebruikneming of, indien de school op een later tijdstip in het genot van vergoeding is gesteld, op de dag van ingang van de vergoeding hadden. Deze waardevaststelling blijft achterwege, indien de kosten van de gebouwen en de terreinen naar het oordeel van de Minister niet voor vergoeding in aanmerking komen. 2. Ingeval de gebouwen en de terreinen, bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van de Minister een grotere omvang hebben dan voor een overeenkomstige openbare school nodig zou zijn, wordt bij de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde waarde slechts rekening gehouden met het gedeelte van de gebouwen en de terreinen dat voor zodanige openbare school wordt vereist. 3. Indien het schoolbestuur zich met de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, niet kan verenigen, wordt de waarde van de gebouwen en de terreinen geschat.
Artikel 50
1. De schatting, bedoeld in artikel 49, derde lid, geschiedt door drie deskundigen, van wie een wordt benoemd door de Minister, een door het schoolbestuur en de derde door de twee benoemde deskundigen. 2. De drie deskundigen bepalen het bedrag der waarde, waarna zij de akte van taxatie zo spoedig mogelijk aan de Minister en een afschrift ervan aan het schoolbestuur zenden. Indien de drie deskundigen niet eenstemmig zijn in de bepaling van het bedrag, in dier voege dat er een meerderheid en een minderheid bestaan, wordt de waarde vastgesteld op het door de meerderheid geschatte bedrag. Indien ieder der drie deskundigen een verschillend bedrag aangeeft, wordt de waarde bepaald op het bedrag dat noch het hoogste noch het laagste is.
Artikel 51
Indien naar het oordeel van de Minister het vastgestelde of geschatte bedrag van een gebouw of terrein hoger is dan het bedrag dat voor de stichting van een overeenkomstige openbare school nodig zou zijn, wordt voor de berekening van de vergoeding in de kosten van dat
12
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
gebouw of dat terrein het laatstbedoelde bedrag door hem in aanmerking genomen.
Artikel 52
Geen vergoeding wordt toegekend, indien een gebouw of een terrein naar het oordeel van de Minister niet geschikt is voor zijn bestemming.
Artikel 53
1. De Minister kan een bestaand gebouw geheel of ten dele, al of niet verbouwd, als schoolgebouw ter beschikking stellen van het schoolbestuur. 2. De Minister en het schoolbestuur kunnen overeenkomen, dat nieuwbouw vanwege het Land geschiedt.
Artikel 54
De Minister kan regelen vaststellen voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van tijdelijke voorziening in gebouwen of terreinen.
§ 3. Exploitatiekosten
Artikel 55
1. Ter berekening van de vergoeding van de exploitatiekosten stelt de Minister, na overleg met de schoolbesturen, eens in de drie jaar vast: a. bedragen per lokaal ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 46, onderdeel e, onder 1° en 2°; b. een bedrag per kleuter ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 46, onderdeel e, onder 3° tot en met 7°. 2. Bij de vaststelling van de bedragen per lokaal wordt onderscheid gemaakt tussen de werklokalen, de speellokalen en de overdekte speelplaatsen.
Artikel 56
1. De vergoeding van de exploitatiekosten van een bijzondere school omvat het bedrag van de werkelijk gedane uitgaven voor de kosten, bedoeld in artikel 46, onderdeel e, tot ten hoogste: a. het bedrag per lokaal, bedoeld in artikel 55, vermenigvuldigd met het aantal voor de school in gebruik zijnde lokalen; b. het bedrag per kleuter, bedoeld in artikel 55, vermenigvuldigd met het gemiddeld aantal kleuters. 2. Indien een lokaal slechts gedurende een deel van het jaar ongeacht de vakanties in gebruik is, wordt het voor dat lokaal vast te stellen bedrag naar evenredigheid verminderd. 3. Bij de berekening van het gemiddeld aantal kleuters worden tot grondslag genomen de aantallen kleuters die op 1 maart, 1 juni, 1 september en 1 december van het desbetreffende jaar als werkelijk schoolgaand bekend stonden. Een kleuter wordt als werkelijk schoolgaand aangemerkt, indien hij, afwezigheid wegens ziekte niet mede gerekend, de aan de teldatum voorafgaande drie maanden gedurende ten minste 60 procent van de schooltijd aanwezig is geweest.
13
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 57
Indien bijzondere omstandigheden naar het oordeel van de Minister daartoe aanleiding geven, kunnen de bedragen per lokaal en per kleuter of een van beide telkens voor de duur van een jaar worden verhoogd.
Artikel 58
Indien het schoolbestuur meer dan een school voor kleuteronderwijs in stand houdt, kunnen de bedragen van de vergoeding van de exploitatiekosten, toegekend voor elk van die scholen afzonderlijk, worden besteed ten behoeve van de exploitatie van die scholen gezamenlijk.
Artikel 59
1. Wanneer in een kalenderjaar de werkelijke uitgaven voor de exploitatie van de door een schoolbestuur in stand gehouden scholen het totaal van de vergoedingen voor de exploitatie van die scholen overschrijden, mag het schoolbestuur het verschil tot ten hoogste 20 procent bestrijden uit de vergoedingen over het volgende kalenderjaar. 2. Wanneer in een kalenderjaar de werkelijke uitgaven voor de exploitatie van de door een schoolbestuur in stand gehouden scholen minder bedragen dan het maximum van de vergoedingen, mag het schoolbestuur het verschil tot ten hoogste 20 procent besteden voor de exploitatie in het volgende kalenderjaar.
§ 4. Vaststelling en uitkering der vergoedingen
Artikel 60
1. Het bedrag van de vergoeding waarop het schoolbestuur over het afgelopen kalenderjaar aanspraak heeft, stelt de Minister vast na aftrek van: a. de inkomsten die het schoolbestuur geniet uit verhaal van wettelijk verschuldigde bijdragen en premies; b. de door de Minister vast te stellen waarde van de roerende zaken die door vervreemding of op andere wijze worden onttrokken aan de bestemming waartoe zij met de vergoeding zijn aangeschaft. 2. Indien het schoolbestuur zich met de vaststelling van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, niet kan verenigen, wordt de daar bedoelde waarde geschat. Op de schatting is artikel 50 van toepassing.
Artikel 61
Van het besluit tot vaststelling, tot weigering of tot gehele of gedeeltelijke inhouding van de vergoeding zendt de Minister binnen veertien dagen afschrift aan het schoolbestuur.
Artikel 62
De uitkering van de vergoeding geschiedt bij voorschot volgens door de Minister vast te stellen regelen. Daarbij worden tevens voorschriften gegeven voor de verrekening van de uitgekeerde voorschotten met het bedrag van de vastgestelde vergoeding.
14
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
§ 5. Overige bepalingen
Artikel 63
1. Het schoolbestuur houdt volgens door de Minister te stellen regelen op zodanige wijze boek van zijn inkomsten en uitgaven, dat daaruit blijkt, dat de vergoedingen ten behoeve van het onderwijs worden gebruikt. 2. Desverlangd worden aan de door de Minister aangewezen ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage gegeven. Het schoolbestuur is gehouden deze boeken en bescheiden tien jaren te bewaren. 3. Het schoolbestuur dat een vergoeding van kosten heeft verkregen in enig dienstjaar, verstrekt vóór 15 februari van het daaropvolgende dienstjaar aan de Minister een schriftelijke verantwoording inzake de besteding van de verkregen gelden. Van deze verstrekking wordt mededeling gedaan aan de minister van Financiën en de directeur van de Directie Financiën. 4. Indien het schoolbestuur de schriftelijke verantwoording, bedoeld in het derde lid, niet verstrekt, houdt de directeur van de Directie Financiën de gehele of gedeeltelijke uitkering van de vergoeding bij voorschot, indien deze voor het daarop volgende dienstjaar is toegekend, aan totdat het schoolbestuur aan de verplichting, bedoeld in het derde lid, heeft voldaan.
Artikel 64
1. De stichting, vereniging of instelling kan het bestuur van de school slechts overdragen bij notariële akte. Bij deze akte worden tevens de schoolgebouwen, de inventaris en de terreinen ten behoeve waarvan vergoeding wordt genoten en die haar eigendom zijn, overgedragen en wordt bepaald, dat de verkrijgende stichting, vereniging of instelling het hoofd, de leidsters en het overige personeel, bedoeld in artikel 25, met ingang van de dag waarop het nieuwe schoolbestuur als zodanig optreedt, in gelijke betrekkingen aan de school benoemt, als door hen aan die school werden vervuld. De verkrijgende stichting, vereniging of instelling treedt tegenover het Land in alle uit deze landsverordening voortvloeiende rechten en verplichtingen van haar rechtsvoorgangster. 2. De Minister kan van de verplichting tot eigendomsoverdracht van de schoolgebouwen, de inventaris en de terreinen ontheffing verlenen. 3. Onverminderd het eerste en het tweede lid, is het zonder toestemming van de Minister vervreemden of met enig zakelijk recht bezwaren van gebouwen, terreinen en roerende zaken, ten behoeve waarvan vergoeding wordt genoten, nietig. De akten van overdracht van schoolgebouwen en terreinen die na overdracht voor onderwijs bestemd blijven, zijn, voor zover zij aan registratierecht en overdrachtsbelasting zijn onderworpen, hiervan vrijgesteld.
Artikel 65
1. Indien aan gebouwen, terreinen en roerende zaken ten behoeve waarvan vergoeding wordt genoten, door de schuld of nalatigheid van de stichting, vereniging of instelling die de school in stand houdt, schade wordt toegebracht, worden de kosten van herstel niet door het Land vergoed. 2. Indien schade, toegebracht aan gebouwen, terreinen of roerende zaken van scholen, voor vergoeding in aanmerking komt, treedt het Land
15
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
in alle rechten die het schoolbestuur ter zake van die schade tegen derden mocht hebben.
Artikel 66
1. Indien blijkt, dat gebouwen, terreinen of roerende zaken ten behoeve waarvan vergoeding wordt genoten, niet behoorlijk worden onderhouden of niet overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, kan de Minister bepalen, dat de vergoeding van de exploitatiekosten geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden totdat het schoolbestuur ter zake de nodige voorzieningen zal hebben getroffen. 2. De vergoeding van de exploitatiekosten kan eveneens geheel of gedeeltelijk worden ingehouden, indien het schoolbestuur de gebouwen, terreinen of roerende zaken geregeld gebruikt of doet gebruiken voor doeleinden waarvoor niet ingevolge deze landsverordening vergoeding wordt genoten, tenzij dit geschiedt met toestemming van de Minister.
Artikel 67
1. Indien gebouwen, terreinen of roerende zaken van scholen ten behoeve waarvan een vergoeding in de stichtingskosten of inrichtingskosten is of wordt genoten, geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken of met toestemming van de Minister worden vervreemd, anders dan bedoeld in artikel 64, eerste lid, dan wel indien de bekostiging wordt beëindigd, is de stichting, vereniging of instelling aan het Land een bedrag verschuldigd. Het schoolbestuur kan, buiten het geval van vervreemding, in de plaats van betaling van dit bedrag de eigendom van die gebouwen, terreinen of roerende zaken binnen vier maanden aan het Land overdragen. 2. De Minister stelt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, vast op de grondslag van de waarde van de gebouwen, terreinen of roerende zaken en de door het schoolbestuur daarvoor ontvangen vergoedingen en uit eigen middelen bestede gelden. 3. Bij overdracht van de eigendom van gebouwen, terreinen of roerende zaken ingevolge het eerste lid, vergoedt het Land, indien gedeelten van de gebouwen, terreinen of roerende zaken uit eigen middelen zijn bekostigd en hiervoor geen vergoeding wordt genoten, een door de Minister te bepalen waarde. 4. Artikel 50 is van toepassing.
Artikel 68
Artikel 67 is niet van toepassing, voor zover de Minister heeft goedgekeurd, dat gebouwen, terreinen of roerende zaken worden bestemd voor ander onderwijs, dan wel worden gebruikt voor andere culturele of maatschappelijke doeleinden.
Artikel 69
Het schoolbestuur geeft de Minister alle inlichtingen die deze voor de toepassing van deze titel verlangt.
Artikel 70
1. Indien het schoolbestuur de bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorschriften niet nakomt, kan de Minister bepalen, dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden. 2. De Minister kent de vergoeding wederom toe, indien hem blijkt,
16
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
dat de reden voor de toepassing van het eerste lid is vervallen.
Artikel 71
De Minister kan voorschriften geven omtrent de uitvoering van deze titel.
Titel III
Beëindiging der bekostiging
Artikel 72
1. Bij landsbesluit, de directeur en de ouders, voogden en verzorgers gehoord, wordt bepaald dat een openbare school wordt opgeheven en de aanspraak op bekostiging ten behoeve van een bijzondere school verloren gaat, indien zij niet langer in een behoefte voorziet. 2. Indien het een bijzondere school betreft, wordt het schoolbestuur in kennis gesteld van het besluit, dat met redenen is omkleed.
Hoofdstuk V
Toezicht
Artikel 73
Het toezicht op het kleuteronderwijs is opgedragen aan de Minister. Het wordt onder zijn bevelen uitgeoefend door de directeur en de inspecteur.
Artikel 74
1. De directeur en de inspecteur zorgen door bezoek aan de scholen voortdurend bekend te blijven met de toestand van het kleuteronderwijs. 2. Zij trachten de bloei van het kleuteronderwijs te bevorderen door overleg met de besturen en het personeel van de openbare en bijzondere scholen.
Artikel 75
De directeur en de inspecteur zien toe, dat de bepalingen van deze landsverordening en van haar uitvoeringsvoorschriften worden nageleefd. Zij hebben steeds toegang tot de scholen. De schoolbesturen, de hoofden der scholen en de leidsters zijn gehouden aan hen alle inlichtingen te geven omtrent de school en het onderwijs die zij verlangen.
Hoofdstuk VI
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 76
De bezitter van een bewijs van bekwaamheid, niet genoemd in deze landsverordening of wel genoemd maar gevende andere dan in deze landsverordening genoemde bevoegdheden, waaraan op de datum voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze landsverordening bevoegdheid was toegekend tot het geven van kleuteronderwijs of als hoofd van een
17
************************* AB 1992 no. 88 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
kleuterschool te worden aangesteld, behoudt die bevoegdheid.
Artikel 77
Als kosten der scholen, bedoeld in artikel 46, onderdeel b, worden alleen die stichtingskosten aangemerkt, die zijn gemaakt na de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening.
Artikel 78
1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 1992. Indien de plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba geschiedt na 31 juli 1992, treedt zij in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba en werkt terug tot en met 1 augustus 1992. 2. Zij kan worden aangehaald als Landsverordening kleuteronderwijs.

DOWNLOAD PDF

Landsverordening kleuteronderwijs AB 2000 no. 21

*************************

AB 2000 no. 21 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

*************************

====================================================================
Intitulé : MINISTERIËLE BESCHIKKING van 7 april 2000 houdende regels inzake de leeftijdsgrenzen voor kleuteronderwijs
Citeertitel: Landsverordening kleuteronderwijs
Vindplaats : AB 2000 no. 21
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

Artikel 1
1. Bij aanvang van een schooljaar kunnen kleuters die vier jaar oud zijn, dan wel voor 1 oktober deze leeftijd zullen bereiken, worden toegelaten tot de school. 2. Kleuters worden, indien er plaats is, in de periode van 1 oktober tot en met 31 december tot de school toegelaten zodra zij de leeftijd van vier jaar bereiken.
Artikel 2
1. Kleuters verlaten de school aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van zes jaar bereiken. 2. In afwijking van het eerste lid kunnen kleuters die de leeftijd van zes jaar hebben bereikt, maar blijkens een onderzoek nog niet geschikt zijn voor het volgen van basisonderwijs, de school blijven bezoeken tot het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van zeven jaar bereiken. 3. Het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, vindt slechts plaats met toestemming van de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers van de kleuter.