Tag Archives: Landsverordening Universiteit van Aruba

Landsverordening Universiteit van Aruba AB 1988 no. 100

*************************

AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : LANDSVERORDENING, houdende voorzieningen met betrekking tot de oprichting en de inrichting van de Universiteit van Aruba
Citeertitel: Landsverordening Universiteit van Aruba
Vindplaats : AB 1988 no. 100
Wijzigingen: AB 1996 no. 72; AB 2007 no. 1111; AB 2009 no. 75; AB 2012 no. 9

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Minister : minister, belast met onderwijs; Universiteit : de Universiteit van Aruba.
Artikel 2
1. Er is een Universiteit, gevestigd te Oranjestad in Aruba. 2. De Universiteit is rechtspersoon. 3. De Universiteit treedt in het rechtsverkeer op onder de naam Universiteit van Aruba en is bij uitsluiting gerechtigd tot het voeren van deze naam en de vertalingen daarvan.
Artikel 3
1. De Universiteit heeft in elk geval tot taak door het geven van hoger onderwijs: a. voor te bereiden op het bekleden van maatschappelijke functies, waarvoor een hogere opleiding vereist is of dienstbaar kan zijn; b. te bevorderen het inzicht in de samenhang der wetenschappen alsmede het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. 2. Zij staat ten dienste van de beoefening der wetenschap en het wetenschappelijk onderzoek, zulks mede ten behoeve van hen, die zich door middel van hoger onderwijs verder wensen te bekwamen. 3. Zij kan tevens, al dan niet in samenwerking met derden, cursussen verzorgen ten behoeve van hen, die zich door middel van hoger onderwijs verder wensen te bekwamen.
Artikel 4
De Universiteit bevordert zoveel mogelijk een doelmatige samenwerking met de andere centra van wetenschapsbeoefening en hoger onderwijs in en buiten Aruba.
Artikel 5
1. De Universiteit omvat ten minste één faculteit: de faculteit der rechtsgeleerdheid.
Deze wijziging werkt terug tot en met 1 augustus 2005
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen andere faculteiten worden ingesteld.
Artikel 6
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen aan de Universiteit instituten worden verbonden die, al dan niet in samenwerking met in andere landen gevestigde wetenschappelijke instellingen, werkzaam zijn op het terrein van het wetenschappelijk onderzoek.
HOOFDSTUK II
Het bestuur
Artikel 7
1. Het bestuur van de Universiteit wordt uitgeoefend door een college van curatoren. Dit college bestaat uit ten minste vier en ten hoogste acht leden. 2. De leden van het college van curatoren worden benoemd en ontslagen bij landsbesluit. Het college van curatoren dient voor elke opengevallen plaats een voordracht in, welke ten minste twee namen bevat. Curatoren worden voor een periode van vier jaren benoemd en zijn opnieuw benoembaar. 3. Met het einde van het studiejaar, waarin een curator de leeftijd van vijfenzestig jaren heeft bereikt, wordt hem bij landsbesluit eervol ontslag verleend. 4. Bij landsbesluit wordt uit leden van het college van curatoren de president-curator benoemd, die tevens voorzitter van het college is. Bij diens afwezigheid of ontstentenis wordt hij vervangen door een andere curator, door het college aangewezen. 5. De president-curator vertegenwoordigt de Universiteit in en buiten rechte. 6. De president-curator en de overige curatoren ontvangen een door de minister vastgestelde vergoeding. 7. Het college van curatoren stelt een reglement voor zijn werkwijze op.
Artikel 8
1. Het college van curatoren bevordert het onderwijs en de wetenschapsbeoefening aan de Universiteit, en houdt voortdurend toezicht op al wat de Universiteit aangaat. Het draagt zorg voor de huisvesting en voor het doelmatig beheer van de financiën en van de goederen van de Universiteit, voor een goed personeelsbeleid en beheer, alsmede voor de voorzieningen ten behoeve van de studenten. 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 24 stelt het college van curatoren, de adviesraad gehoord, regelen vast voor de vakanties. 3. Het college van curatoren zendt jaarlijks vóór 1 november aan de Minister een verslag over de Universiteit met betrekking tot het afgelopen studiejaar.
Artikel 9
1. Er is een dagelijks bestuur, bestaande uit de president- curator, zijn plaatsvervanger en de rector. 2. De president-curator is voorzitter van het dagelijks bestuur.
2
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
3. Het dagelijks bestuur is bevoegd, onder door het college van curatoren te stellen voorwaarden en richtlijnen, namens het college te besluiten en te adviseren.
Artikel 10
1. De rector wordt benoemd uit de leden van het wetenschappelijk of het overige docerend personeel. Zijn benoeming, schorsing of ontslag geschieden bij landsbesluit, op voordracht van het college van curatoren. De voordracht tot benoeming geschiedt eerst nadat het college overlegd heeft met de faculteit, waar betrokkene werkzaam is. 2. Met het einde van het studiejaar waarin de rector de leeftijd van zestig jaren heeft bereikt, wordt hem eervol ontslag verleend. 3. Indien er sprake is van gewichtige redenen, kan in het belang van de Universiteit worden afgeweken van de leeftijdsgrens, bedoeld in het tweede lid. 4. De rector is belast met de leiding van en het toezicht op de dagelijkse gang van zaken binnen de Universiteit, onder door het dagelijks bestuur te stellen voorwaarden en richtlijnen. 5. De rector is de eerst verantwoordelijke voor een goede gang van zaken in onderwijs en onderzoek. 6. De rector treedt in het verkeer met andere centra van wetenschapsbeoefening, voor zover betreft onderwijs en onderzoek, op namens de Universiteit.
HOOFDSTUK III
Het personeel
Artikel 11
Het personeel van de Universiteit bestaat uit het wetenschappelijk personeel, het overige docerend personeel en het niet-docerend personeel.
Artikel 12
1. Het wetenschappelijke personeel wordt gevormd door: a. de gewone hoogleraren; b. de buitengewone hoogleraren; c. de wetenschappelijke hoofdmedewerkers; d. de wetenschappelijke medewerkers eerste klasse; e. de wetenschappelijke medewerkers; f. de wetenschappelijke assistenten. 2. Het docerend personeel van de faculteiten voor hoger beroepsonderwijs wordt gevormd door: a. de docenten; b. de deeltijddocenten. 3. De in het eerste en tweede lid genoemde leden van het wetenschappelijk en het overige docerend personeel kunnen voor een of meer jaren dan wel voor een bepaald gedeelte van een studiejaar benoemd worden. Zij zijn weder benoembaar.
Artikel 13
1. Het wetenschappelijk personeel en het overige docerend personeel wordt, op voordracht van het college van curatoren, bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen. Het college doet de voordracht
3
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
na overleg met de desbetreffende faculteitsraad. Een voordracht voor de benoeming van een lid van het wetenschappelijk personeel, niet zijnde een gewoon of buitengewoon hoogleraar, en van het overige docerend personeel geschiedt eerst, nadat de Minister met de vervulling van de vakature heeft ingestemd. 2. Het wetenschappelijk en het overige docerend personeel kan bij de benoeming worden belast met een gedeeltelijke dagtaak. 3. Met het einde van het studiejaar waarin een lid van het wetenschappelijk personeel of het overige docerend personeel de leeftijd van zestig jaren heeft bereikt, wordt hem eervol ontslag verleend. 4. Indien er sprake is van gewichtige redenen, kan in het belang van de Universiteit worden afgeweken van de leeftijdsgrens, bedoeld in het derde lid.
Artikel 14
1. Voordat het college van curatoren een voordracht doet voor de benoeming van een gewone of buitengewone hoogleraar, stelt het de Minister in kennis van het bestaan van een vacature voor de desbetreffende functie. De Minister stelt na ontvangst van deze kennisgeving een commissie in bestaande uit ten minste vijf leden. 2. De president-curator en de rector zijn ambtshalve lid van deze commissie. De president-curator is belast met het voorzitterschap. Deze commissie heeft tot taak een advies terzake van de benoembaarheid van de betrokkene aan het college van curatoren uit te brengen. Het advies bevat mede een lijst van de door de betrokkene geschreven verhandelingen en verrichte onderzoekingen van wetenschappelijke aard. Het advies wordt door het college van curatoren bij de voordracht gevoegd.
Artikel 15
De benoeming van het wetenschappelijk en het overige docerend personeel geschiedt met vermelding van de faculteit waarin zij worden benoemd, onder omschrijving van hun leeropdracht. Aan hen kan mede een leeropdracht worden gegeven in een faculteit waarin zij niet zijn benoemd.
Artikel 16
De rechtspositie van het wetenschappelijk en het overige docerend personeel, alsmede van de rector, wordt bij hun benoemingsbesluit geregeld. Daarbij kunnen regelingen, vastgesteld voor ambtenaren in Landsdienst, geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard.
Artikel 17
Het college van curatoren kan, op voordracht van de desbetreffende faculteitsraad, gastdocenten uitnodigen tot het geven van een of meer voordrachten.
Artikel 18
1. Het college van curatoren benoemt en ontslaat het niet-docerend personeel, na toestemming van de Minister. Het college van curatoren schorst het niet docerend personeel. 2. De arbeidsvoorwaarden van het niet-docerend personeel komen zoveel mogelijk overeen met die van de ambtenaren in Landsdienst.
4
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK IV
De adviesraad en de faculteitsraad
Artikel 19
1. Het college van curatoren verstrekt de adviesraad de gevraagde inlichtingen betreffende zijn handelingen en pleegt regelmatig overleg met de raad. 2. De adviesraad stelt in overeenstemming met het college van curatoren richtlijnen vast voor de organisatie en de coördinatie van het onderwijs en het onderzoek.
Artikel 20
1. De adviesraad wordt gevormd door de rector en de decanen der faculteiten. 2. De rector is voorzitter van de adviesraad. 3. Het reglement van de adviesraad bevat nadere regelen betreffende de werkzaamheden van de raad. Het reglement behoeft de goedkeuring van het college van curatoren.
Artikel 21
1. De faculteitsraad is belast met de zorg voor het onderwijs en onderzoek in de desbetreffende faculteit. 2. De faculteitsraad stelt, onder goedkeuring van de adviesraad en met inachtneming van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, het studieprogramma en de regeling der tentamens en examens vast.
Artikel 22
1. De faculteitsraad wordt gevormd door vertegenwoordigers van de volgende sectoren binnen de desbetreffende faculteit: a. het wetenschappelijk of het overige docerend personeel; b. de studenten; c. het niet-docerend personeel. 2. De zetels in de faculteitsraad zijn voor ten minste twee derde bestemd voor leden van het wetenschappelijk of het overige docerend personeel van de faculteit en voor het overige voor de studenten en voor de leden van het niet-docerend personeel. 3. De faculteitsraad kiest telkens voor de duur van een studiejaar uit zijn midden een voorzitter. Deze draagt de titel van decaan van de faculteit. 4. Het faculteitsreglement omvat nadere regelen betreffende de omvang en de samenstelling van de raad, de wijze van verkiezingen en de werkzaamheden van de raad. Het reglement behoeft de goedkeuring van het college van curatoren, de adviesraad gehoord.
Artikel 23 (vervallen)
5
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK V
Het onderwijs en de examens
§ 1 Het onderwijs
Artikel 24
Het studiejaar vangt aan op de tweede vrijdag in september.
Artikel 25
1. Het recht tot het bijwonen van het onderwijs gedurende een studiejaar, wordt verkregen door de inschrijving als student aan de Universiteit, tegen overlegging van het bewijs, dat het verschuldigde inschrijvings- en collegegeld is betaald of vrijstelling van collegegeld wordt genoten. 2. Behoudens in door het college van curatoren te bepalen gevallen wordt een student die de bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde maximale studieduur heeft overschreven, niet meer als student ingeschreven. 3. Het college van curatoren merkt in ieder geval de omstandigheid dat een student naast zijn studie over een volledige betaalde werkkring beschikt aan als een bijzonder geval. 4. Behoudens het bepaalde in artikel 34 kan alleen diegene als student worden ingeschreven die voldoet aan de in artikel 30 bedoelde toelatingseisen voor het afleggen van de examens.
Artikel 26
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan voor een of meer faculteiten aan de Universiteit het hoogste aantal studenten worden vastgesteld, dat bij de aanvang van het volgende studiejaar voor het eerste cursusjaar van die faculteit kan worden ingeschreven.
Artikel 27
1. De inschrijving als toehoorder voor het bijwonen van het onderwijs of een gedeelte daarvan anders dan ter voorbereiding op het afleggen van een der bij of krachtens deze Landsverordening geregelde examens is, tegen betaling van het verschuldigde inschrijvings- en collegegeld, mogelijk, tenzij naar het oordeel van de rector hiertegen zwaarwegende bezwaren bestaan. 2. Aan de toehoorder wordt op zijn verzoek door de raad van de desbetreffende faculteit een verklaring uitgereikt, bevattende een opsomming van de door hem gevolgde vakken of modules, de periode gedurende welke dit is geschied, alsmede ingeval van een gunstige resultaat de vakken of modules, waarin door hem een proeve van bekwaamheid is afgelegd.
§ De faculteiten
Artikel 28
1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt vastgesteld in welke vakken of modules in de faculteit der rechtsgeleerdheid onderwijs wordt gegeven, alsmede welke studierichtingen zij omvat. 2. Tenzij in voormeld landsbesluit anders is bepaald, kan in elke
6
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
studierichting een bachelorexamen worden afgelegd en daarop volgend een masterexamen. Dit landsbesluit stelt voor elk dezer examens de vakken of modules vast alsmede de maximale studieduur voor het behalen van het examen. Daarin worden tevens regelen gesteld omtrent het telkens, na het met goed gevolg afgelegd hebben van een der bedoelde examens, af te geven getuigschrift.
Artikel 29
1. Ingeval krachtens artikel 5, tweede lid, een andere faculteit is ingesteld, regelt het in dat artikellid bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, welke studierichtingen die faculteit omvat en in welke vakken of modules onderwijs wordt gegeven. 2. Het in het eerste lid bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan bepalen dat in elke studierichting een propaedeutisch examen kan worden afgelegd en daarop volgend een bachelorexamen en voor zover aangeboden daarop volgend een masterexamen. 3. In dit geval worden bij dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voor elk der examens de vakken of modules vastgesteld alsmede de wijze waarop de examens worden afgenomen en de maximale studieduur voor het behalen van het examen. Daarin worden tevens regelen gesteld omtrent het telkens, na het met goed gevolg afgelegd hebben van een der examens, af te geven getuigschrift. 4. In geval de in het eerste lid bedoelde studierichtingen niet leiden tot een propaedeutisch examen en daarop volgend een bachelor- examen en voor zover aangeboden daarop volgend een masterexamen als in het tweede lid bedoeld, wordt bij het in het eerste lid bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, tevens een regeling getroffen met betrekking tot de inrichting en maximale duur van de opleiding, alsmede de vakken of modules van het examen dan wel van afzonderlijke onderdelen daarvan, het tijdstip en de wijze waarop het examen in de vakken of modules dan wel de onderdelen daarvan wordt afgenomen.
§ 3 De examens
Artikel 30
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de toelatingseisen vastgesteld voor het afleggen van de examens in de aan de Universiteit ingestelde faculteiten.
Artikel 31
Tot het afnemen van de examens stelt de faculteitsraad een commissie in van ten minste drie leden van het wetenschappelijk of het overige docerend personeel.
Artikel 32
Voor het afleggen van de examens is een examengeld verschuldigd.
Artikel 33
1. De student die rechtstreeks in zijn belang is geschaad door een besluit, waarbij de uitslag van een examen of een onderdeel daarvan is vastgesteld, dan wel door de wijze waarop een examen of onderdeel daarvan is afgenomen, kan, bij een met redenen omkleed beroepschrift,
7
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
beroep instellen bij een door de adviesraad ingestelde commissie van beroep. 2. Het beroep kan worden ingesteld op grond van strijd met bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde regelen, dan wel met de redelijkheid of billijkheid. 3. Indien de commissie van beroep het beroep gegrond acht, kan zij bepalen dat opnieuw in de zaak wordt beslist, dan wel dat het examen of een onderdeel daarvan opnieuw wordt afgenomen, onder door de commissie van beroep te stellen voorwaarden. 4. De adviesraad kan nadere regelen geven omtrent het in de vorige leden bepaalde.
Artikel 34
1. Hij die de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt en die niet voldoet aan de toelatingseisen, die krachtens artikel 30 met betrekking tot de door hem gekozen faculteit zijn gesteld, kan niettemin tot examens in die faculteit worden toegelaten op grond van een verklaring van de faculteitsraad, dat hij bij een onderzoek, vanwege die raad ingesteld, blijk heeft gegeven van voldoende ontwikkeling en geschiktheid voor het volgen van het onderwijs in de desbetreffende faculteit. 2. De bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, te stellen eisen alsmede het tijdstip of de tijdstippen waarop het onderzoek jaarlijks plaatsvindt, worden door de desbetreffende raad vastgesteld.
HOOFDSTUK VI
De doctoraten
Artikel 35
1. Aan de Universiteit kan door middel van de promotie een doctoraat worden verworven in de rechtsgeleerdheid. 2. Ingeval krachtens artikel 5, tweede lid, een andere faculteit wordt ingesteld, wordt voor zover de studie in die faculteit wordt afgerond met een masterexamen, in het desbetreffende landsbesluit tevens de verwerving van het doctoraat in die faculteit geregeld.
Artikel 36
1. De toekenning van het doctoraat geschiedt door de adviesraad op de wijze, die bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nader wordt geregeld. 2. De adviesraad heeft het recht om, wegens uitstekende verdiensten, op voordracht van een faculteitsraad, aan Nederlanders of buitenlanders, het doctoraat honoris causa te verlenen. 3. Bij het in het eerste lid bedoelde landsbesluit worden de inrichting van de promotie en wat verder daarop betrekking heeft, nader geregeld.
HOOFDSTUK VII
De titulatuur
Artikel 37
1. Bij het in artikel 28, eerste lid, bedoelde landsbesluit,
8
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
houdende algemene maatregelen, wordt bepaald, in welke studierichtingen door het met goed gevolg afgelegd hebben van het bachelor- en master- examen, respectievelijk de graad Bachelor op het gebied van het recht en de graad Master op het gebied van het recht wordt verkregen. 2. Bij het in artikel 5, tweede lid, bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald of een, en zo ja welke, graad aan het behalen van de daarin geregelde examens wordt verbonden. Daarbij wordt tevens geregeld welke titel na het behalen van een graad gevoerd mag worden.
Artikel 38
1. Door de verkrijging van de graad Bachelor op het gebied van het recht wordt het recht verkregen op het voeren van de titel Bachelor of Laws, afgekort tot LL.B. 2. Door de verkrijging van de graad Master op het gebied van het recht wordt het recht verkregen op het voeren van de titel Master of Laws, afgekort tot LL.M. en het recht tot het voeren van de titel meester in de rechten, afgekort tot mr. De rechthebbende draagt naar keuze één van de voornoemde titels. 3. De titel, afgekort tot LL.B. of LL.M., wordt achter de naam geplaatst. De titel, afgekort tot mr. wordt vóór de naam geplaatst.
Artikel 39
1. Door de verwerving van het doctoraat aan de Universiteit wordt het recht verkregen op het voeren van de titel doctor. 2. De titel wordt, afgekort tot dr., vóór de naam geplaatst.
Artikel 40
1. Behoudens in dit opzicht elders verkregen rechten, wordt een bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde titel uitsluitend gevoerd door degene, die het recht op het voeren daarvan bij deze landsverordening heeft verkregen. 2. Daarenboven kan de Minister, de advies raad gehoord, op een daartoe strekkend verzoek toestaan dat een van de bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde titels wordt gevoerd door degene, die heeft aangetoond elders met goed gevolg een examen te hebben afgelegd dat aldaar toegang geeft tot de promotie en op grond waarvan in het overeenkomstige geval hier te lande het recht op het voeren van de betrokken titel zou zijn verkregen.
Hoofdstuk VIII De financiën
Artikel 41
De inkomsten van de Universiteit bestaan uit: a. een jaarlijkse bijdrage van het Land; b. de college en examengelden; c. schenkingen, erfstellingen en legaten; d. inkomsten uit verleende diensten; e. inkomsten uit vermogen; f. andere inkomsten.
Artikel 42
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld
9
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
de bedragen van het inschrijvingsgeld, het collegegeld en het examengeld en worden tevens de wijze van betaling, de vrijstelling, de vermindering en de terugbetaling daarvan geregeld.
Artikel 43
1. Het dienstjaar van de Universiteit valt samen met het kalenderjaar. 2. Het college van curatoren stelt jaarlijks de begroting van de Universiteit voor het komende dienstjaar op. 3. De begroting wordt ingericht volgens door de Minister te stellen regelen en wordt vóór 1 maart van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, bij hem ter goedkeuring ingediend. 4. De goedkeuring wordt door de Minister eerst verleend nadat de bijdrage van het Land bij landsverordening is vastgesteld. Zolang voor enig dienstjaar de bijdrage van het Land nog niet is vastgesteld, wordt aan het college van curatoren een voorschot verstrekt volgens door de Minister te stellen regelen. 5. Zolang de voor enig dienstjaar ingediende begroting nog niet is goedgekeurd, is het college van curatoren gemachtigd voor elke maand van dat jaar uitgaven te doen ten belope van een twaalfde gedeelte van de laatstelijk goedgekeurde begroting. 6. Het college van curatoren doet ten behoeve van de Universiteit de noodzakelijke uitgaven binnen de grenzen der begroting. 7. Het college van curatoren stelt jaarlijks een verslag op van de werkzaamheden van de Universiteit gedurende het laatste dienstjaar, waarin tevens een volledig beeld van de financiële toestand van de Universiteit wordt gegeven. De financiële verantwoording, bestaande uit balans en resultatenrekening, moet worden gecertificeerd door de Directeur van de Centrale Accountantsdienst. 8. Het college van curatoren biedt dat verslag binnen zes maanden na afloop van het jaar waarop het verslag betrekking heeft, aan de Minister en de minister van Financiën aan.
Artikel 44
Aan vooraf verleende schriftelijke goedkeuring van de Minister zijn onderworpen de besluiten van het college van curatoren betreffende: a. het aangaan van geldleningen en het uitlenen van gelden; b. het onder bezwarende titel verkrijgen, het vervreemden en het bezwaren van onroerende zaken, het overdragen en het verpanden van vermogensrechtelijke vorderingen; c. het aanvaarden of verwerpen van aan de Universiteit vermaakte erfstellingen, legaten of gedane schenkingen; d. het verhuren of het op andere wijze voor langer dan drie maanden in gebruik afstaan van bij de Universiteit in gebruik zijnde gebouwen, terreinen en andere zaken; e. het treffen van dadingen of het opdragen van een bestaand geschil aan de beslissing van scheidsmannen; f. het voeren van rechtsgedingen of het berusten in tegen de Universiteit ingestelde rechtsvorderingen; g. het aangaan van overeenkomsten omtrent tegen vergoeding vanwege of ten behoeve van de Universiteit te verrichten onderzoekingen en andere werkzaamheden van onderwijskundige en wetenschappelijke aard.
10
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Hoofdstuk IX
Tucht- en strafbepalingen
Artikel 45
1. De rector is belast met de handhaving van de orde in de Universiteit. 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, waarschuwt hij de betrokkene. Indien hij van oordeel is, dat met een waarschuwing zijnerzijds niet kan worden volstaan, maakt hij de zaak aanhangig bij een hiertoe door het college van curatoren samen te stellen commissie, bestaande uit leden van het wetenschappelijk of het overige docerend personeel. Deze commissie stelt de betrokkene in de gelegenheid te worden gehoord en geeft een gemotiveerde uitspraak, die schriftelijk aan hem wordt medegedeeld. 3. De uitspraak kan inhouden ontzegging van de toegang tot de Universiteit voor ten hoogste vijf jaren. Onder deze ontzegging is begrepen, zo daarbij niet anders is bepaald, de ontzegging van de toegang tot de colleges, de wetenschappelijke inrichtingen en verzamelingen, en de praktische oefeningen en examens. 4. Van de uitspraak, inhoudende ontzegging, als bedoeld in het vorige lid, kan betrokkene binnen tien dagen na ontvangst daarvan, schriftelijk en gemotiveerd beroep instellen bij het college van curatoren. 5. Dit beroep schort de tenuitvoerlegging niet op. 6. Het college stelt een reglement vast waarin de procedure wordt geregeld, die gevolgd wordt bij de behandeling van het beroep. 7. De klager zal gelegenheid hebben zijn bezwaren mondeling toe te lichten. 8. De uitspraak in beroep kan treden in de plaats van de vernietigde beslissing.
Artikel 46
Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn, het onderwijs aan de Universiteit bijwoont, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste Afl. 250,-. Het strafbare feit wordt beschouwd als een overtreding.
Artikel 47
Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn een van de bij of krachtens deze landsverordening vermelde titels voert, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste Afl. 300,-. Het strafbare feit wordt beschouwd als een overtreding.
HOOFDSTUK X
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 48
1. De aan het Land toebehorende, voor de Universiteit bestemde, onroerende en roerende zaken, alsmede de door het Land, voor de Universiteit, aangegane verplichtingen gaan over op de Universiteit, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd, dan wel een nadere rechtshandeling behoeft te worden verricht.
11
************************* AB 1988 no. 100 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
2. Onder de in het vorige lid bedoelde verplichtingen vallen mede de arbeidsovereenkomsten die het Land voor de Universiteit heeft aangegaan. 3. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 7, 10 en 13 zijn zij die voor de inwerkingtreding van deze landsverordening zijn aangewezen als president-curator, curator, rector of lid van het wetenschappelijke personeel, benoemd tot president-curator, curator, rector of lid van het wetenschappelijke personeel van de Universiteit. 4. De eerste financiële verantwoording betreft de periode vóór 9 september 1988.
Artikel 49
1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba. 2. Deze landsverordening kan worden aangehaald als Landsverordening Universiteit van Aruba.