Tag Archives: m.a.v.o.

Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. AB 1991 no. GT 35

*************************

AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 32 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103)
Citeertitel: Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.
Vindplaats : AB 1991 no. GT 35
Wijzigingen: AB 2003 no. 49; AB 2010 no. 121

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Dit landsbesluit verstaat onder: Minister : de minister van Welzijnszaken; Inspecteur : de inspecteur van het onderwijs, belast met het toezicht op de school; het bevoegd gezag : voor wat betreft: a. een openbare school: de Minister; b. een bijzondere school: het schoolbestuur; directeur : de rector of directeur van een school; adjunct-directeur : de conrector of adjunct-directeur van een school; kandidaat : een leerling als bedoeld in artikel 2; gecommitteerde : een gecommitteerde in de zin van artikel 32, derde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103), belast met het toezicht op het eindexamen of een deel daarvan; examinator : een leraar van wie de kandidaat onderwijs heeft ontvangen in het schooljaar waarin de kandidaat eindexamen aflegt, en die het eindexamen in één of meer vakken of onderdelen van vakken afneemt, of diens door de directeur aangewezen plaatsvervanger; school : een dagschool, avondschool of dag- avondschool voor onderscheidenlijk voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (v.w.o.), hoger algemeen voortgezet onderwijs (h.a.v.o.) en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (m.a.v.o.); bis-examen : het eindexamen van een school waaraan een leerling, die in het daaraan voorafgaande schooljaar voor hetzelfde examen werd afgewezen, onder bepaalde voorwaarden wederom mag deelnemen.
Artikel 2
1. Aan de leerlingen van het hoogste leerjaar van een school voor v.w.o. wordt jaarlijks gelegenheid geboden een eindexamen v.w.o. af te leggen volgens dit landsbesluit. 2. Aan de leerlingen van het hoogste leerjaar van een school voor h.a.v.o. wordt jaarlijks gelegenheid geboden een eindexamen h.a.v.o. af te leggen volgens dit landsbesluit. 3. Aan de leerlingen van het hoogste leerjaar van een school voor
1 AB 2010 no. 12 is nog niet in werking getreden, dus wijzigingen zijn nog niet verwerkt. Treedt in werking bij een landsbesluit te bepalen tijdstip.
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
m.a.v.o. wordt jaarlijks gelegenheid geboden een eindexamen m.a.v.o.-4 af te leggen volgens dit landsbesluit.
Artikel 3
1. Voor toepassing van dit landsbesluit wordt wiskunde A, wiskunde B, natuur- en scheikunde I, natuur- en scheikunde II, economische wetenschappen I en recht, en economische wetenschappen II en recht beschouwd als zelfstandige vakken.(vervalt per 1 aug. 2004) 2. Het examen in natuur- en scheikunde 1 (nask 1) strekt zich uitsluitend uit over natuurkunde, het examen in natuur- en scheikunde 2 (nask 2) uitsluitend over scheikunde. Deze vakken worden beschouwd als zelfstandige gehele vakken voor het m.a.v.o. examen.
HOOFDSTUK II
Eindexamenvakken en -programma
Artikel 4
1. Centrale eindexamenvakken zijn: a. voor een school voor v.w.o.: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal 1,2 en letterkunde, Duitse taal 1,2 en letterkunde, Papiamentse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde A 1,2, wiskunde B 1, wiskunde B 1,2, natuurkunde 1, natuurkunde 1,2, scheikunde 1, scheikunde 1,2, biologie 1,2, economie 1, economie 1,2, management en organisatie, informatiekunde; b. voor een school voor h.a.v.o.: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal 1,2 en letterkunde, Franse taal 1,2 en letterkunde, Duitse taal 1,2 en letterkunde, Papiamentse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde A 1,2, wiskunde B 1, wiskunde B 1,2, natuurkunde 1, natuurkunde 1,2, scheikunde, biologie, economie 1, economie 1,2, management en organisatie, informatiekunde; c. voor een school voor m.a.v.o.: Nederlandse taal, Engelse taal, Papiamentse taal, Spaanse taal, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, natuur- en scheikunde 1, natuur- en scheikunde 2, biologie, handelskennis, economie, informatiekunde en, indien voor het geven van die vakken door de Minister toestemming is gegeven, Franse taal en Duitse taal. 2. Deelvakken voor v.w.o. en h.a.v.o. worden aangeduid door plaatsing van “1” achter het vak. Indien een deelvak wordt aangevuld tot een geheel vak, wordt dit aangeduid door plaatsing van “1,2” achter het vak.
Artikel 5
Het eindexamen van de scholen voor v.w.o. omvat de volgende vakken: Nederlandse taal en letterkunde Engelse taal en letterkunde en ten minste vier andere vakken van de vakken, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, die tezamen een vakkenpakket vormen, dat door het bevoegd gezag wordt aangeboden na overleg met de inspecteur.
2
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 6
Het eindexamen van de scholen voor h.a.v.o. omvat de volgende vakken: Nederlandse taal en letterkunde Engelse taal en letterkunde en ten minste vier andere vakken van de vakken, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, die tezamen een vakkenpakket vormen, dat door het bevoegd gezag wordt aangeboden na overleg met de inspecteur.
Artikel 7
Het eindexamen van de scholen voor m.a.v.o. omvat de volgende vakken: Nederlandse taal Engelse taal en ten minste vier andere vakken van de vakken, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, die tezamen een vakkenpakket vormen, dat door het bevoegd gezag wordt aangeboden na overleg met de inspecteur.
Artikel 8 (vervallen)
Artikel 9
In de Franse en Duitse taal kan aan een school voor m.a.v.o. slechts eindexamen worden afgelegd, indien de Minister toestemming heeft gegeven dat deze talen aan de school mogen worden onderwezen.
Artikel 10
De keuze van een pakket van de vakken, die in de artikelen 5, 6 en 7 wordt geboden, berust bij de kandidaat, voor zover het bevoegd gezag hem in de gelegenheid heeft gesteld onderwijs in dat vakkenpakket in het hoogste leerjaar te ontvangen, zulks conform de richtlijnen, gegeven door de Minister.
Artikel 11
De Minister stelt het eindexamenprogramma vast, inhoudende de omschrijving van de examenstof voor ieder vak, zonodig de verdeling van deze stof over het schoolonderzoek en het schriftelijk examen, bedoeld in artikel 14, alsmede het aantal en de duur van de zittingen waarin het schriftelijk examen voor ieder vak zal worden afgenomen. Onder examenstof worden ook verstaan de vaardigheden die bij het eindexamen worden getoetst.
Artikel 12
In bijzondere gevallen kan de Minister toestaan, dat ten aanzien van een kandidaat wordt afgeweken van de artikelen 4 tot en met 10.
3
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK III
Indeling van het eindexamen
Artikel 13
1. Het eindexamen wordt onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school afgenomen door de directeur en de examinatoren en voor zover hierna bepaald, onder toezicht van door de Minister aan te wijzen gecommitteerden. 2. De directeur wijst één van de leraren van de school aan tot secretaris van het eindexamen. 3. De directeur kan zich doen vervangen door een adjunct- directeur.
Artikel 14
Voor ieder vak bestaat het eindexamen uit twee gedeelten: a. een schoolonderzoek; b. een schriftelijk examen.
Artikel 15
Het schoolonderzoek wordt met inachtneming van hetgeen bij of krachtens dit landsbesluit daaromtrent is bepaald, ingesteld door de directeur en de examinatoren.
Artikel 16
Het schriftelijk examen wordt, met inachtneming van hetgeen bij of krachtens dit landsbesluit daaromtrent is bepaald, afgenomen door de directeur en de examinatoren onder toezicht van gecommitteerden.
HOOFDSTUK IV
Schoolonderzoek
Artikel 17
1. Het schoolonderzoek strekt zich uit over alle vakken waarin een kandidaat eindexamen aflegt. 2. Het schoolonderzoek in een vak geschiedt in het hoogste leerjaar door het afnemen van twee of meer proeven, met dien verstande dat de laatste proef binnen een periode van acht weken voor de aanvang van de schriftelijke examens wordt afgenomen. De proeven in een vak beslaan te zamen de stof waarover het schoolonderzoek zich uitstrekt. 3. Bij het schoolonderzoek wordt per vak ten minste één proef op schriftelijke wijze afgenomen. De leerling voert als schoolonderzoek een praktijkopdracht uit in ten hoogste drie examenvakken. Een practicum kan gelden als een dergelijke praktijkopdracht. Jaarlijks vóór 1 oktober wijst het bevoegd gezag de examenvakken aan, waarin een praktijkopdracht als schoolonderzoek zal plaatsvinden. 4. Van iedere beoordeling die bij het bepalen van het eindoordeel over een kandidaat medetelt, stelt de examinator de kandidaat zo spoedig mogelijk in kennis. 5. Het schoolonderzoek wordt ten minste een week vóór de aanvang van de schriftelijke examens afgesloten. 6. De examinator drukt zijn eindoordeel over kennis, inzicht en
4
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
vaardigheid van een kandidaat in een vak uit in een cijfer voor het schoolonderzoek. Daartoe gebruikt hij één van de cijfers 1 tot en met 10 met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. In deze schaal van cijfers komt aan de gehele cijfers 1 tot en met 10 de volgende betekenis toe: 1 = zeer slecht 6 = voldoende 2 = slecht 7 = ruim voldoende 3 = zeer onvoldoende 8 = goed 4 = onvoldoende 9 = zeer goed 5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend. Het cijfer voor het schoolonderzoek is het gewogen gemiddelde van de beoordelingen die voor de proeven van het schoolonderzoek aan de kandidaat zijn gegeven. Indien een kandidaat in een vak door twee of meer leraren is geëxamineerd, bepalen deze leraren in onderling overleg het cijfer voor het schoolonderzoek. Komen zij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van hun beoordelingen. Indien een gemiddelde als bedoeld in dit lid, een cijfer met twee of meer decimalen is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 wordt verhoogd indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is. Voor de aanvang van het schriftelijk examen wordt de kandidaat van zijn cijfers voor het schoolonderzoek schriftelijk in kennis gesteld. 7. Indien het gewogen gemiddelde van de beoordelingen voor een schoolonderzoek tevens eindcijfer is en het gemiddelde, bedoeld in dit lid, niet een geheel getal is, wordt dit getal afgerond naar het dichtstbij gelegen geheel getal, met dien verstande dat halven naar boven worden afgerond tot hele getallen.
Artikel 18
Indien en voor zover het schoolonderzoek in een vak op schriftelijke wijze plaatsvindt, worden de opgaven, het werk van de kandidaten, de beoordelingsnormen zo die er zijn en de voor elk werk toegekende cijfers bewaard tot 1 april van het volgende schooljaar.
Artikel 19
1. Onverminderd hetgeen daaromtrent nader in de regeling van het schoolonderzoek wordt bepaald kan, indien een kandidaat zich aan het schoolonderzoek onttrekt of zich aan bedrog of enige andere onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, hem de verdere deelneming aan het schoolonderzoek worden ontzegd of het reeds afgenomen schoolonderzoek ongeldig worden verklaard. 2. Ontzegging van de verdere deelneming aan het schoolonderzoek en ongeldigverklaring van het schoolonderzoek houdt ontzegging van de deelneming aan het schriftelijk examen in. 3. Van een besluit tot ontzegging van de verdere deelneming aan het schoolonderzoek of tot ongeldigverklaring van het schoolonderzoek stelt de directeur de inspecteur in kennis.
Artikel 20
1. Het schoolonderzoek geschiedt volgens een schriftelijk vastgestelde regeling. 2. De directeur verstrekt ten minste twee weken vóór de aanvang van het schoolonderzoek doch uiterlijk 1 oktober van het leerjaar waarin het schoolonderzoek aanvangt, aan de inspecteur en iedere kandidaat een exemplaar van de regeling van het schoolonderzoek.
5
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
3. Deze regeling vermeldt met inachtneming van artikel 17 in ieder geval: a. voor ieder eindexamenvak de stof waarop het schoolonderzoek betrekking zal hebben; b. voor ieder eindexamenvak de wijze waarop het schoolonderzoek zal plaatsvinden (op schriftelijke wijze, op mondelinge wijze, door middel van een practicum dan wel door een combinatie daarvan); c. voor ieder eindexamenvak het tijdvak of de tijdvakken waarin of de tijdstippen waarop het schoolonderzoek zal plaatsvinden; d. hetgeen is bepaald in artikel 17, vierde, vijfde en zesde lid; e. de maatregelen, waaronder die genoemd in artikel 19, die genomen kunnen worden ten aanzien van een kandidaat die zich aan het schoolonderzoek onttrekt of zich bij het schoolonderzoek aan bedrog of enige andere onregelmatigheid schuldig maakt, en door wie deze maatregelen genomen worden; f. in welke gevallen, bij wie en binnen welke termijn een kandidaat of zijn ouders, voogden of verzorgers in beroep kunnen komen, indien aan die kandidaat de verdere deelneming aan het schoolonderzoek is ontzegd of zijn schoolonderzoek ongeldig is verklaard.
Artikel 21
1. De examinator vult de door hem vastgestelde cijfers voor het schoolonderzoek in op een lijst van cijfers, waarvan het model door de directeur van de Directie Onderwijs wordt vastgesteld, ondertekent deze lijst en levert deze ten minste een week voor de aanvang van de schriftelijke examens in bij de directeur. 2. De directeur draagt er zorg voor dat de cijfers voor het schoolonderzoek worden overgenomen op een verzamellijst van cijfers, waarvan het model door de directeur van de Directie Onderwijs wordt vastgesteld. De directeur, de secretaris van het eindexamen en de examinatoren, ieder voor zover het zijn kandidaten betreft, vergewissen zich ervan dat de cijfers juist zijn overgenomen en ondertekenen de verzamellijst van cijfers. 3. De directeur zendt ten minste drie dagen voor de aanvang van de schriftelijke examens een overeenkomstig het tweede lid ingevuld en ondertekend exemplaar van de verzamellijst van cijfers aan de inspecteur. De directeur geeft de in het eerste lid bedoelde lijst van cijfers terug aan de examinator. 4. De behaalde resultaten van het schoolonderzoek worden opgenomen in een examendossier. Het examendossier vormt het geheel van de onderdelen van het schoolonderzoek. 5. Het bevoegd gezag bepaalt de vorm van het examendossier en stelt de examenkandidaat in de gelegenheid het examendossier onder diens eigen verantwoordelijkheid samen te stellen en bij te houden.
HOOFDSTUK V
Schriftelijk examen
Artikel 22
1. De Minister wijst voor elke school één of meer gecommitteerden aan. De aanwijzing geldt totdat de herkansingen zijn afgelopen. Indien dit door de directeur van de Directie Onderwijs wordt verzocht, stelt het bevoegd gezag gecommitteerden ter aanwijzing voor. 2. De gecommitteerden ontvangen uit ‘s Lands kas een beloning voor het nazien van het schriftelijk werk en een vergoeding van reizen
6
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
verblijfkosten, een en ander volgens door de Minister vast te stellen richtlijnen.
Artikel 23
De directeur zendt jaarlijks vóór 1 oktober aan de inspecteur een genummerde alfabetische naamlijst van de kandidaten met vermelding van de vakken waarover het eindexamen van iedere leerling zal lopen.
Artikel 24
1. De Minister stelt jaarlijks vóór 1 augustus de dagen vast waarop de schriftelijke examens zullen worden afgenomen, alsmede het tijdstip voor elke zitting van deze examens en doet hiervan mededeling aan de directeuren. 2. De Minister kan het schriftelijk examen in enig vak bepalen op een eerdere datum dan de vastgestelde aanvang van de schriftelijke examens.
Artikel 25
1. De Minister stelt commissies in, belast met de vaststelling van de opgaven voor de schriftelijke examens die niet dezelfde zijn als die in Nederland. 2. De directeur van de Directie Onderwijs zorgt voor de vereiste geheimhouding en voor het drukken op ‘s Lands kosten van de opgaven. Hij draagt zorg voor de verzending aan de directeuren. Op de enveloppen wordt aangegeven het onderdeel waarop de inhoud betrekking heeft, de datum en het tijdstip waarop de opgaven aan de kandidaten moeten worden voorgelegd, de tijd die voor het werk beschikbaar is alsmede het aantal ingesloten exemplaren. De directeur draagt er zorg voor dat deze enveloppen met de vereiste geheimhouding in ongeopende staat worden bewaard tot het in artikel 26, derde lid, genoemde moment.
Artikel 26
1. De kandidaten van de dagscholen maken het werk onder toezicht van directeur en leraren, met dien verstande dat de directeur ervoor zorgdraagt, dat in elk lokaal waar het werk wordt gemaakt, ten minste twee van hen aanwezig zijn. De directeur van een avondschool of dag- avondschool regelt onder goedkeuring van de inspecteur het schriftelijk examen zodanig, dat steeds in elk lokaal waar het werk wordt gemaakt, ten minste twee toezichthouders aanwezig zijn. 2. Zij die bij het examen toezicht hebben gehouden, maken over het verloop een proces-verbaal op; aan de directeuren worden de daarvoor nodige gedrukte formulieren vanwege de directeur van de Directie Onderwijs toegezonden. 3. Nadat bij de aanvang van het examen in enig vak een van degenen die toezicht houden, de gegevens op de enveloppe heeft opgelezen en in orde bevonden, opent hij de enveloppe in tegenwoordigheid van de kandidaten. Indien niet alle kandidaten bij het examen in één lokaal kunnen worden geplaatst, geschiedt het openen in één der voor dit examen bestemde lokalen. 4. Onmiddellijk nadat de enveloppe geopend is, worden de opgaven rondgedeeld. 5. Gedurende een uur, volgende op het tijdstip van opening van de enveloppe, worden de opgaven niet buiten de examenlokalen gebracht. 6. Een kandidaat die te laat komt, mag uiterlijk tot een half uur
7
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
na het tijdstip van opening van de enveloppe tot het examenlokaal worden toegelaten. Hij levert zijn werk in op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt.
Artikel 27
1. Het werk wordt gemaakt op papier, gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de directeur, tenzij door de directeur van de Directie Onderwijs ander papier is verstrekt. 2. De kandidaat plaatst aan de linker bovenkant van het papier zijn examennummer en aan de rechter bovenkant zijn naam, tenzij een andere plaats is aangegeven. 3. Omtrent de opgaven worden geen mededelingen of inlichtingen van welke aard of door wie ook aan de kandidaten verstrekt. 4. Het gebruik van boeken, logaritmentafels, tabellen en andere hulpmiddelen is de kandidaat verboden met uitzondering van die waarvan het gebruik door de directeur van de Directie Onderwijs is toegestaan. Deze boeken, logaritmentafels, tabellen en andere hulpmiddelen zijn in het examenlokaal aanwezig en worden vóór de aanvang van het examen door de directeur of een door hem aangewezen leraar onderzocht. Kladpapier wordt gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de directeur. Het is de kandidaat niet geoorloofd boeken, logaritmentafels en tabellen en evenmin andere hulpmiddelen dan door de directeur van de Directie Onderwijs toegestaan, mede te nemen in het examenlokaal. 5. Gedurende het examen is het de kandidaat niet geoorloofd zich zonder vergunning van degenen die toezicht houden, uit het examenlokaal te verwijderen. 6. De directeur maakt vóór de aanvang van het examen de kandidaten uitdrukkelijk opmerkzaam op de voorschriften, vastgesteld in de voorgaande leden van dit artikel en in artikel 32. 7. De kandidaat levert zijn werk bij één van de toezichthouders in; aan het einde van de zitting controleert één van de toezichthouders of alle kandidaten hun werk hebben ingeleverd. 8. De inspecteur kan toestaan dat een lichamelijk gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden die de lichamelijke gesteldheid van de kandidaat biedt. In dat geval bepaalt de inspecteur, in overleg met de directeur, de wijze waarop het examen zal worden afgelegd.
Artikel 28
1. De directeur stelt zo spoedig mogelijk het door de kandidaten gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het proces-verbaal van het examen aan de examinator ter hand. 2. De examinator ziet het werk zo spoedig mogelijk na, wijst er de onvolkomenheden in aan en geeft het met zijn beoordeling en voorzien van een toelichting die voor een juiste waardering van belang is, aan de directeur terug. De examinator drukt zijn beoordeling uit in een cijfer uit de schaal van cijfers, genoemd in artikel 17, zesde lid. De examinator vermeldt de door hem toegekende cijfers niet op het werk zelf, doch op een afzonderlijk vel papier. 3. De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, het proces-verbaal en de eventueel verstrekte beoordelingsnormen onverwijld aan de betrokken gecommitteerde toekomen. 4. De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk. 5. Indien de commissie, belast met de vaststelling van de opgaven, bindende normen voor de beoordeling van het werk heeft opgesteld,
8
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
passen de examinator en de gecommitteerde deze bij hun beoordeling toe. 6. De Minister kan nadere voorschriften geven voor de uitvoering van de voorgaande leden. 7. De Minister kan bepalen dat in verband met de aard van de opgaven dan wel ter vermijding van overbelasting van de gecommitteerden, wordt afgeweken van het bepaalde in de artikelen 26 en 27, de overige leden van dit artikel en in artikel 29. 8. Indien voor een vak twee of meer examinatoren optreden, bepalen zij in onderling overleg de in het tweede lid bedoelde cijfers. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de door ieder van hen toegekende cijfers. Indien het gemiddelde, bedoeld in de vorige volzin, een cijfer met twee of meer decimalen is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 verhoogd wordt, indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is.
Artikel 29
1. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het cijfer voor het schriftelijk examen vast. Daarbij gebruiken zij één van de cijfers uit de schaal van cijfers, genoemd in artikel 17, zesde lid. 2. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde cijfer. Indien het gemiddelde, bedoeld in de vorige volzin, een cijfer is dat als tweede decimaal een 5 heeft, wordt de eerste decimaal met 1 verhoogd. 3. De examinator vult de vastgestelde cijfers voor het schriftelijk examen in op een lijst van cijfers, waarvan het model door de directeur van de Directie Onderwijs wordt vastgesteld. De examinator en de gecommitteerde ondertekenen de lijst. De examinator berekent met inachtneming van artikel 33 de eindcijfers en vult deze in op de lijst van cijfers. De examinator levert de lijst terstond daarna in bij de directeur. Deze vergewist zich ervan dat de lijst deugdelijk is ondertekend en de eindcijfers juist zijn berekend en ondertekent daarna de lijst.
Artikel 30
1. Indien het schriftelijk examen niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, of twijfel is gerezen of het schriftelijk examen op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, kan de directeur van de Directie Onderwijs besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor één of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen. 2. De Minister bepaalt daarbij door wie de opgaven worden vastgesteld en wanneer en op welke wijze het examen zal worden afgenomen.
Artikel 31
1. Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de directeur, is verhinderd bij één of meer zittingen tegenwoordig te zijn, wordt hem gelegenheid gegeven het eindexamen te voltooien gedurende de periode van de herkansing. 2. In bijzondere gevallen kan de directeur van de Directie Onderwijs een kandidaat bovendien op een later tijdstip dan de periode van herkansing in de gelegenheid stellen alsnog het examen te voltooien. 3. De Minister bepaalt door wie de opgaven in het tweede lid bedoeld,
9
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
worden vastgesteld en wanneer en op welke wijze het examen zal worden afgenomen.
Artikel 32
1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van het schriftelijk werk aan enig bedrog heeft schuldig gemaakt en dit voor of tijdens het schriftelijk examen wordt ontdekt, ontzegt de directeur hem de deelneming of de verdere deelneming aan het schriftelijk examen. Indien een kandidaat in enig ander opzicht in strijd met de voorschriften heeft gehandeld en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, kan de directeur hem de deelneming of de verdere deelneming aan het schriftelijk examen ontzeggen. 2. Indien het bedrog eerst na afloop van het schriftelijk examen wordt ontdekt, onthoudt de directeur de kandidaat het diploma. Indien een andere onregelmatigheid eerst na afloop van het schriftelijk examen wordt ontdekt, kan de directeur de kandidaat het diploma onthouden. 3. Van enig bedrog of enige onregelmatigheid als bedoeld in het eerste en tweede lid, doet de directeur onmiddellijk mededeling aan de inspecteur. 4. Indien de directeur toepassing geeft aan het eerste of tweede lid wijst hij de kandidaat op het bepaalde in het vijfde lid. 5. De kandidaat kan aan de inspecteur verzoeken een beslissing van de directeur te herzien. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk binnen drie dagen nadat de beslissing ter kennis van de kandidaat is gebracht, bij de inspecteur ingediend. De inspecteur stelt een onderzoek in, beslist op het verzoek en stelt zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen af te leggen in de vakken waarvan hij de zittingen niet heeft meegemaakt.
HOOFDSTUK VI
Uitslag, tweede schriftelijk examen en uitreiking van diploma’s
Artikel 33
1. De beoordeling van kennis, inzicht en vaardigheid van een kandidaat voor elk van de examenvakken wordt uitgedrukt door een eindcijfer. Daartoe staan ter beschikking de gehele cijfers 1 tot en met 10, waaraan de betekenis toekomt als aangegeven in artikel 17, zesde lid. 2. Het eindcijfer voor een vak wordt bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolonderzoek en het cijfer voor het schriftelijk examen. Indien het gewogen gemiddelde van de beoordelingen voor een schoolonderzoek tevens eindcijfer is en het gemiddelde bedoeld in dit lid niet een geheel getal is, wordt dit getal afgerond naar het dichtstbij gelegen geheel getal, met dien verstande dat halven naar boven worden afgerond tot hele getallen.
Artikel 34
De directeur draagt er zorg voor dat de cijfers voor het schriftelijk examen en de eindcijfers worden overgenomen op de verzamellijst van cijfers, bedoeld in artikel 21, tweede lid. De directeur en de secretaris van het eindexamen vergewissen zich ervan dat de cijfers voor het schriftelijk examen en de eindcijfers juist zijn overgenomen.
10
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 35
1. Na het schriftelijk examen stellen de directeur, de examinator en van de kandidaat en de secretaris van het eindexamen de uitslag van het eindexamen vast met inachtneming van de artikelen 36, 37 en 38, nadat de directeur de eindcijfers heeft opgelezen of heeft laten oplezen. Indien de kandidaat niet is geslaagd, is de uitslag een voorlopige, in het andere geval een definitieve. 2. De uitslag wordt aangetekend op de verzamellijst van cijfers. 3. De directeur en secretaris van het eindexamen ondertekenen vervolgens de verzamellijst van cijfers.
Artikel 36
1. De kandidaat die eindexamen heeft afgelegd aan een school voor v.w.o., aan een school voor h.a.v.o., of aan een school voor m.a.v.o. is geslaagd, indien hij: a. voor al zijn examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer; b. voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer; c. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5, dan wel voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer, waarbij het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt. 2. De kandidaat, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, die niet voldoet aan één van de voorwaarden van dat lid, is afgewezen.
Artikel 37 (vervallen)
Artikel 38
1. Zodra de uitslag volgens artikel 35 is vastgesteld, deelt de directeur deze te zamen met de eindcijfers aan iedere kandidaat mede. Hij maakt, indien de uitslag een voorlopige of een definitieve is, daarbij melding van het bepaalde in en op grond van het tweede lid. 2. In geval van een voorlopige uitslag heeft de kandidaat het recht een herkansing te vragen van het schriftelijk examen in ten hoogste één van zijn vakken. Herkansing is eveneens mogelijk voor diegenen voor wie de uitslag definitief is. De kandidaat doet een schriftelijk verzoek daartoe aan de directeur vóór een door de directeur te bepalen dag en tijdstip. 3. Indien een kandidaat niet tijdig herkansing heeft aangevraagd, wordt de voorlopige uitslag definitief. 4. De herkansing van een schriftelijk examen geschiedt op dezelfde wijze als het normale schriftelijk examen. Het hoogste van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde schriftelijke examen, geldt als definitief cijfer voor het schriftelijk examen. 5. Na afloop van de herkansing wordt de uitslag definitief vastgesteld met de overeenkomstige toepassing van de artikelen 35 tot en met 37, en aan iedere kandidaat medegedeeld.
Artikel 39
1. Aan elke geslaagde en afgewezen kandidaat wordt een lijst verstrekt waarop de cijfers voor het schoolonderzoek, de cijfers voor het
11
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
schriftelijk examen en de eindcijfers voor zijn examenvakken zijn vermeld, alsmede de uitslag van het examen. 2. Aan elke geslaagde kandidaat wordt een diploma uitgereikt, waarop de vakken vermeld worden waarin de betrokken kandidaat is geëxamineerd. Duplikaten van diploma’s worden niet uitgereikt. Aan de geslaagde kandidaat die van de mogelijkheid tot herkansing gebruik maakt wordt een lijst verstrekt waarop het cijfer voor het schoolonderzoek, het cijfer van de herkansing en het eindcijfer zijn vermeld. 3. De modellen van de cijferlijsten en van de diploma’s worden vastgesteld door de Minister. Blanco cijferlijsten en diploma’s worden aan de directeur op zijn verzoek in de benodigde aantallen vanwege de directeur van de Directie Onderwijs toegezonden. De directeur draagt er zorg voor dat deze met de vereiste zorgvuldigheid worden bewaard. Na afloop van het eindexamen zendt de directeur de niet gebruikte en de verschreven diploma’s aan de directeur van de Directie Onderwijs terug. 4. De diploma’s worden getekend door de directeur en de secretaris van het eindexamen, alsmede door de inspecteur. De cijferlijsten worden getekend door de directeur en de secretaris van het eindexamen.
Artikel 40
1. Kandidaten die zijn afgewezen en die zich het volgende schooljaar opnieuw aan het eindexamen, genoemd in artikel 2, eerste tot en met vierde lid, onderwerpen, kunnen vrijgesteld worden van het onderzoek in het vak waarvoor zij ten minste een 7 hebben gekregen. Het cijfer voor het schoolonderzoek, alsmede dat van het schriftelijk examen van dat vak moeten ten minste 6,0 bedragen. Deze vrijstelling geldt slechts voor het jaar onmiddellijk volgend op het jaar waarin examen is afgelegd. 2. De directeur van de Directie Onderwijs stelt de modellen voor de bewijzen van de in het eerste lid genoemde vrijstellingen vast.
HOOFDSTUK VII
Gegevens te verstrekken aan de directeur van de Directie Onderwijs
Artikel 41
1. De directeur en de secretaris van het eindexamen ondertekenen de lijst van geslaagde kandidaten waarop naam, voornaam, plaats en datum van geboorte van de kandidaten zijn vermeld, alsmede de vakken waarin ieder van hen is geëxamineerd. De directeur zendt zo spoedig mogelijk na afloop van het examen aan de directeur van de Directie Onderwijs een exemplaar van deze lijst. 2. Het model van de lijst, bedoeld in het eerste lid, wordt door de directeur van de Directie Onderwijs vastgesteld.
Artikel 42
1. De directeur zendt binnen een week na de uitslag bedoeld in artikel 35, eerste lid, en na afloop van de herkansing, bedoeld in artikel 38, vijfde lid, een overeenkomstig de artikelen 21, 34 en 35 ingevuld en ondertekend exemplaar van de verzamellijst van cijfers aan de directeur van de Directie Onderwijs. 2. De directeur verstrekt aan de directeur van de Directie Onderwijs tevens statistische gegevens betreffende de uitslag van het eindexamen in de vorm, door de directeur van de Directie Onderwijs te bepalen.
12
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================

HOOFDSTUK VIII
§ 1. Herexamen
Artikel 43
1. Het herexamen blijft beperkt tot één vak. 2. Indien de kandidaat die toegelaten is tot een herexamen, voor één vak een eindcijfer heeft behaald lager dan 6, wordt hem een herexamen afgenomen in dat vak. 3. Indien de kandidaat die toegelaten is tot een herexamen, voor twee vakken een eindcijfer heeft behaald lager dan 6, wordt hem in één dezer vakken een herexamen afgenomen. De keuze van dit vak geschiedt door de kandidaat na overleg met de directeur.
Artikel 44
1. Het herexamen bestaat uit twee gedeelten: a. een schoolonderzoek; b. een schriftelijk examen. 2. Het schoolonderzoek of, indien het schoolonderzoek uit meer dan een proef bestaat, de laatste proef van het schoolonderzoek wordt afgenomen binnen een periode van twee weken voor de aanvang van de schriftelijke examens. 3. De artikelen 17 tot en met 35 en 38, 39 en 40 zijn van overeenkomstige toepassing met uitzondering van artikel 17, vierde en vijfde lid, en artikel 20, derde lid, onderdeel c, en met dien verstande dat de termijnen van ten minste een week en ten minste drie dagen in artikel 17, vijfde lid, en artikel 21 niet gelden.
Artikel 45
De kandidaat die herexamen heeft afgelegd aan een school voor v.w.o., een school voor h.a.v.o. of een school voor m.a.v.o. is geslaagd, indien zijn eindcijfers na dit herexamen alsnog voldoen aan de voorwaarden, gesteld in artikel 36, eerste lid. De kandidaat die niet voldoet aan die voorwaarden, is afgewezen.
Artikel 46 (vervallen)
Artikel 47 (vervallen)
§ 2. Bis-examens, bewijs van kennis
Artikel 48
De Minister kan voor één of meerdere jaren aan een school toestaan bis-examens af te nemen, met inachtneming van de volgende bepalingen.
Artikel 49
1. Aan een kandidaat die eindexamen heeft afgelegd aan een school en op wie het bepaalde in artikel 38, derde en vijfde lid van toepassing
13
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
is, kan een bewijs van kennis worden uitgereikt. 2. Het model van het bewijs van kennis wordt vastgesteld door de directeur van de Directie Onderwijs.
Artikel 50
1. Het bewijs van kennis, bedoeld in artikel 49, eerste lid, wordt op verzoek van de kandidaat door de directeur uitgereikt binnen drie weken nadat de uitslag, bedoeld in artikel 39, eerste lid, aan de kandidaat is medegedeeld. 2. Op het bewijs van kennis worden in ieder geval vermeld: a. de vakken waarin de kandidaat het volgend schooljaar geen examen behoeft af te leggen; b. de cijfers die voor de onder a bedoelde vakken zijn behaald. 3. Een bewijs van kennis kan slechts worden afgegeven voor vakken waarvoor het eindcijfer een zeven of meer en voor zowel het schoolonderzoek als het centraal schriftelijk examen ten minste een 6,0 is behaald.
Artikel 51
De directeur zendt aan de inspecteur: a. binnen een week na uitreiking daarvan een afschrift van een uitgereikt bewijs van kennis; b. een lijst van kandidaten aan wie een bewijs van kennis is uitgereikt.
Artikel 52
1. De directeur zendt jaarlijks vóór 1 oktober en genummerde alfabetische naamlijst van kandidaten voor het bis-examen aan de inspecteur. 2. De naamlijst vermeldt in ieder geval voor iedere kandidaat de zes eindexamenvakken, waarbij wordt aangegeven in welke van deze vakken de kandidaat geëxamineerd wenst te worden en voor welke vakken de kandidaat een bewijs van kennis bezit. 3. De modellen van de naamlijst en van de lijst, bedoeld in artikel 50, eerste lid, onderdeel b, worden door de directeur van de Directie Onderwijs vastgesteld.
Artikel 53
1. De cijfers van een kandidaat die bis-examen heeft afgelegd, worden tezamen met de cijfers welke op zijn bewijs van kennis zijn vermeld, overgenomen op de verzamellijst, bedoeld in artikel 35. 2. Het bepaalde in het landsbesluit is daarbij van overeenkomstige toepassing.
§ 3. Aanvullend examen
Artikel 54
1. De kandidaat kan in hetzelfde schooljaar waarin hij eindexamen doet, in een of meerdere extra vakken aanvullend examen doen. 2. Het aanvullend examen bestaat uit twee gedeelten: a. een schoolonderzoek, b. een schriftelijk examen, tenzij de Minister anders bepaalt.
14
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
3. De artikelen 17 tot en met 34, 35, tweede en derde lid, 38, 41 en 42 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 55
1. De kandidaat die aanvullend examen heeft afgelegd aan een school voor v.w.o., een school voor h.a.v.o. of een school voor m.a.v.o., is voor dat examen geslaagd, indien hij een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer. 2. Aan elke geslaagde kandidaat wordt een diploma uitgereikt, waarop het cijfer voor het schoolonderzoek, het cijfer voor het schriftelijk examen en het eindcijfer voor het examenwerk zijn vermeld, alsmede de uitslag van het examen. Aan elke afgewezen kandidaat wordt een verklaring uitgereikt waarop dezelfde gegevens zijn vermeld als op het diploma, bedoeld in artikel 39, tweede lid. 3. Het diploma wordt getekend door de directeur en de secretaris van het eindexamen. 4. Het model van het diploma en van de verklaring, bedoeld in het tweede lid, wordt door de Minister vastgesteld.
HOOFDSTUK IX
Slot- en overgangsbepalingen
§ 1. Algemeen
Artikel 56
1. Het werk van het schriftelijk examen der kandidaten, de cijferlijsten van het schoolonderzoek, het examendossier en de cijferlijsten van het schriftelijk examen worden tot 1 april van het jaar, volgend op het jaar waarin het examen is afgelegd, door de directeur ter inzage voor belanghebbenden bewaard. 2. Een door de directeur en de secretaris van het eindexamen ondertekende verzamellijst van cijfers wordt in het archief van de school bewaard. 3. De directeur zendt de in de in het eerste en tweede lid bedoelde bescheiden desgevraagd ter inzage aan de directeur van de Directie Onderwijs. 4. De directeur zendt het onder hem berustende exemplaar van de lijst van cijfers, bedoeld in het derde lid van artikel 29, desgevraagd ter inzage aan de directeur van de Directie Onderwijs.
Artikel 57
De directeur draagt er zorg voor dat een volledig stel der gebruikte opgaven bewaard blijft voor het archief der school.
Artikel 58
1. De directeur is bevoegd aan belanghebbenden verklaringen over een eindexamen en afschriften van de cijferlijsten, bedoeld in artikel 39, eerste lid, af te geven. 2. Een schriftelijke verklaring dat een diploma is uitgereikt, welke dezelfde waarde heeft als het diploma zelf, kan uitsluitend door de directeur van de Directie Onderwijs worden verstrekt.
15
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 59
Indien het bevoegd gezag van een school anders dan op grond van dit landsbesluit een getuigschrift uitreikt, draagt het er zorg voor dat dat getuigschrift zo wordt opgesteld dat het niet kan worden aangezien voor een diploma, uitgereikt volgens dit landsbesluit.
Artikel 60
Ten behoeve van experimenten met een andere inrichting van het eindexamen kan de Minister toestaan dat van dit landsbesluit wordt afgeweken.
Artikel 61
De Minister kan bepalen dat bij één of meer van de eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. en m.a.v.o. in een of meer door hem aan te wijzen vakken geen schriftelijk examen zal worden afgenomen dan wel het schriftelijk examen wordt vervangen door een mondeling examen. De Minister kan daarbij voorschriften vaststellen die afwijken van dit landsbesluit.
§ 2. Mondeling examen in de plaats van schoolonderzoek
Artikel 62
De Minister kan met betrekking tot één of meer eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. en m.a.v.o. vakken aanwijzen, waarvoor in afwijking van artikel 14, onderdeel a, een mondeling examen in de plaats treedt van het schoolonderzoek. Een aanwijzing geschiedt vóór 1 mei van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de eindexamens zullen worden afgenomen.
Artikel 63
Met betrekking tot een vak waarin een mondeling examen wordt afgenomen, wordt in de artikelen 11, 33, 34 en 39 voor “schoolonderzoek” gelezen: mondeling examen.
Artikel 64
1. Het mondeling examen in een vak wordt, met inachtneming van hetgeen bij of krachtens dit landsbesluit daaromtrent is bepaald, afgenomen onder toezicht van door de Minister aan te wijzen gecommitteerden. 2. De Minister kan de gecommitteerden een vacatiegeld toekennen, alsmede een vergoeding van reis- en verblijfkosten, een en ander volgens door de Minister vast te stellen richtlijnen.
Artikel 65
1. De directeur van de Directie Onderwijs stelt voor elke school de dagen vast waarop het mondeling examen zal worden afgenomen. 2. Voor dit examen zijn per school niet meer dan zeven schooldagen beschikbaar; hierbij wordt de zaterdag niet als schooldag beschouwd. 3. De directeur van de Directie Onderwijs kan afwijking van het bepaalde in het tweede lid toestaan.
16
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
4. De directeur is belast met de verdere regeling van het examen. Hij zendt een rooster van het examen uiterlijk veertien dagen vóór de aanvang van het examen aan de inspecteur en aan de gecommitteerde.
Artikel 66
1. Bij het mondeling examen in een vak wordt elke kandidaat afzonderlijk ondervraagd, de overige kandidaten mogen daarbij geen toebehoorde zijn. 2. Het mondeling examen wordt afgenomen door de examinator. De examinator is verplicht over een bepaald onderdeel van de examenstof vragen aan de kandidaat te stellen, indien de gecommitteerde daartoe de wens te kennen geeft. Ook heeft de gecommitteerde het recht na overleg met de examinator vragen te stellen. 3. Het inzien door de kandidaat van stukken, hem bij het mondeling examen voor te leggen, geschiedt in aanwezigheid van een leraar. 4. Artikel 27, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 67
1. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het cijfer voor het mondeling examen in een vak vast. Daarbij gebruiken zij één van de cijfers uit de schaal van cijfers, genoemd in artikel 17, zesde lid. 2. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde cijfer. Indien het gemiddelde, bedoeld in de vorige volzin, een cijfer is dat als tweede decimaal een 5 heeft, wordt deze naar boven afgerond. 3. Zij stellen het cijfer voor het mondeling examen in een vak voor iedere kandidaat vast onmiddellijk na afloop van zijn mondeling examen in dat vak. 4. Zodra een cijfer voor het mondeling examen is vastgesteld, vult de examinator dit cijfer in op de lijst van cijfers, bedoeld in artikel 21, eerste lid. De examinator en de gecommitteerde ondertekenen de lijst. De examinator levert de lijst in bij de directeur. Het bepaalde in artikel 21, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 68
Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de directeur, is verhinderd aan het mondeling examen in een vak deel te nemen, wordt hem gelegenheid gegeven het eindexamen te voltooien gedurende de periode van de herkansingen.
Artikel 69
Op het mondeling examen in een vak zijn de artikelen 30 en 32 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 70
Op het herexamen of de herkansing in een vak, waarvoor een mondeling examen in de plaats treedt van een schoolonderzoek, zijn in afwijking van artikel 44, tweede lid, de artikelen 22 tot en met 42 en de artikelen van deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.
17
************************* AB 1991 no. GT 35 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 71
1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, artikel 4, onderdeel a, en artikel 17, derde lid, kan in de schooljaren 1986-1987 en 1987-1988 als examenvak hetzij wiskunde A en B, hetzij wiskunde I en II worden gekozen.

Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. AB 1999 no. 62

*************************

AB 1999 no. 62 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ====================================================================
Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van de artikelen 11, eerste lid, 21, eerste en tweede lid, en 29 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103)
Citeertitel: Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.
Vindplaats : AB 1999 no. 62
Wijzigingen: Geen

DOWNLOAD PDF
====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Dit landsbesluit en de daarop berustende regelingen verstaan onder: Minister : de minister, belast met de zorg voor het onderwijs; openbare school : een door het Land in stand gehouden school; bijzondere school : een door een natuurlijke persoon of door een privaatrechtelijke rechtspersoon in stand gehouden school; bevoegd gezag : wat betreft: a. een openbare school : de Minister; b. een bijzondere school : het schoolbestuur; Inspecteur : de inspecteur voor het onderwijs, belast met het toezicht op de school; v.w.o. : voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; h.a.v.o : hoger algemeen voortgezet onderwijs; m.a.v.o. : middelbaar algemeen voortgezet onderwijs; E-afdeling : driejarige cursus aan een school voor h.a.v.o., inhoudende de leerstof van het vierde en vijfde leerjaar van het h.a.v.o.; school : een dagschool voor v.w.o., een dagschool voor h.a.v.o. of een dagschool voor m.a.v.o.; klas : een aantal leerlingen dat binnen een bepaald leerjaar gelijktijdig overwegend hetzelfde onderwijs ontvangt; groep : een aantal leerlingen, afkomstig uit een of meer klassen, die in een of meer vakken gelijktijdig onderwijs ontvangen; ouders : ouders, voogden of verzorgers van een minderjarige leerling.
HOOFDSTUK II
Toelating tot de school
§ 1 Toelating in het algemeen
Artikel 2
1. Het bevoegd gezag beslist over de toelating van leerlingen. 2. Het bevoegd gezag kan een toelatingscommissie instellen, die
************************* AB 1999 no. 62 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
de in het eerste lid bedoelde beslissingsbevoegdheid in naam van het bevoegd gezag kan uitoefenen. Het bevoegd gezag legt de bevoegdheden, de omvang en de samenstelling van de toelatingscommissie schriftelijk vast. 3. Een beslissing tot weigering van de toelating als leerling wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan de ouders of aan de meerderjarige leerling meegedeeld. 4. Binnen 14 dagen na de datum van verzending van de in het derde lid bedoelde mededeling, kunnen de ouders of kan de meerderjarige leerling het bevoegd gezag schriftelijk om herziening van de beslissing verzoeken. 5. Het bevoegd gezag neemt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek, na overleg met de Inspecteur en desgewenst andere deskundigen, een beslissing op het verzoek om herziening. Alvorens deze beslissing te nemen, worden de leerling en de ouders gehoord.
Artikel 3
Een leerling, komende van een gelijksoortige school, wordt bij toelating geplaatst in het leerjaar waarin hij op de school waar hij vandaan komt, onderwijs zou hebben mogen volgen.
§ 2 Toelating tot het eerste leerjaar
Artikel 4
1. Tot het eerste leerjaar van een school kan als leerling slechts worden toegelaten degene die het zesde leerjaar van een school voor basisonderwijs met goed gevolg heeft doorlopen. 2. Bij de beslissing over de toelating betrekt het bevoegd gezag in ieder geval het rapport dat ingevolge artikel 20 van de Landsverordening basisonderwijs (AB 1989 no. GT 75) is opgesteld. 3. In bijzondere gevallen kan, na overleg met de Inspecteur, worden afgeweken van het eerste lid. 4. Het bevoegd gezag stelt het hoofd van de school voor basisonderwijs zo spoedig mogelijk in kennis van de beslissing omtrent toelating van de leerlingen van diens school.
Artikel 5
1. De beslissing over de toelating van een leerling tot het eerste leerjaar van een school kan mede gebaseerd worden op het resultaat van een onderzoek naar diens geschiktheid voor het volgen van het onderwijs aan de school waarvoor de toelating wordt gevraagd. Het onderzoek kan bestaan of mede bestaan uit een psychologisch onderzoek. 2. De wijze waarop het onderzoek plaatsvindt, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat het onderzoek op verantwoorde wijze wordt uitgevoerd. 3. Een onderzoek vindt niet plaats zonder toestemming van de ouders. 4. De resultaten van het onderzoek worden bekend gemaakt aan de ouders of aan de meerderjarige leerling.
Artikel 6
1. Jaarlijks voor 1 oktober deelt het bevoegd gezag aan de rector of directeur van een school mede of, en op welke wijze het onderzoek,
2
************************* AB 1999 no. 62 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
bedoeld in artikel 5, eerste lid, zal plaatsvinden. 2. Binnen zes maanden na het toelatingsonderzoek zendt het bevoegd gezag een verslag over het onderzoek aan de Inspecteur.
Artikel 7
1. In afwijking van artikel 4 kan het bevoegd gezag tot het eerste leerjaar van een school voor h.a.v.o. toelaten: a. de leerling die tot het eerste leerjaar van een school voor v.w.o. is toegelaten; b. de leerling die het eerste leerjaar van een school voor m.a.v.o. geheel of gedeeltelijk heeft doorlopen, indien de studieresultaten daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag aanleiding geven. 2. In afwijking van artikel 4 kan het bevoegd gezag tot het eerste leerjaar van een school voor m.a.v.o. toelaten: a. de leerling die tot het eerste leerjaar van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. is toegelaten; b. de leerling die het eerste leerjaar van een school voor lager beroepsonderwijs geheel of gedeeltelijk heeft doorlopen, indien diens studieresultaten daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag aanleiding geven.
§ 3. Toelating tot hogere leerjaren
Artikel 8
1. Tenzij artikel 3 van toepassing is, wordt een leerling niet toegelaten tot een hoger leerjaar dan het eerste, voordat op basis van een door het bevoegd gezag ingesteld onderzoek de gerede verwachting bestaat dat hij het onderwijs in het leerjaar waarvoor hij toelating vraagt, met voldoende resultaat zal kunnen volgen. 2. Op het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is artikel 5 van toepassing.
Artikel 9
1. Bij de beslissing omtrent de toelating van een leerling tot het vierde leerjaar van een school voor h.a.v.o. of tot de E-afdeling kan het onderzoek, bedoeld in artikel 8, eerste lid, achterwege blijven, indien de leerling in het bezit is van het diploma m.a.v.o. of een ander, bij regeling van de Minister aangewezen diploma. 2. Bij de beslissing omtrent de toelating van een leerling tot het vijfde leerjaar van een school voor v.w.o. kan het onderzoek, bedoeld in artikel 8, eerste lid, achterwege blijven, indien de leerling in het bezit is van het diploma h.a.v.o. of een ander, bij regeling van de Minister aangewezen diploma.
HOOFDSTUK III
Bevordering en verwijdering
Artikel 10
1. De beslissing over de bevordering van een leerling wordt door de leraren die hem les geven, gezamenlijk genomen, aan de hand van vooraf schriftelijk vastgelegde bevorderingsnormen. 2. De beslissing wordt schriftelijk bekend gemaakt.
3
************************* AB 1999 no. 62 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
3. Bevordering geschiedt voorwaardelijk of onvoorwaardelijk. 4. Bevordering tot het tweede en het hoogste leerjaar geschiedt slechts onvoorwaardelijk.
Artikel 11
1. De rector of directeur van een school kan beslissen een leerling schriftelijk en met opgave van redenen voor een periode van ten hoogste drie dagen te schorsen. 2. De rector of directeur stelt de leerling en de ouders, het bevoegd gezag en de Inspecteur schriftelijk en met opgave van redenen in kennis van zijn beslissing.
Artikel 12
1. Het bevoegd gezag kan beslissen een leerling definitief van school te verwijderen, nadat de leerling en de ouders daarover zijn gehoord, en na overleg met de Inspecteur. 2. Verwijdering op grond van onvoldoende resultaten geschiedt niet gedurende het leerjaar. 3. De beslissing wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan betrokkene en, indien hij minderjarig is, aan zijn ouders medegedeeld. De Inspecteur ontvangt een afschrift van de beslissing.
Artikel 13
1. Indien de beslissing, bedoeld in artikel 12, eerste lid, een verwijdering van een bijzondere school betreft, kan betrokkene of, indien hij minderjarig is, kunnen zijn ouders binnen 14 dagen na de datum van verzending van de mededeling het bevoegd gezag schriftelijk om herziening van de beslissing verzoeken. 2. Het bevoegd gezag neemt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek, na overleg met de Inspecteur en desgewenst andere deskundigen, een beslissing. Alvorens de beslissing op het verzoek tot herziening te nemen, wordt betrokkene of, indien hij minderjarig is, worden de ouders gehoord.
HOOFDSTUK IV
Inrichting van het onderwijs
§1. Algemene bepalingen
Artikel 14
1. Een les duurt 45 minuten. 2. Het lesrooster telt voor alle leerlingen elk leerjaar minimaal 25 lessen per week, inclusief de studielessen. 3. Een leerling volgt per week ten hoogste 40 lessen, inclusief de studielessen.
§ 2. Lessentabel voor het v.w.o.
Artikel 15
1. De leerlingen van een school voor v.w.o. volgen gedurende een of meerdere jaren van de opleiding in ieder geval lessen in de vakken, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Landsverordening voortgezet
4
************************* AB 1999 no. 62 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
onderwijs (AB 1989 no. GT 103), en in Informatiekunde. 2. Gedurende het vierde, vijfde en zesde leerjaar van de opleiding volgen de leerlingen lessen in respectievelijk ten minste acht, zeven en zes van de eindexamenvakken, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. (AB 1991 no. GT 35). 3. Het bevoegd gezag beslist over het aantal lessen dat wekelijks per vak gevolgd wordt, met inachtneming van de artikelen 14 en 19 en met dien verstande dat per te volgen vak per week per leerjaar ten minste het aantal lessen gevolgd wordt, dat in de onderstaande tabel is aangegeven:
Vakken per week per leerjaar 1 2 3 4 5 6 Nederlandse taal en letterkunde 5 4 4 4 4 3 Spaanse taal en letterkunde 3 3 3 3 3 4 Engelse taal en letterkunde 3 3 3 3 3 3 Franse of Duitse taal en letter- – 4 4 3 3 3 kunde Geschiedenis en staatsinrichting 2 2 2 2 3 4 Aardrijkskunde 2 2 2 2 3 4 Wiskunde 4 4 4 4 – – Wiskunde A – – – – 4 5 Wiskunde B – – – – 4 5 Biologie 2 2 – 2 3 5 Natuurkunde – 2 3 3 4 5 Scheikunde – – 2 3 3 4 Informatiekunde 2 2 2 2 3 3 Economie I – – – – 4 4 Economie II – – – 4 3 5 Maatschappijleer – – – – 2 – Studieles 3 – – – – –
§ 3 Lessentabel voor het h.a.v.o.
Artikel 16
1. De leerlingen van een school voor h.a.v.o., uitgezonderd de E-afdeling, volgen gedurende een of meerdere jaren van de opleiding in ieder geval lessen in de vakken, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103), en in Informatiekunde. 2. De leerlingen volgen in het vierde en vijfde leerjaar van de opleiding lessen in ten minste zes van de eindexamenvakken, bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. (AB 1991 no. GT 35). 3. Het bevoegd gezag beslist over het aantal lessen dat wekelijks per vak gevolgd wordt, met inachtneming van de artikelen 14 en 19 en met dien verstande dat per te volgen vak per week per leerjaar ten minste het aantal lessen gevolgd wordt, dat in de onderstaande tabel is aangegeven:
5
************************* AB 1999 no. 62 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Vakken per week per leerjaar 1 2 3 4 Nederlandse taal en letterkunde 5 4 4 5 5 Spaanse taal en letterkunde 3 3 3 4 4 Engelse taal en letterkunde 3 3 3 4 4 Franse of Duitse taal en letterkunde – 4 4 4 4 Geschiedenis en staatsinrichting 2 2 2 4 4 Aardrijkskunde 2 2 2 4 4 Wiskunde 4 4 4 – – Wiskunde A – – – 5 5 Wiskunde B – – – 5 5 Biologie 2 2 – 4 4 Natuurkunde – 2 3 5 5 Scheikunde – – 2 5 6 Informatiekunde 2 2 2 3 3 Economie – – – 4 4 Handelswetenschappen en recht – – – 6 6 Maatschappijleer – – – 2 – Studieles 3 – – – –
Artikel 17
1. De leerlingen aan de E-afdeling van een school voor h.a.v.o. volgen gedurende de driejarige opleiding lessen in ten minste zes van de eindexamenvakken, bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o, m.a.v.o. (AB 1991 no. GT 35) en in Informatiekunde. 2. Het bevoegd gezag beslist over het aantal lessen dat wekelijks per vak gevolgd wordt, met inachtneming van de artikelen 14 en 19 en met dien verstande dat per te volgen vak per week per leerjaar ten minste het aantal lessen gevolgd wordt, dat in de onderstaande tabel is aangegeven:
Vakken per week per leerjaar 1 2 3 Nederlandse taal letterkunde 5 4 5 Spaanse taal en letterkunde 3 3 3 Engelse taal en letterkunde 3 3 3 Geschiedenis en staatsinrichting 3 3 3 Aardrijkskunde 3 3 3 Wiskunde A 4 4 4 Wiskunde B 4 4 4 Biologie 2 2 2 Natuurkunde 4 4 4 Scheikunde 4 4 4 Informatiekunde 2 2 2 Economie 3 3 3 Handelswetenschappen en recht 3 5 5 Maatschappijleer 1 1 – Studieles 1 – –
§ 4 Lessentabel voor het m.a.v.o.
Artikel 18
1. De leerlingen van een school voor m.a.v.o. volgen gedurende een of meerdere jaren van de opleiding in ieder geval lessen in de
6
************************* AB 1999 no. 62 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
vakken, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103), en in Informatiekunde. 2. De leerlingen van het vierde leerjaar volgen lessen in ten minste zes van de eindexamenvakken, bedoeld in artikel 4, onderdeel c, van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o, m.a.v.o. (AB 1991 no. GT 35). 3. Het bevoegd gezag beslist over het aantal lessen dat wekelijks per vak gevolgd wordt, met inachtneming van de artikelen 14 en 19 en met dien verstande dat per te volgen vak ten minste het aantal lessen gevolgd wordt, dat in de onderstaande tabel is aangegeven:
Vakken per week per leerjaar 1 2 3 4 Nederlandse taal 5 4 4 5 Spaanse taal 3 4 4 4 Engelse taal 3 4 4 4 Geschiedenis en staatsinrichting 2 2 2 4 Aardrijkskunde 2 2 2 5 Wiskunde 4 4 3 6 Biologie 2 2 2 4 Natuurkunde – 2 2 5 Scheikunde – – 2 4 Informatiekunde 2 2 2 4 Handelswetenschappen en recht – 3 3 6 Maatschappijleer – – 1 1 Studieles 1 – – –
§ 5 Lichamelijke opvoeding, expressievakken en keuzevakken
Artikel 19
1. Naast de lessen, bedoeld in de artikelen 15 tot en met 18, volgen de leerlingen gedurende elk leerjaar van de opleiding wekelijks ten minste twee lessen in het vak Lichamelijke opvoeding en ten minste twee lessen in expressievakken. 2. De leerlingen van een bijzondere school kunnen naast de lessen, bedoeld in de artikelen 15 tot en met 18, gedurende elk leerjaar van de opleiding wekelijks één les volgen in het vak Godsdienst.
Artikel 20
Naast de lessen in de vakken, bedoeld in de artikelen 15 tot en met 19, kunnen de leerlingen van een school lessen volgen in keuzevakken, mits deze lessen door de school worden aangeboden.
HOOFDSTUK V
Splitsing en samenvoeging van klassen en vorming van groepen
Artikel 21
1. Het bevoegd gezag kan klassen splitsen en samenvoegen en groepen vormen, mits het totale aantal leraarlessen niet groter wordt dan de uitkomst van de formule 32n + a + p + g, en het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen ten minste 18 bedraagt. Onder het totale aantal leerlinglessen wordt
7
************************* AB 1999 no. 62 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
verstaan de som van de aantallen lessen en studielessen, die iedere leerling volgens het lesrooster wekelijks volgt. Onder het totale aantal leraarlessen wordt verstaan de som van de aantallen lessen en studielessen, die iedere leraar volgens het lesrooster wekelijks geeft. 2. In de formule 32n + a + p + g stellen voor: n: het aantal klassen van de school, te berekenen op de wijze zoals in artikel 22 aangegeven; a: het tweevoud van het aantal klassen van het eerste leerjaar, berekend volgens artikel 22; p: voor een school voor v.w.o. : 32 voor een school voor h.a.v.o., uitgezonderd de E-afdeling : 24 voor de E-afdeling : 36 voor een school voor m.a.v.o. : 16; g: het aantal klassen of groepen van een school waaraan godsdienstonderwijs wordt gegeven. 3. De Minister kan in bijzondere gevallen de waarde van p op een lager getal vaststellen.
Artikel 22
1. Het aantal klassen van een school wordt voor de bepaling van de waarde van n berekend door de som te bepalen van de naar boven op gehele getallen afgeronde quotiënten die worden verkregen door het leerlingenaantal van elk leerjaar van die school te delen door 30. Als leerlingenaantal geldt het gemiddelde van het aantal leerlingen dat op 1 augustus en op 1 juni daaraanvoorafgaand was ingeschreven bij de school. 2. Indien de afmetingen van de lokalen in het gebouw waarin de school is gehuisvest het naar de mening van de Minister noodzakelijk maken meer klassen of groepen te vormen dan op grond van het eerste lid zouden worden gevormd, verhoogt de Minister het aantal leraarlessen dat is berekend met een door hem te bepalen aantal. In dat geval bepaalt de Minister tevens boven welk getal het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen moet liggen. 3. Geen klas of groep telt meer dan 30 leerlingen.
Artikel 23
1. Indien het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen groter is dan 24, worden boven de uitkomst van de formule van artikel 21, eerste lid, zoveel leraarlessen ter beschikking gesteld, dat het quotiënt de waarde krijgt van 24. 2. Het eerste lid blijft buiten toepassing, zolang de school niet alle leerjaren omvat.
Artikel 24
Indien een school voor v.w.o. en een school voor h.a.v.o. als één school samenwerken, worden deze voor de toepassing van de artikelen 21 tot en met 23 aangemerkt als één school, met dien verstande dat: a. de leerjaren die deze scholen niet gemeenschappelijk hebben, voor de berekening van het aantal klassen worden aangemerkt als leerjaren van zelfstandige scholen; b. indien twee of meer van deze scholen behalve eerste leerjaren ook tweede of derde leerjaren gemeenschappelijk hebben, de waarde van a wordt vermeerderd met het getal dat gelijk is aan tweemaal het aantal
8
************************* AB 1999 no. 62 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
klassen van de gemeenschappelijke tweede of derde leerjaren; c. de waarde van p gesteld wordt op de som van de getallen, in artikel 21, tweede lid, als p gesteld voor ieder van de desbetreffende scholen.
HOOFDSTUK VI
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 25
Totdat met ingang van 1 augustus 2002 het vak Informatiekunde op iedere school in alle leerjaren zal zijn ingevoerd, gelden de in de artikelen 15 tot en met 18 voor dat vak aangegeven aantallen lesuren: a. tot 1 augustus 2000 voor het eerste tot en met het derde leerjaar; b. met ingang van 1 augustus 2000 voor het eerste tot en met het vierde leerjaar; c. voor zover van toepassing, met ingang van 1 augustus 2001 voor het eerste tot en met het vijfde leerjaar.
Artikel 26
1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn plaatsing en werkt terug tot en met 1 augustus 1999. 2. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.

Landsbesluit landsexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. AB 2002 no. 91

*************************

AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014

************************* ==================================================================== 

Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 57, eerste en vierde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (AB 1989 no. GT 103) 

Citeertitel: Landsbesluit landsexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. 

Vindplaats : AB 2002 no. 91 

Wijzigingen: Geen 

DOWNLOAD PDF

====================================================================

Please enter desired keyword in box bellow and press enter/backspace

 

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Dit landsbesluit verstaat onder: Minister : de minister, belast met de zorg voor het onderwijs; Directeur : de directeur van de Directie Onderwijs; V.W.O. : voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; h.a.v.o. : hoger algemeen voortgezet onderwijs; m.a.v.o. : middelbaar algemeen voortgezet onderwijs; landsexamen : een examen, afgelegd in zes vakken als bedoeld in een van de artikelen 6 tot en met 8, ter verkrijging van een diploma voor respectievelijk v.w.o., h.a.v.o. of m.a.v.o.; deellandsexamen : een op zichzelf staand examen in één van de examenvakken, genoemd in artikel 5, ter verkrijging van een certificaat als bedoeld in artikel 28; examen : een lands- of deellandsexamen; kandidaat : degene die is toegelaten tot een lands- of deellandsexamen; landsexamencommissie : een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid; voorzitter : de voorzitter van de landsexamencommissie; secretaris : de secretaris van de landsexamencommissie; inspecteur : de inspecteur, belast met het toezicht op het examen; bewijs van kennis : een bewijs als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. (AB 1991 no. GT 35).
Artikel 2
1. Er is een landsexamencommissie, belast met het afnemen van landsexamens. De voorzitter, secretaris en overige leden van de landsexamencommissie worden door de Minister benoemd. 2. Jaarlijks wordt door de Minister gelegenheid gegeven tot het afleggen van een landsexamen of een of meerdere deellandsexamens op v.w.o., h.a.v.o.- en m.a.v.o.-niveau.
Artikel 3
1. De Directeur maakt jaarlijks vóór 1 oktober door middel van
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
het plaatsen van een advertentie bekend, voor welk tijdstip, bij wie en op welke wijze degenen die aan een examen wensen deel te nemen, zich dienen aan te melden. 2. Om deel te kunnen nemen aan een examen is door degene die aan het examen wenst deel te nemen, aan het Land een examengeld verschuldigd. Het examengeld bedraagt: een basisbedrag per examen van Afl. 55,- vermeerderd met een bedrag voor examinering in één vak van Afl. 55,- en voor ieder extra vak een bedrag van Afl. 30,- per vak. 3. De in het eerste lid bedoelde advertentie wordt geplaatst in ten minste twee Papiamentstalige kranten en één Nederlandstalige, in Aruba verschijnende krant.
Artikel 4
Tot een examen wordt toegelaten degene: a. die zich tijdig, op de juiste wijze en bij de juiste instantie heeft aangemeld, en b. die tijdig het verschuldigde examengeld volledig heeft voldaan, en c. die op 1 april van het jaar waarin het examen wordt afgelegd, een leeftijd heeft bereikt van: 1°. voor m. a.v.o. – kandidaten: 17 jaar of ouder; 2°. voor h.a.v.o. – kandidaten: 18 jaar of ouder; 3°. voor v.w.o. – kandidaten: 19 jaar of ouder.
HOOFDSTUK II
Examenvakken en -programma
Artikel 5
1. De examenvakken zijn: a. voor het examen v.w.o.: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Latijnse taal en letterkunde, Griekse taal en letterkunde, Papiamentse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde A, wiskunde B, natuurkunde, scheikunde 2 biologie, economische wetenschappen 1 en recht, economische wetenschappen 11 en recht, informatiekunde; b. voor het examen h.a.v.o.: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Papiamentse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, economie, handelswetenschappen en recht, informatiekunde; c. voor het examen mavo.: Nederlandse taal, Engelse taal, Spaanse taal, Franse taal, Duitse taal, Papiamentse taal, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, handelskennis, informatiekunde. 2. De Minister kan op een daartoe strekkend verzoek van een kandidaat toestaan dat deze examen aflegt in een of meer andere vakken dan die, genoemd in het eerste lid.
2
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
Artikel 6
Het landsexamen v.w.o. omvat twee der navolgende vakken: – Nederlandse taal en letterkunde – Engelse taal en letterkunde – Spaanse taal en letterkunde – Franse taal en letterkunde – Duitse taal en letterkunde en vier andere vakken, genoemd in artikel 5, onderdeel a, ter keuze van de kandidaat.
Artikel 7
Het landsexamen h.a.v.o. omvat twee der vakken: – Nederlandse taal en letterkunde – Engelse taal en letterkunde – Spaanse taal en letterkunde – Franse taal en letterkunde – Duitse taal en letterkunde en vier andere vakken, genoemd in artikel 5, onderdeel b, ter keuze van de kandidaat.
Artikel 8
Het landsexamen mavo. omvat twee der vakken: – Nederlandse taal – Engelse taal – Spaanse taal – Franse taal – Duitse taal en vier andere vakken, genoemd in artikel 5, onderdeel c, ter keuze van de kandidaat.
Artikel 9
1. Het examen bestaat uit een mondeling en een schriftelijk gedeelte. 2. De Minister stelt het examenprogramma voor een vak vast. Dit programma bevat de omschrijving van de examenstof voor ieder vak en de verdeling van deze stof over het mondelinge en het schriftelijke gedeelte. 3. Het examenprogramma komt overeen met het examenprogramma van de eindexamens van de dagscholen voor respectievelijk v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o.
HOOFDSTUK III
Regeling van de examens
§ 1. Procedureregels
Artikel 10
1. Aan de kandidaat die deelneemt aan het landsexamen wordt, op zijn verzoek, vrijstelling verleend voor ieder vak waarvoor hij een bewijs van kennis kan overleggen, of waarvoor hij door middel van een cijferlijst kan aantonen dat hij voor een eerder afgelegd eindexamen aan een school in de zin van het Landsbesluit eindexamens dagscholen
3
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. in dat vak het cijfer 7 of meer heeft behaald. 2. Aan de kandidaat die deelneemt aan een examen wordt, op zijn verzoek, een certificaat als bedoeld in artikel 28, uitgereikt voor ieder vak waarvoor hij door middel van een cijferlijst kan aantonen dat hij voor een eerder afgelegd examen in dat vak het cijfer 6 of meer heeft behaald.
Artikel 11
Kandidaten die aan een examen deelnemen, legitimeren zich op verzoek van de examinatoren of toezichthouders.
§ 2. Het schriftelijke examen
Artikel 12
1. De Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 3 1 juli de data en tijdstippen vast, waarop in de daaropvolgende periode van 1 augustus tot en met 31 juli de schriftelijke examens zullen worden afgenomen, en deelt deze mede aan de voorzitter. De vaststelling geschiedt in hetzelfde tijdvak en op dezelfde tijdstippen van de overeenkomstige eindexamens voor de dagscholen. 2. De voorzitter draagt zorg dat de in het eerste lid genoemde informatie, alsmede de voorschriften voor het examen, de hulpmiddelen die daarbij mogen worden gebruikt, het rooster en de plaats waar het examen wordt afgenomen, uiterlijk 30 dagen voor aanvang van de examens aan elke kandidaat worden meegedeeld.
Artikel 13
1. Aan de kandidaten worden dezelfde eindexamenopgaven voorgelegd, als in dat jaar door de dagscholen voor v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. worden gebruikt. 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter toepassing van het eerste lid niet mogelijk is of op ernstige bezwaren stuit, kunnen aan de kandidaten andere examenopgaven worden voorgelegd. Deze opgaven worden vastgesteld door de landsexamencommissie en zijn inhoudelijk van hetzelfde niveau als de eindexamenopgaven van de overeenkomstige dagscholen.
Artikel 14
1. De Directeur draagt zorg voor het drukken van de examenopgaven. 2. De Directeur zendt de examenopgaven aan de voorzitter, waarbij op de enveloppen wordt aangegeven het vak en het onderdeel van het vak waarop de inhoud betrekking heeft, de datum en het tijdstip waarop de opgaven aan de kandidaten moeten worden voorgelegd, de tijd die voor het werk beschikbaar is, alsmede het aantal ingesloten exemplaren. 3. De voorzitter draagt zorg dat de in het tweede lid genoemde enveloppen in ongeopende staat worden bewaard tot het moment waarop het examen wordt afgelegd.
Artikel 15
1. Bij het afnemen van het schriftelijke examen zijn ten minste twee toezichthouders aanwezig. Een van de toezichthouders leest de
4
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
aanwijzingen voor, die op de enveloppe met examenopgaven staan, en opent deze, waarna de opgaven worden uitgedeeld onder de kandidaten. 2. De toezichthouders maken van het verloop van het examen een verslag op.
Artikel 16
1. Een kandidaat die te laat komt, wordt uiterlijk tot een half uur na aanvang van het examen door de voorzitter tot het examenlokaal toegelaten. Hij levert zijn werk in uiterlijk op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt. 2. De kandidaten mogen vóór afloop van het examen het examenlokaal verlaten, echter niet binnen één uur na aanvang van dat examen.
Artikel 17
1. Vóór de aanvang van het schriftelijke examen wordt door de toezichthouders aan de kandidaten herhaald, welke voorschriften gelden ten aanzien van het examen, en welke hulpmiddelen daarbij mogen worden gebruikt. 2. Omtrent de opgaven worden geen mededelingen of inlichtingen van welke aard of door wie ook aan de kandidaten verstrekt. 3. Gedurende het examen is het de kandidaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van een toezichthouder uit het examenlokaal te verwijderen. 4. De voorzitter kan toestaan dat een lichamelijk gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden die de lichamelijke gesteldheid van de kandidaat biedt. In dat geval bepaalt de voorzitter, zo nodig met afwijking van artikel 16, de wijze waarop het examen zal worden afgelegd.
§ 3. Het mondeling examen
Artikel 18
1. De voorzitter stelt jaarlijks de data, tijdstippen en plaats van de mondelinge examens vast. Het mondelinge examen in een vak kan worden afgenomen vóór het schriftelijke examen in dat vak. 2. Elke kandidaat die een mondeling examen aflegt, wordt afzonderlijk geëxamineerd door een lid van de landsexamencommissie in aanwezigheid van een ander lid. Een van hen maakt een verslag van het verloop van het examen. 3. Het mondelinge examen is inhoudelijk van hetzelfde niveau als de schoolonderzoeken bij een overeenkomstige school in de zin van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. 4. Artikel 17, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op het mondelinge examen.
Artikel 19
De Minister kan bepalen dat, in afwijking van artikel 9, eerste lid, in één of meer vakken alleen een mondeling examen zal worden afgenomen. Daarbij kan hij vaststellen dat bij het afnemen van dit mondelinge examen voorschriften gelden, die afwijken van die van dit landsbesluit.
5
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK IV
Artikel 20
1. Binnen drie werkdagen na de datum waarop de uitslag van het examen aan de kandidaat is bekendgemaakt, kan de kandidaat, en, indien deze minderjarig is, ook diens ouder, voogd of verzorger, die twijfelt aan de juistheid van de uitslag van het mondelinge examen, bij de voorzitter schriftelijk bezwaar aantekenen tegen de uitslag. 2. Alvorens een beslissing te nemen op het bezwaarschrift, hoort de voorzitter de betrokkene en, indien deze minderjarig is, ook diens ouder, voogd of verzorger. 3. De beslissing op het bezwaarschrift wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 7 dagen na dagtekening van het bezwaarschrift, medegedeeld aan de indiener. De voorzitter stelt zo nodig vast of en op welke wijze er een nieuw examen zal worden afgenomen. 4. Een kandidaat, en, indien deze minderjarig is, ook diens ouder, voogd of verzorger, kan aan de inspecteur verzoeken een beslissing van de voorzitter te herzien. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk binnen 3 dagen nadat de beslissing ter kennis van de kandidaat is gebracht bij de inspecteur ingediend. De inspecteur stelt een onderzoek in en stelt zonodig vast of en op welke wijze examen zal worden afgenomen.
HOOFDSTUK V
Verhindering van deelname en bedrog
Artikel 21
1. Ingeval een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de voorzitter, is verhinderd aan een examen deel te nemen, geeft de voorzitter hem op een later tijdstip, echter uiterlijk vóór 31 december van datzelfde jaar, de gelegenheid om alsnog in het desbetreffende vak te worden geëxamineerd. 2. Bij deze examinering op een later tijdstip zijn de artikelen 13 tot en met 17, en artikel, 18, tweede en derde lid, van toepassing.
Artikel 22
1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het examen aan enig bedrog heeft schuldig gemaakt en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, ontzegt de voorzitter hem de deelneming of de verdere deelneming aan het examen. Indien een kandidaat in enig ander opzicht in strijd met de voorschriften heeft gehandeld en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter hem de deelneming of de verdere deelneming aan het examen ontzeggen. 2. Indien het bedrog eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, onthoudt de voorzitter de kandidaat het diploma of certificaat. Indien enige andere onregelmatigheid eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter de kandidaat het diploma of certificaat onthouden. 3. Van enig bedrog of enige onregelmatigheid, bedoeld in het eerste en tweede lid, doet de voorzitter onmiddellijk mededeling aan de inspecteur. 4. Indien de voorzitter toepassing geeft aan het eerste of tweede lid, wijst hij de kandidaat op het bepaalde in het vijfde lid. 5. De kandidaat kan aan de inspecteur verzoeken een beslissing
6
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
van de voorzitter te herzien. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk binnen drie dagen nadat de beslissing ter kennis van de kandidaat is gebracht, bij de inspecteur ingediend. De inspecteur stelt een onderzoek in, beslist op het verzoek en stelt zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen af te leggen in het vak of de vakken waarvan hij de zitting niet heeft meegemaakt.
HOOFDSTUK V
Beoordeling en uitslag
Artikel 23
1. De beoordeling van elk van de examenvakken wordt uitgedrukt door een eindcijfer. Daartoe staan ter beschikking de getallen 1 tot en met 10, waaraan de volgende betekenis toekomt:
1 = zeer slecht 6 = voldoende 2 = slecht 7 = ruim voldoende 3 = zeer onvoldoende 8 = goed 4 = onvoldoende 9 = zeer goed 5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend
2. Het eindcijfer voor een vak is het gemiddelde van de cijfers voor het mondelinge en het schriftelijke examen. Is dit gemiddelde geen geheel getal, dan wordt dit getal afgerond naar het dichtstbijgelegen gehele getal, waarbij halven naar boven worden afgerond tot gehele getallen.
Artikel 24
1. Direct na afloop van het mondelinge examen wordt het cijfer daarvoor vastgesteld door de bij het examen aanwezige examinatoren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van één van de getallen 1 tot en met 10 met één decimaal, waarbij aan de gehele getallen de betekenis toekomt als aangegeven in artikel 23, eerste lid. 2. Ingeval de examinatoren niet tot overeenstemming komen, is het cijfer gelijk aan het gemiddelde van de beoordelingen door ieder van hen. Is dit gemiddelde cijfer een getal met twee decimalen, dan wordt dit getal afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 verhoogd wordt indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is. 3. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een cijfer dat tevens eindcijfer is, wordt het cijfer vastgesteld op het gemiddelde van de beoordelingen van ieder van de examinatoren, waarbij afronding van het cijfer plaatsvindt overeenkomstig artikel 23, tweede lid, tweede volzin.
Artikel 25
1. Voor het schriftelijke examen in een vak stellen de examinatoren in onderling overleg het cijfer vast. Hierbij wordt gebruik gemaakt van één van de getallen 1 tot en met 10 met één decimaal, waarbij aan de gehele getallen de betekenis toekomt als aangegeven in artikel 23, eerste lid. 2. Indien de opgaven gedeeltelijk uit open vragen en gedeeltelijk uit meerkeuzevragen bestaan, wordt voor elk van deze onderdelen afzonderlijk
7
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
een cijfer vastgesteld, overeenkomstig het eerste lid. Het cijfer voor het examen is het gemiddelde van de cijfers, behaald voor de open en meerkeuzevragen. Artikel 24, tweede lid, tweede volzin is van toepassing. 3. De bepaling van het cijfer, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt zo nodig plaats met toepassing van artikel 24, tweede en derde lid.
Artikel 26
1. De kandidaat die een landsexamen heeft afgelegd, is geslaagd, indien hij: a. voor elk examenvak een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer; b. voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer; c. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5, dan wel voor één van zijn examenvakken een eindcijfer 4 heeft behaald, en voor zijn overige examenvakken een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer, waarbij het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt. 2. De kandidaat die een deellandsexamen heeft afgelegd is geslaagd, indien hij voor het desbetreffende vak een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer.
Artikel 27
1. De uitslag van de examens wordt vastgesteld door de landsexamencommissie conform de artikelen 23 tot en met 26. 2. Zodra de uitslag is vastgesteld, deelt de voorzitter deze, samen met de eindcijfers, schriftelijk aan iedere kandidaat mee.
HOOFDSTUK VI
Certificaten, diploma’s en cijferlijsten
Artikel 28
Een certificaat dat het vak vermeldt, waarin de kandidaat is geëxamineerd, met het voor dit vak behaalde eindcijfer wordt uitgereikt aan: a. degene die voor een deellandsexamen is geslaagd, tenzij hem op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, terstond een diploma wordt uitgereikt, b degene die voor het landsexamen is afgewezen, met dien verstande dat slechts een certificaat wordt verstrekt voor die vakken waarin ten minste het eindcijfer 6,0 is behaald.
Artikel 29
1. Een diploma dat de vakken vermeldt, waarin de kandidaat is geëxamineerd, wordt uitgereikt aan degene die voor het landsexamen is geslaagd. 2. Een diploma dat de vakken vermeldt waarin de kandidaat is geëxamineerd, en waarop vermeld wordt, voor welke vakken een vrijstelling is verleend, wordt afgegeven aan degene die: a. geslaagd is voor een of meer deellandsexamens, en die voor de andere vakken die samen met de vakken waarin hij met goed gevolg deellandsexamen heeft afgelegd, het landsexamen vormen, een vrijstelling
8
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
als bedoeld in artikel 11, eerste lid, heeft verkregen; b. voor alle vakken die samen het landsexamen vormen, certificaten kan overleggen, als bedoeld in artikel 11, tweede lid. 3. Aan de kandidaat die geslaagd is voor een deellandsexamen, afgelegd in de vorm van een aanvullend examen als bedoeld in artikel 54, eerste lid, van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o., wordt een diploma uitgereikt, waarop vermeld staat: a. het vak waarin de betrokkene is geëxamineerd en het eindcijfer hiervoor, b. de cijfers voor het schriftelijk en mondeling examen; c. de uitslag en datum van het examen. 4. Voor de toepassing van dit artikel worden met certificaten als bedoeld in dit landsbesluit, gelijkgesteld certificaten als bedoeld in artikel 39 van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.
Artikel 30
1. Aan elke kandidaat wordt een cijferlijst verstrekt, waarop zowel de cijfers voor het schriftelijke en mondelinge examen als de eindcijfers voor de door hem afgelegde examenvakken zijn vermeld, alsmede de uitslag en de datum van het afgelegde examen. 2. De cijferlijsten, diploma’s en certificaten worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris. 3. De modellen van de cijferlijsten, diploma’s en certificaten worden vastgesteld door de Minister.
HOOFDSTUK VII
Gegevensverstrekking aan de Directeur
Artikel 31
1. De voorzitter zendt binnen een week na de uitslag van de examens aan de Directeur een door hem en de secretaris ondertekende lijst van kandidaten die tot een herkansing zijn toegelaten, onder vermelding van de vakken waarin de kandidaten zullen worden geëxamineerd. 2. Het model van de in het eerste lid bedoelde lijst wordt door de Directeur vastgesteld.
Artikel 32
1. De voor een examen verkregen cijfers en het eindcijfer van het examenvak worden door de examinatoren ingevuld op de lijst van cijfers, die door de Directeur wordt verstrekt. De exarrünatoren ondertekenen deze lijst. 2. De voorzitter zendt binnen een week na de uitslag van de examens een ingevuld en door hem en de secretaris ondertekend exemplaar van een verzamellijst van alle cijfers aan de Directeur. 3. Het model van de in het tweede lid bedoelde verzamellijst wordt door de Directeur vastgesteld. Op deze lijst worden tevens statistische gegevens inzake de uitslag verstrekt, in een door de Directeur te bepalen vorm.
9
************************* AB 2002 no. 91 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 10 januari 2014 ************************* ====================================================================
HOOFDSTUK VIII
Herkansingen
Artikel 33
1. De kandidaat die in aanmerking wil komen voor een herkansing, dient hiertoe vóór een door de voorzitter te bepalen dag en tijdstip een schriftelijk verzoek in bij de voorzitter. 2. Herkansing kan slechts worden afgelegd in één vak en blijft beperkt tot het schriftelijke examen. 3. Bij het afleggen van een herkansing zijn de artikelen 10 en 12 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34
1. De beoordeling van de herkansing geschiedt overeenkomstig artikel 25. 2. Na afloop van de herkansing worden het eindcijfer en de uitslag definitief vastgesteld met toepassing van artikel 23, waarbij het hoogste behaalde cijfer geldt als het definitieve eindcijfer. 3. De kandidaat die een herkansing heeft afgelegd, is geslaagd, indien zijn eindcijfers na deze herkansing alsnog voldoen aan de voorwaarden, gesteld in artikel 26, eerste of tweede lid.
HOOFDSTUK IX
Slotbepalingen
Artikel 35
1. Het schriftelijke werk, de verslagen van de mondelinge examens en de cijferlijsten van de kandidaten worden tot 1 april van het jaar, volgend op de examens, bewaard door de voorzitter, en liggen tot die datum ter inzage voor de kandidaten. 2. De voorzitter draagt zorg dat de verzamellijst van cijfers, genoemd in artikel 32, tweede lid, alsmede een volledig stel van de gebruikte opgaven van het schriftelijke examen, worden bewaard door het archief van de landsexamencommissie.
Artikel 36
Er worden geen duplicaten van diploma’s of certificaten verstrekt.
Artikel 37
1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba en werkt terug tot en met 1 januari 1986. 2. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit landsexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.